Even iets rechtzetten
Heleen Terwijn (A’dam, 1967) ontvangt ons op een vrijdag hartelijk in het kantoor van IMC Weekendschool in het Amsterdamse WTC-gebouw. Haar openingswoorden zal ze vaker hebben uitgesproken om het contrast tussen het goede en grote geld te duiden. ‘Grappig dat we hier als goede doelenorganisatie tussen de for profits op de Zuidas zitten. Wij verbinden natuurlijk ook het bedrijfsleven aan onze onderwijsidealen. Ik moet wel tegen iedere nieuwe sponsor zeggen dat we dit pand gefinancierd krijgen. En dat verband moet Terwijn ook direct iets van het hart: eerder meldde De Dikke Blauwe dat IMC Weekendschool wordt gefinancierd door filantroop-ondernemer Rob Defares, maar dat is op z’n zachtst gezegd een flinke mispeer en schept een heel verkeerd beeld. Hoewel Defares’ bedrijf IMC Financial Markets & Asset Management een cruciale rol speelde de eerste jaren na de start van de Weekendschool in 1998, is hij intussen – behalve onbezoldigd bestuurslid samen met Rien van Gendt en Carien Pot - een van de ruim honderd (!) financiële partners die IMC Weekendschool ondersteunen. Waarvan acte.Nu dit misverstand is rechtgezet, neemt Terwijn, die als strategisch directeur samen met operationeel directeur Marion Weijman de dagelijkse leiding heeft, ons mee naar de oerknal van IMC Weekendschool.
Positieve interventies
‘Ik ben van huis uit psycholoog, werkte als onderzoeker aan de Universiteit van Amsterdam en deed onderzoek in de Bijlmer. En ik was ronduit geschrokken van de situatie van de kinderen, want zag hun motivatie achteruitgaan. Zag de somberheid. Zag ze het verkeerde pad opgaan en begon erover na te denken: hoe kan dit anders? Er zijn bibliotheken volgeschreven over hoe socialisatie ervoor zorgt dat achterstanden zich herhalen, maar een positieve organisatie neerzetten waaraan kinderen zich kunnen optrekken? Daar las je bijna niets over.Deze groep en ook het denken over positieve interventies was helemaal nieuw voor mij. Maar het ging echt letterlijk zo dat ik een ronduit depressief onderzoeksrapport aan het schrijven was en tegelijkertijd begon op te schrijven over hoe het anders zou kunnen. En ik had nagedacht over goed onderwijs. Volgens mij wordt dat gegeven door mensen met passie voor hun vak. Het is leuk om een biologieles te krijgen van een mevrouw die het biologieboek heeft gelezen, maar the real thing is om les te krijgen van een bioloog die kan vertellen wat hij of zij in zijn werk doet. Dus ik dacht: hier moet je het allerbeste onderwijs aanbieden wat je kunt bedenken. En het moet drie jaar zijn, juist voor kinderen in die ontzettend ontvankelijke leeftijdsgroep van tien jaar: groep zeven, groep acht en de eerste klas van de middelbare school, want ik zag in mijn onderzoek dat veel kinderen in dat gat tussen de basisschool en middelbare school vielen. Ze dan echt motiveren, de wereld laten zien, zichzelf laten ontdekken - ik noemde het een kennisspeeltuin – met een breed aanbod van vakken. Vakken waarvan je denkt: deze kennis zou iedereen in de wereld moeten hebben!’
Teruggeven aan de samenleving
‘Het begon natuurlijk met de theorie en het mooie is dat we nu na twintig jaar zien - en daar hebben we ook onderzoek naar gedaan - wat jongeren daaraan overhouden. Dat is fantastisch. Motivatie om zich te blijven ontwikkelen, maar ook – en dat had ik zelf niet durven voorspellen – om zelf terug te geven aan de samenleving. Heel veel jongeren die op de Weekendschool hebben gezeten - het onderzoek zegt zelfs negentig procent - zeggen ‘Ik heb dit allemaal gekregen, ik wil ook weer teruggeven.’ We hebben nu 2.357 alumni en heel veel komen zelf weer terug als gastdocent, zijn actief in het netwerk, coaches voor de jongeren, komen eenmaal in de twee jaar bij elkaar, en doen ondertussen heel veel in allerlei netwerken.’Langdurige interventies
‘Van theorie naar praktijk dus. En dan natuurlijk de bevindingen monitoren. Ik vind het heel erg belangrijk dat wanneer je een interventie doet, zeker een interventie met jongeren, dat je ook goed kunt beschrijven wat de basisuitkomsten zijn. Voor ons is het heel belangrijk dat we de onderzoeken laten doen door de universiteiten: we hanteren een open door policy. Als we dingen niet bereiken die we wel willen bereiken, dan willen we daarvan leren en verbeteringen kunnen doorvoeren. We zitten er bovenop om dat zichtbaar te maken. Dat is ook de enige manier waarop het kan werken.’‘Ja. Ik erger me ook wel aan projecten met ronkende, eenmalige interventies. Dan denk ik: geloven mensen nou echt dat als je kinderen uit een achterstandswijk een keertje meeneemt naar het Concertgebouw ze dan de rest van hun leven van klassieke muziek zullen houden? Dat geloof je toch zelf niet?
Wij plegen langdurige interventies omdat we erin geloven dat er heel veel voor nodig is om kinderen op een goede manier op te leiden en positief aan de samenleving mee te laten doen.’