Het tweede nummer van The Fundraiser Magazine komt eraan: neem nu een abonnement!
‘Niet de slimste of de sterkste overleeft, maar degene die zich het best weet aan te passen.’ Dat hield Fietsersbond-bestuurslid Joost Schrage onlangs de Ledenraad voor, het hoogste orgaan van de vereniging. ‘Deze samenvatting van Darwins theorie is zó toepasselijk voor de fase waarin onze organisatie zich bevindt,’ meent Schrage. ‘We moeten meeveranderen met de maatschappij.
Schrage is communicatiestrateeg en de positionering van organisaties is zijn vak. ‘De Fietsersbond is een ijzersterke organisatie met ruim veertig jaar historie. We hebben enorm veel bereikt. Maar we verdienen meer aandacht voor ons werk, dat zich uitstrekt tot in de haarvaten van de samenleving. En hoe kunnen we interessanter worden voor meer jongeren? Dat zijn speerpunten voor de komende jaren.’
Van subsidies naar ‘overige baten’
De Bond werkt met diverse geldbronnen, waaronder (lokale en landelijke) subsidies, projectfinanciering, samenwerkingsvormen met bedrijven, zoals Batavus. Schrage: ‘De geldstromen van onze vereniging zijn complex. Een paar jaar geleden viel een subsidie van zo’n 60.000 euro van het ministerie van Infrastructuur weg. Dat was even schrikken, maar we hebben dat inmiddels met andere subsidies en kleine fondsen weer kunnen opvangen.’
De bond ontvangt allerlei ‘subsidies van overheden’: de optelsom van activiteiten die voor overheden worden uitgevoerd. Schrage: ‘We moeten voor veel overheidsprojecten steeds opnieuw acquisitie doen, soms veranderen lopende projecten en soms wordt ons een nieuw project toegekend.’ In het jaarverslag van 2016 is een verschuiving zichtbaar van subsidies naar ‘overige baten’.
Van tv naar Google
Uiteraard zitten fondsenwerver Rob Koese en zijn collega niet stil. Koese: ‘We zijn effectiever en goedkoper gaan werven. De kosten voor eigen fondsenwerving zijn gedaald de laatste jaren, we zitten nu op ruim 17 procent. Dat komt vooral omdat we zijn afgestapt van dure tv-spotjes, we werven nu veel via telemarketing, online en affiliate marketing.’ Voor de naamsbekendheid waren die dure spotjes wél goed, erkent Koese. ‘Die zou een stuk beter mogen: in de Chari-barometer van 2017 scoorden we maar elf punten.’
Ook een Google Grant helpt mee. Koese: ‘Dat levert per maand tienduizend sitebezoekers op. De terugverdiencijfers van online werving zijn voor ons interessant. Zelfs met onze relatief oude achterban.’
Uiteraard wordt er voortdurend getest. Koese: ‘We hebben straatwerving geprobeerd op punten waar fietsers even de tijd hadden, bijvoorbeeld bij een fietspont of een fietsenstalling. Dat was niet heel succesvol.’ Veelbelovend: de laatste jaren is een duidelijke groei van het aantal legaten merkbaar. Koese, ironisch: ‘Voordeel van een oudere achterban.’
Oud én gul
De plotselinge stijging van de inkomsten uit nalatenschappen biedt kansen. ‘We werven nu actiever op nalatenschappen,’ aldus Koese.
Ook upgrade-acties van het ledenbestand en nadruk op periodieke en extra giften zijn lucratief. ‘En we doen er heel veel aan om traffic naar onze site te genereren. Die wordt veel geraadpleegd voor allerlei praktische fietszaken, en daarna willen we die bezoekers natuurlijk graag verleiden om lid te worden. Uit een test bleek dat de helft van de bezoekers bij registratie bereid is hun telefoonnummer achter te laten, die willen we dan via telemarketing benaderen.’
Behalve lid van de vereniging kun je ook donateur worden. Koese: ‘Voor mensen die ons werk of een speciaal project willen steunen, maar niets voelen voor een lidmaatschap. In de toekomst gaan we meer geoormerkte projectdonaties mogelijk maken.’
Trouw, maar grijs
Koese: ‘De loyaliteit van onze achterban - zo’n 6 a 7 procent opzeggingen per jaar - gebruiken we ook voor onze werving. Toen we in 2015 veertig jaar bestonden vroegen we onze leden om ons een extra cadeau te geven. Die actie heeft geweldig gewerkt. Wat betreft nieuwe leden leverde ons jubileum weinig op: enkele tientallen.’
De kracht ligt bij de zeer trouwe achterban. Koese: ‘Aandachtspunt: ons ledenbestand vergrijst. Jongeren zijn in het algemeen minder gevoelig voor lidmaatschappen. We proberen nu op andere manieren jongeren aan ons te binden, onder meer als vrijwilliger voor specifieke projecten. Daarom moeten we onze achterban verbreden en verjongen, en dat gaat maar langzaam. Nederlanders, ook jongere, vinden het vanzelfsprekend dat de fiets er is. Het is een dagelijks gebruiksartikel, zoiets als de stofzuiger.’