Die datapornografie - waaraan de sector gedwongen wordt ijverig mee te werken - heeft nog maar heel weinig te maken met goed bestuur of toezicht, maar alles met angst en systemisch wantrouwen. Angst was, is en blijft in onze ogen een hele slechte raadgever.
Door Edwin Venema & Roderik Bolle*
De Autoriteit Autoriteiten...
Agentschap Telecom, Autoriteit Consument en Markt, Autoriteit Financiële Markten, Autoriteit Persoonsgegevens, De Nederlandsche Bank, Inspectie Leefomgeving en Transport, Kansspelautoriteit, Nederlandse Emissieautoriteit, RDW, Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit, Nederlandse Zorgautoriteit, Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd, Onderzoeksraad voor Veiligheid...we kunnen nog wel even doorgaan of wilde u de Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed ook nog genoemd zien?
De overheid heeft een grijze tussenwereld van toezichthouders gecreëerd; benoemd, maar niet verkiesbaar. Een wereld die elk jaar in omvang toeneemt, telkens de scope van het eigen definieerde toezicht uitbreidt en dientengevolge om al maar meer informatie, geld en handjes vraagt. Op alle deelgebieden van toezicht zien we hetzelfde gebeuren.
Controle op deze toezichthouders vindt diezelfde politiek lastig (how does one police the police?) dus het is wachten op de Autoriteit Autoriteiten…
Kaderloze compliance
Maar het is allemaal nog veel erger dan u denkt. Dat toezicht is besmetttelijker dan welke Covid-variant ook. De toezichtspandemie van de overheid als patiënt nul woekert inmiddels voort bij banken, accountants, notarissen en zelfs bij de onder toezicht gestelde instellingen - die allemaal minstens zo fanatiek eigen Richtlijnen, Codes en Convenanten hebben opgehoest als gevolg van de algemene compliance-reflex. De kramp waarin iedereen massaal is geschoten om hun toezichthouders maar te pleasen. Het is compliance om governance te borgen, maar dan zonder een kader aan wat dan te ‘complieën’ en op welke manier het dan bijdraagt aan de roep om prudent toezicht (governance)?
Integriteit wordt niet bepaald door dikte van het dossier
Ook in de filantropie zijn we intussen helemaal murw geconditioneerd om de toezichthouders en hun dienstboden als een gehoorzame labrador naar de ogen te kijken. Het gevolg is dat de grote stichtingen eigen compliance-afdelingen moeten optuigen en -functionarissen aanstellen. Dat de kleinere stichtingen advies dienen in te kopen en bakken met (onbezoldigde) tijd & energie én geld (budget) kwijt zijn om niet uit de controletoren geduwd te worden. Terwijl we elkaar stevig vasthouden in deze compliance-race to the bottom (elke keer als er zich tóch nog onverhoopt een probleem voordoet, lossen we dit immers op met méér toezicht), is en blijft dé belangrijkste vraag die wij ons al vaker gesteld hebben: voor welk probleem is de compliance-mantra een oplossing?
Toch hopelijk niet voor het inrichten van een adequate governancestructuur voor het goede doel? Alsof angst, wantrouwen en controlezucht op miraculeuze wijze integer bestuur opwekken. Hier hebt u wat additionele formulieren om in te vullen en uw integriteit mee op te vijzelen…
Iedereen terminaal afgevinkt
Elk domein en elke uitvoerder baart zijn eigen formulieren, die zich helemaal niets aantrekken van de reeds bestaande formulieren in andere domeinen. Het resultaat van de toezichtziekte is geen bestuurlijke integriteit, maar een ondoordringbaar oerwoud aan regels, voorschriften en formulieren, vol dubbelingen en doodlopende straatjes. Burgers, bedrijven en organisaties worden gesandwiched tussen overheid en zelfregulering. Tussen bestuursrecht en massale zelfkastijding lonkt het ultieme vacuum waarin iedereen straks terminaal is afgevinkt.
Angst als voedster
Waar komt die controletoren van Babel eigenlijk vandaan?
We zien hier een pervers patroon van het doorschuiven van verantwoordelijkheid. Het is het Grote Rugdekkingsspel: kamer-kabinet-ministerie-autoriteit-zelfregulering. Lukt het de fiscus niet om een nieuw regelgedrocht uit te voeren? Geen probleem, de politiek tuigt snel een nieuwe toezichthouder met bijkomende hofhouding op! Niet verkiesbaar zoals politici zelf, maar wél geacht de politiek uit de wind te houden..
Die cultuur wordt gebaard door de angst om verantwoordelijkheid voor je eigen beleidsbeslissingen te nemen; ‘alle pech moet weg’. Angst, die voedster van een minstens zo groot kwaad, het wantrouwen. Daar zijn we in onze filantropiesector helaas al enige tijd mee vertrouwd.
Tussen bestuursrecht en massale zelfkastijding lonkt het ultieme vacuum waarin iedereen straks terminaal is afgevinkt.
Filantropie als fiscale rekensom
Dat burgerinitiatieven voor het algemeen nut ressorteren onder het ministerie van Justitie & Veiligheid is al tientallen jaren op z’n minst merkwaardig te noemen. Zo de waard is, vertrouwt hij zijn gasten. Dat mensen vrijwillig eigen tijd, geld en kennis willen geven aan de goede zaak, wil er bij beleidsmakers en toezichthouders maar slecht in. Filantropie is daarom teruggebracht tot een fiscale rekensom: wat kost het de belastingbetaler? Over de maatschappelijke opbrengsten wordt gezwegen als het graf. Een helaas steeds vaker terugkerend geluid in Den Haag: schaf al die filantropische regelingen toch af, de overheid kan dat geld veel beter herverdelen… Liever één fraudeur aan de hoogste boom, dan een filantropische flow van miljarden aan goed geld en een onbecijferbare hoeveelheid positieve burgerenergie vrijelijk ontsloten. Het nieuwe flink doen.