De principiële kant van de zaak

Afgezien van het feit dat onderzoeken naar meetbare resultaten altijd wel de gewenste resultaten kunnen oplepelen, is het fundamenteel onjuist om het belang van het fiscale regime van filantropie niet als principe te willen zien. Het politiek filosofische uitgangspunt, dat de overheid geen monopolie op het algemeen nut heeft, is een conceptuele basis voor het defiscaliseren van filantropische geldstromen. Juist de keuzevrijheid van het individu is in dit opzicht een wezenskenmerk van een liberale democratische rechtsorde.
Het beginsel is derhalve dat filantropische geldstromen gevrijwaard dienen te zijn van belastingheffing, zoals de overheid dat eveneens is. Steeds vaker komt men uitlatingen tegen, die formuleringen gebruiken als ‘kosten van de overheid’, die ‘worden betaald door belastingbetalers’. Dat is echter een populistische voorstelling van zaken, waarbij een contract wordt verondersteld tussen belastingplichtigen onderling. Er bestaat echter een contract tussen belastingplichtigen en de normstellende én dienstige overheid.
Met het tornen aan deze privileges polariseert de overheid de relatie tussen de wet- en uitvoerende macht enerzijds en haar onderdanen anderzijds. Het gaat immers om het belastinggeld versus het geld aan ANBI’s. De kunst is om het schaakbord van wij/zij denken te vergroten tot een schaakbord waarbij zowel de overheid als de belastingplichtigen die daarvoor kiezen het algemeen nut dienen en elkaar juist zouden moeten versterken. Tot zover het principe van de zaak.
Tornen aan de giftenaftrek
De realiteit is dat in het Regeerakkoord is aangekondigd dat alle aftrekposten, naar ik aanneem derhalve ook de giftenaftrek, tegen een verlaagd tarief in aanmerking zullen worden genomen. Daarmee zal derhalve voor een filantroop die inkomen ten gunste laat komen aan een ANBI, toch een belastinguitgave resteren ten aanzien van inkomen dat hij aan het algemeen nut besteedt voor het verschil tussen het basistarief en het toptarief. Dat maakt de keuze voor het schenken aan een ANBI aanzienlijk lastiger.
Er zijn geen motiveringen te vinden voor deze politieke beperking van de aftrekbaarheid. Het is een feit dat een gift in beginsel aftrekbaar is in box 1, waar een progressieve tariefstructuur bestaat. De conceptuele notie is dat iemand met een hoger inkomen niet alleen in absolute termen maar ook progressief meer bij dient te dragen aan de overheidsfinanciën. Wanneer bij schenking aan een ANBI de aftrek wordt verleend tegen een verlaagd tarief, ontstaat feitelijk een superprogressie op het overige belastbaar inkomen. De wenselijkheid hiervan is een politieke vraag.
In de reactie van de Staatssecretaris van Financiën op de evaluaties giftenaftrek wordt onder de onjuiste noemer van ‘vereenvoudiging’ voorgesteld om de periodieke giftenaftrek bovendien te onderwerpen aan een plafond. Het ontbreken van een internationaal plafond zou zelfs internationaal ongebruikelijk zijn.
De regering van het Verenigd Koninkrijk, het meest ontwikkelde rechtssysteem op dit terrein, heeft enkele jaren getracht een cap in te stellen op aftrekbare schenkingen aan goede doelen. Na reacties uit de sector werd dit echter schielijk weer ingetrokken.
Ook wordt voorgesteld om schenkingen in natura niet langer toe te staan. In Nederland komen periodieke giften ‘in natura’ in beginsel niet voor. Deze worden als zodanig veelal in de vorm van een verkoop gegoten, waarbij de verkoopprijs in de vorm van een periodieke gift (te weten ten minste 5 jaarlijkse uitkeringen) wordt geschonken. Deze vorm van schenken is van groot belang voor de praktijk. Indien dit niet wordt toegestaan zal hetzelfde natuurlijk nog steeds kunnen plaatsvinden door bijvoorbeeld een kunstwerk te verkopen tegen een koopsom in geld en vervolgens door middel van een schenking in geld een museum te ondersteunen. De motivering voor afschaffing (arbeidsintensief voor de Belastingdienst) is dan ook vrij armzalig.