Op donderdag 13 april jongstleden organiseerden de Universiteit van Leiden en de provincies Brabant en Zuid-Holland in Den Haag een grote bijeenkomst over Financieren in Netwerken. Eén van de onderwerpen was ‘meten is weten: (maatschappelijke) impact van het netwerk’. Dat leek me wel wat, dus ik naar Den Haag.
En zoals me wel vaker overkomt met congressen… dat viel wat tegen. In de inleiding viel nog iets te lezen over crowdfunding en werd gerept over ‘social impact bonds’, maar dat was het wel weer…
Wat me eigenlijk het meest opviel was het feit dat de sprekers bijna zonder uitzondering ‘netwerken’ definieerden als interne overheidsnetwerken. Waar ik nog dacht dat netwerken gaan over het samenwerken met andere partijen - bijvoorbeeld met doelgroepen, uitvoerende organisaties, bedrijven, financiers als banken en fondsen - ging het toch vooral over netwerken binnen het systeem van de overheid en de overheidsdiensten.
Hoe je dan kunt komen tot het meten van impact? Dan vervalt het al weer vrij snel in vage algemeenheden. Een workshop-spreekster over impact had het vooral over participatie en sociale cohesie als indicatoren van resultaat. Dan weet je al hoe laat het is. Niks nieuws dus; sterker nog: drie stappen terug.
De tweede workshop-spreekster had het over een door de provincie (Eenheid Audit en Advies) zelf ontwikkeld instrument: de Netwerkvitaliteitsmeter. Om de netwerkopbrengsten te kunnen meten. Maar eigenlijk meer: het functioneren van het netwerk te meten aan de hand van allerhande relevante zaken als netwerkkwaliteit, vertrouwen, verbinden, daadkracht en ambitie, leidend tot innovatie, netwerk-versterking, duurzaamheid…. En daarmee kun je dan besluiten ‘het netwerk te laten voortbestaan in zijn huidige vorm (…), de samenwerking anders te structureren (…), een verandering in de inzet in een netwerk aan te brengen of de deelname aan het netwerk te beëindigen’. Alles keurig samengebracht is een keurig spinnenwebmodel.
De workshop over ‘Maatschappelijk Aanbesteden of subsidie?’ ging uiteindelijk alleen over aanbesteden, met de overheid als opdrachtgever. Want dat was en blijft altijd het uitgangspunt: de overheid als opdrachtgever. Ik probeerde nog te vragen hoe dat dan zit in netwerken, waarbij de overheid een partner is en geen opdrachtgever. Zoals bij social impact bonds. Maar daar had de professor geen weet van. ‘Dat zal een uitzondering zijn.’ Jammer, ook hier dus geen financieren in netwerken.
Zucht… heb ik dat weer. Een hele middag vaagheid zonder impact. Algemene kreten en proceskwaliteiten van allemaal heel goed bedoelende mensen. Een paar honderd overheidsmensen en wat verdwaalde adviseurs die de hele middag op kosten van de belastingbetaler aan het lunchen en borrelen zijn.
En waar ging het ook al weer over? Financieren in Netwerken. Noch over financieren, noch over het betrekken van anderen daarbij, heb ik iets zinnigs gehoord.
Aan het eind van de plenaire bijeenkomst vroeg iemand in de zaal: ‘Spreekt u wel eens met burgers?’. Met enige aarzeling kreeg hij als antwoord: ‘Uh… ja… heel af en toe spreken we ook wel eens met burgers… uh…’ En dat vatte het navelstaren van de overheid - in dit geval de provincie met een universiteit - weer prachtig samen.
(Social) Impact