Het gevaar van het goedbedoelde gevoel

Bij het helpen van anderen gaan we vaak op ons gevoel af: wij bedenken graag wat goed is voor onze doelgroepen...
Bij het helpen van anderen gaan we vaak op ons gevoel af: wij bedenken graag wat goed is voor onze doelgroepen...
2 november 2017
Opinie | | (Social) Impact

Veel projecten en investeringen beginnen met een plan, gebaseerd op aannames.
Daar is op zich niets raars mee. Behalve dan dat het onderbouwen van de aannames dan wel een beetje fatsoenlijk en gedegen moet gebeuren. Of, om Kellie Liket van de Erasmus Universiteit te citeren: ‘Mijn huisarts, die moet op de hoogte zijn van wetenschappelijk bewijs als hij mij helpt. Maar wanneer ik andere mensen ga helpen ga ik gewoon op mijn gevoel af.’ (Linkedin, 17 oktober 2017).
 
Zo denken we graag voor de doelgroep: wij bedenken wat goed voor hen is. Als we überhaupt al weten wie precies de doelgroep is en hoe groot die is. Maar als we ervan uitgaan dat we dat in ieder geval weten, dan is het nog steeds noodzakelijk om de doelgroep te bevragen wat zij er zelf van vinden.
 
De voorbeelden van misvattingen en pijnlijk dure vergissingen (van opzet ga ik niet uit) zijn legio. Zo was ik afgelopen week in een land in Zuidoost-Azië. De regering zag dat de boeren die hun product verbouwden te weinig verdienden. Er was weinig omzet. De regering besloot de boeren te gaan helpen: er werden allemaal machines en materialen aangeschaft en aan de boeren gegeven, om de productie te verbeteren. Na twee jaar bleek de omzet nog steeds niet te zijn gegroeid en de vraag was dus: hoe kan dat nou?
 
Uiteindelijk kreeg een bureau de opdracht om dit te onderzoeken. Middels een ‘keuze-analyse’ werd de boeren een aantal keuzes voorgelegd over wat men nu eigenlijk zelf vond en wat men zelf nodig dacht te hebben om de omzet te verbeteren. Aan de hand van afbeeldingen van alle al door de overheid geleverde machines en landbouwproducten werd de boeren gevraagd deze in volgorde van belangrijkheid te leggen. Daarnaast kregen de boeren een aantal blanke kaarten, waarop men zelf een tekening kon maken van wat men zelf dacht nodig te hebben.
 
Toen bleek - op deze zeer eenvoudige wijze - dat de boeren zelf aangaven wat ze het meest nodig hadden. En dat waren helemaal niet de producten en machines om de productie te verhogen. Wat men nodig had, was een overdekte vrachtwagen (met dak tegen de regen!) om de goederen naar de stad te kunnen vervoeren om ze daar te verkopen. Niet de productie was het probleem, maar het transport naar de plek om het te verkopen! Kennelijk had de overheid geen goede analyse van het probleem gemaakt en was men er te snel vanuit gegaan dat het wel aan de productie zou liggen.
 
Het deed me denken aan een ander - Nederlands - voorbeeld: een gemeente wilde de inzet van vluchtelingen in het vrijwilligerswerk stimuleren. Omdat dit maar niet goed van de grond wilde komen, werden er allerlei cursussen voor de vluchtelingen georganiseerd, om ze beter geschikt te maken om als vrijwilliger aan de slag te gaan. Na een jaar, u raadt het al, bleek er nog niet veel verbeterd te zijn. Om een lang verhaal kort te maken: het probleem was niet zozeer dat de vluchtelingen het werk niet zouden kunnen doen en dus allemaal trainingen moesten volgen, maar meer dat de organisaties waar zij aan de slag zouden kunnen gaan, zelf helemaal niet zo open stonden voor de inzet van de vluchtelingen. Met andere woorden: niet de vluchteling, maar de organisatie was het probleem waarin geïnvesteerd moest worden.
 
Zoals gezegd, er zijn talloze voorbeelden van dit soort - vast onbedoelde - situaties. Maar het komt altijd op hetzelfde neer: te weinig onderzoek naar de oorzaak van een probleem, te veel aannames vanuit het eigen perspectief, en het nauwelijks betrekken van de doelgroep in het maken van de plannen. Niks nieuws, en toch blijft het maar gebeuren.
 
Ik hoop voor u dat uw huisarts iets minder op zijn gevoel afgaat, en dat u met uw eigen geld iets voorzichtiger zult omspringen. Want anders bent u zelf straks degene met het probleem!