Complexe regelgeving zet druk op ANBI’s én Belastingdienst

28 januari 2017
Nieuws | | Politiek en overheid

De toegenomen complexiteit van de ANBI-regelgeving is voor zowel ANBI’s als de Belastingdienst een probleem. Vooral de open normen zijn aanleiding voor veel vragen, onzekerheid en fouten. Dat is een van de conclusies uit de evaluatie van de algehele praktijk rondom ANBI’s en SBBI’s in Nederland, uitgevoerd door het ministerie van Financiën. Deze evaluatie maakt onderdeel uit van drie onderzoeken naar ANBI’s en giftenaftrek in opdracht van staatssecretaris Wiebes. De beleidsconclusies zullen volgens Wiebes door een volgend kabinet getrokken moeten worden.
 
Een korte samenvatting van de evaluatie in zes kernpunten:

1.Ontwikkelingen aantallen en het effect op het toezicht 

Sinds 2008 is het aantal ANBI’s met ruim 10.000 toegenomen tot 43.000, een stijging van meer dan 30%. Dit is volgens MinFin opvallend gelet op het feit dat er stringentere eisen (zoals de 90%-norm) worden gesteld en er sprake is van een toename van vormvereisten (publicatieplicht). Een aanvraag van een instelling om als ANBI te kwalificeren wordt vooraf getoetst. Eventuele toekomstige omstandigheden moeten worden ingeschat. In de praktijk is toetsing vooraf lastig omdat er dan nog geen of nauwelijks activiteiten zijn ontplooid. Bij toetsing achteraf blijkt pas of de instelling daadwerkelijk aan alle eisen voor de ANBI-status voldoet: ‘Vanuit uitvoeringsperspectief is dit een kwetsbaar geheel. Gelet op het grote aantal ANBI’s is het alleen mogelijk risicogericht toezicht achteraf te houden. Mocht uit toezicht blijken dat de toekenning van de ANBI-status onterecht is geweest en deze status wordt ingetrokken, dan zijn er vaak al wel fiscale voordelen genoten waarvan het niet altijd mogelijk is deze achteraf teniet te doen.’ 
Toezicht achteraf vraagt veel capaciteit, en ook specifieke kennis en vaardigheden die niet zonder meer voorhanden zijn. Toezicht bij de aanvraag vindt altijd plaats. Gezien het grote aantal aanvragen wordt een aanzienlijk deel van de capaciteit van het ANBI-team van de Belastingdienst op het toezicht in de aanvraagfase ingezet. Het ANBI-team heeft de afgelopen jaren een slag gemaakt in het informatiegerichte toezicht.
 
Uitkomsten onderzoek onder 230 ANBI’s:
>fiscale non-compliance ten aanzien van de eigen belastingverplichtingen bij ANBI-organisaties relatief gezien weinig voorkomt; 
>in 65% van de onderzoeken formele gebreken geconstateerd zijn ten aanzien van een of meer statuseisen; 
>non-compliance zich met name voordoet daar waar sprake is van een gelieerdheid tussen ANBI en ANBI-bestuurder of tussen ANBI-bestuurders onderling (binnen vermogensfondsen komt deze gelieerdheid vaker voor dan bij fondswervende organisaties); 
>ten minste 8% van de onderzoeken direct tot verlies leidde van de ANBI-status (intrekking ANBI-status). 

2. Complexiteit van de regelgeving 

Sinds 2008 is de regeling meerdere malen gewijzigd (2008, 2010, 2012 en 2014) en aangevuld met nieuwe bepalingen. De complexiteit is hierdoor toegenomen, niet alleen voor de Belastingdienst als uitvoerder van de regeling maar ook voor de instellingen. De complexiteit komt ook tot uitdrukking in toepassing van de begrippen en in de jurisprudentie. Uit de evaluatie komt het beeld naar voren dat toetsing van bepaalde begrippen in de praktijk lastig is. Open normen verhogen de complexiteit en daarmee de uitvoeringslast voor de Belastingdienst. Voor ANBI’s zelf leveren open normen veel vragen op en onzekerheid of in de praktijk voldaan wordt aan alle formele vereisten die de wet stelt. Uit de evaluatie wordt duidelijk dat een deel van de toezichtcapaciteit van de Belastingdienst wordt besteed aan het controleren van niet-fiscale eisen, zoals de publicatieplicht en de integriteitseis. 

