De inzet van private middelen voor het welzijn van anderen lijkt op het eerste gezicht een onbaatzuchtige activiteit waarvoor niets dan waardering en respect kan worden opgebracht. Toch gaat er in het land van goed doen geen dag voorbij zonder een controverse, verhit debat of moddergevecht.
Neem de aankondiging van Mark Zuckerberg en Priscilla Chan om 99 procent van hun Facebook-aandelen - momenteel zo'n $ 45 miljard waard - in hun eigen charitatieve organisatie onder te brengen. Deze ogenschijnlijk altruïstische daad kon niet alleen op waardering rekenen, maar maakte ook veel kritiek los. De bezwaren hekelden vooral de voorwaarden die nodig zijn om überhaupt zo een daad te stellen. Van de inrichting van het belastingstelsel tot een economisch systeem waarin de welvaartsverdeling dusdanig is georganiseerd dat twee mensen meer bezitten dan een land met een middelgrote economie.
Een ander voorbeeld van een discussiepunt dat regelmatig terugkomt is de toepassing van methoden en technieken uit het zakenleven. De filantropiesector splitst zich in twee kampen: een deel vindt het vanzelfsprekend dat zoiets als impactmeting moet worden toegepast op goede doelenprojecten. Tegenstanders werpen op dat niet alles te meten is en dat impact-denken alle perverse prikkels van het for-profitdenken introduceert.
Verborgen aannamen
Het boek van Beer is interessant, omdat het de onderliggende ideologische stelsels die in zulke discussies impliciet meespelen naar de oppervlakte brengt. Hij beschrijft de ontwikkeling van het gedachtegoed van charitas door de geschiedenis heen. Daarmee legt hij een aantal fundamentele aannamen bloot dat aan de huidige filantropie ten grondslag ligt. Aannamen die tegenwoordig zo ingebakken zijn, dat wij ze nauwelijks nog op hun merites bevragen. Door deze onderliggende aannamen expliciet te maken, brengt hij verheldering in hedendaagse discussies.
Eigen waardesysteem
Filantropie is een instrument om maatschappelijke verandering te bewerkstelligen, stelt Beer. Het is geen onversneden altruïsme, maar een hamer die mens en samenleving hervormt tot het ideaalbeeld van de filantroop. Beer neemt aanstoot aan het maakbaarheidsdenken dat hieraan ten grondslag ligt en stelt daar zijn eigen waardesysteem tegenover. Zijn ethisch waardebesef is geworteld in conservatisme en katholicisme. In het boek is daar geen ontsnappen aan: Beer wentelt zich in de romantiek van small town America en de protestanten krijgen er danig van langs.
Toch is het zeker de moeite waard zijn vooringenomenheid voor kennisgeving aan te nemen, even te parkeren en hem te volgen in zijn vlijmscherpe ontleding van de moderne filantropie. Want ook als je het niet met hem eens bent, biedt zijn analyse van filantropie als machtsmiddel een welkome verdieping van het begrip van het veld.
Filantropie: product van de moderne tijd
Beer gaat te werk door filantropie te onderscheiden van charitas, in Nederland ook wel aangeduid met 'liefdadigheid'. Die is al millennia oud en komt volgens Beer voort uit de joods-christelijke traditie. Filantropie is in vergelijking een jonkie, een product van de moderne tijd. Beide zijn getekend door de tijdgeest waarin ze zijn ontstaan. De moderne tijd, waarin rationalisering en kapitalisme hun opmars maken, omarmt progressiedenken: de idee dat de mens en de samenleving maakbaar zijn en geperfectioneerd kunnen worden. Dit contrasteert volgens de auteur met het vroege joods-christelijke wereldbeeld waarin de status quo op de door God geschapen aarde wordt geaccepteerd.
Dit leidt tot drie wezenlijke verschillen tussen liefdadigheid en filantropie, zegt Beer.
Persoonlijk versus abstract
Ten eerste, liefdadigheid gaat om geven aan naasten. Aan familie, bekenden of mensen uit de eigen gemeenschap. Filantropie, het kind van humanisme en rationalisme, is veel abstracter in het formuleren van de doelgroep. Filantropische activiteiten moeten de mensheid ten goede komen.
Met een citaat uit Deuteronomium 15 toont Beer het gemeenschapsdenken van liefdadigheid: 'Wanneer er onder u een arme zal zijn, een uit uw broederen, in een uwer poorten, in uw land, dat de HEERE, uw God, u geven zal, zo zult gij uw hart niet verstijven, noch uw hand toesluiten voor uw broeder, die arm is. Maar gij zult hem uw hand mildelijk opendoen, en zult hem rijkelijk lenen, genoeg voor zijn gebrek, dat hem ontbreekt.' (Deut. 15:7-8) Vertaling: Statenvertaling.