3. Toezicht op ex-ANBI’s 
Een ANBI waarvan de status is ingetrokken (ex-ANBI) kan nog vermogen onder zich hebben dat met fiscale faciliteiten is verkregen. Om te voorkomen dat dit vermogen zonder heffing van schenkbelasting wordt overgeheveld naar bestemmingen buiten de sfeer van het algemeen nut, heeft een ex-ANBI de jaarlijkse verplichting om - als het vermogen hoger is dan € 25.000 - informatie betreffende de schenkingen in een jaar en het verloop van het vermogen in datzelfde jaar aan de Belastingdienst te verstrekken. Uit onderzoek blijkt dat de groeiende en blijvende uitvoeringslast door de organisaties zelf als “vervelende bijkomstigheid” en door de Belastingdienst als “knelpunt” wordt ervaren. Aangezien er geen termijn is gesteld aan de afwikkeling van het vermogen (er is geen afrekenmoment), kan het voorkomen dat de Belastingdienst tot in lengte van jaren toezicht dient te houden op de besteding van het vermogen van de ex-ANBI’s. Vanuit uitvoeringsperspectief is dit kwetsbaar en slecht uitvoerbaar. 

4. Toezicht op buitenlandse ANBI’s 

Toezicht op buitenlandse instellingen vraagt veel inspanning van de Belastingdienst en is ook niet altijd mogelijk gegeven de omstandigheden van het desbetreffende land en de wijze waarop de informatie moet worden verkregen. Dit geldt zeker waar het instellingen buiten de Europese Unie betreft. Toezicht houdt veelal in dat de geldstromen beoordeeld moeten worden. Het toezicht daarop houdt praktisch gezien vaak op bij de grens. Wat er buiten de landsgrenzen gebeurt is moeizaam en vaak onmogelijk vast te stellen. Zeker waar het landen in een oorlogssituatie betreft of waarmee geen samenwerking met de fiscale diensten is geregeld. Zelfs als de samenwerking wel is geregeld vergt toezicht een zware administratieve inspanning. 

5. ANBI/SBBI als keurmerk 

De laatste jaren is een trend zichtbaar waarin de ANBI-status ook buiten de fiscale sfeer betekenis heeft. Dit gebeurt zowel in de publiekrechtelijke als in de private sfeer. Een voorbeeld betreft de voorwaarde voor werklozen om vrijwilligerswerk te verrichten: voor het behoud van een uitkering mag vrijwilligerswerk tegen een vrijwilligersvergoeding uitsluitend worden verricht voor een ANBI (of een SBBI). De ANBI-status wordt kennelijk steeds vaker als een keurmerk beschouwd. Dit kan een van de redenen zijn dat het aantal aanvragen de laatste jaren stijgt. Het belang van de ANBI-status wordt dan niet zozeer ingegeven vanuit het perspectief van de te behalen fiscale voordelen, maar door de voordelen die deze status biedt als “keurmerk”. 

6. SBBI 

Het is niet altijd duidelijk voor organisaties wat het verschil is tussen ANBI en SBBI (Sociaal Belang Behartigende Instelling). Dit leidt tot veel vragen aan de Belastingdienst. 
 
Het volledige rapport is als bijlage bijgevoegd en kunt u downloaden.
►Voor een samenvatting van de externe evaluatie giftenaftrek door onderzoeksbureau Dialogic: klik hier
►Voor een samenvatting van de evaluatie van de uitvoering van de giftenaftrek door de Belastingdienst: klik hier
 
In de komende dagen zal De Dikke Blauwe de genoemde evaluaties en rapporten verder becommentariëren en duiden.
►Wilt u voortaan elke donderdagochtend het laatste nieuws, opinies en achtergronden over de wereld van doneren & sociaal investeren? Voor een geheel kosteloos abonnement op DDB Journaal: klik hier.
 
 
2/2