Nu de wittebroodsweken van de nieuwe erkenningsgregeling langzaam tot een eind komen, is het tijd de eerste tussenbalans op te maken met toezichthouder CBF. Een mooie kapstok daarvoor zijn de uitkomsten van een groot self assessment uitgevoerd door meer dan tweehonderd keurmerkhouders. De Dikke Blauwe sprak met CBF-directeur Roline de Wilde over de vele verrassende inzichten die dat zelfonderzoek heeft opgeleverd. De Wilde: 'Onze nieuwe wijze van werken betekent dat wij heel andere gesprekken hebben met de organisaties. Daar leert iedereen van. Het is minder vinken en meer vonken.'
Het waren tropenmaanden voor het CBF, geeft De Wilde ruiterlijk toe. Het verhaal is intussen bekend. De toezichthouder ontwaakte net op tijd uit haar zelfgenoegzaamheid en monopoliegedrag door goed naar de sector te luisteren en speelt nu weer een belangrijke rol in de realisatie van het eerste grote 'project' binnen het nieuwe validatiestelsel: de erkenningsregeling voor fondsenwervende organisaties. Voor het CBF lag er de moeilijke taak om het vertrouwen van de sector te herwinnen en zelf op alle vlakken een snelle transitieslag te maken. Roline de Wilde sprong afgelopen februari als nieuwe directeur op de (weer) rijdende CBF-trein: 'Wij hebben van de sector een kans gekregen en die met beide handen aangepakt. En we hebben, getuige de reacties op en uitkomsten van het self assessement, intussen grote stappen gemaakt.'
Vertrouwen, maar ook toetsing
De introductie van de nieuwe erkenningsregeling vanaf 1 januari 2016, die de bestaande keurmerken moet vervangen, was voor het CBF aanleiding alle keurmerkhouders te vragen om een zogenaamd ‘self-assessment’ in te vullen. Alle nieuwe normen in de erkenning kwamen daarbij aan de orde. Meer dan tweehonderd organisaties vulden het self-assessment in. Een geweldige respons, zo vindt De Wilde, en een demonstratie van een nieuwe werkwijze: 'Het is een bewuste keuze om uit te gaan van vertrouwen in onze keurmerkhouders. Dat levert andere informatie, andere feedback en dus ook heel andere gesprekken op. Daarbij gaat het vooral om de dingen die nog verbeterd of ontwikkeld moeten worden. Het is minder vinken, en meer vonken.'
Die nieuwe, reflectieve vorm van toezicht, gebaseerd op vertrouwen, wil niet zeggen dat het CBF niet meer toetst. De Wilde: 'Er is vertrouwen, maar we zijn niet naïef. Als uit de evaluatie 'huiswerk' naar voren komt, dan gaan we dat uiteraard wel controleren.'
Actie- en bespreekpunten
Waaruit bestaat nu dit 'self assement'? De Wilde legt uit: 'Alle respondenten hebben een eigen, individuele, terugkoppeling gekregen. In dat rapport kunnen ze zien hoe ze scoren ten opzichte van de sector als geheel. En verder kunnen de organisaties lezen of ze voldoen aan alle ‘harde normen’. Mocht daar nog huiswerk uit voortkomen, dan is dat vertaald naar één of meerdere, concrete actiepunten. Die worden door het CBF meegenomen bij de komende hertoetsingen en zullen bij de overige organisaties de komende tijd steekproefsgewijs getoetst worden. Je zou dit het 'binaire deel' van onze toetsing kunnen noemen: je voldoet wel of niet aan een harde, concrete norm.
In het self-assessment zijn daarnaast ook vragen gesteld over de zogenaamde 'bespreekpunten'. We zien dit als ontwikkelpunten waarover wij graag met de betreffende organisatie het gesprek aangaan. Dit zullen we onder andere doen via het organiseren van reflectieve bijeenkomsten.
Wat betreft die bespreekpunten bevat het self-assessment enkele vragen rond contextanalyse, doelrealisatie en risicomanagement. Daar wordt in de meeste organisaties heel veel aandacht aan besteed. De grootste uitdaging bij doelrealisatie lijkt om dat in een helder en overzichtelijk totaalbeeld aan donateurs en andere belanghebbenden te presenteren. Hoe ver ga je in het meten en hoe vertel je het aansprekende verhaal?'
Appeltje-eitje
Wie dacht dat het binaire deel voor de meeste organisaties wel 'appeltje-eitje' zou zijn, is misschien te optimistisch geweest. Sommige bestuurders moesten met een rood hoofd bekennen dat een aantal afvinkbare harde normen, zoals het op de website plaatsen van bepaalde documenten, nog wel wat 'huiswerk' behoefden. De Wilde: 'Van verschillende organisaties hoorden wij de opmerking 'Wij dachten alles wel op orde te hebben, maar er kwam toch huiswerk uit en dat was goed om te weten'.
Databeveiliging
Wat betreft de nieuwe harde normen bleek er een grote variëteit aan verbeterpunten, maar sectorbreed sprong er wel een thema uit. De lage score op de nieuwe norm rond databeveiliging verdient duidelijk aandacht. De Wilde: 'Dit onderwerp speelt in bijna alle sectoren op dit moment; bij de goede doelen is het niet anders. Gezien het belang van dit onderwerp voor het vertrouwen in de organisaties en in de branche als geheel, zullen we hier niet alleen concreet huiswerk aan verbinden, maar ook binnenkort een bijeenkomst organiseren waarop we samen met de organisaties kennis kunnen delen op dit onderwerp. Wij hopen dat organisaties die al wel stappen op dit terrein hebben gemaakt hier een actieve bijdrage aan willen leveren.
Daarnaast roept de norm zelf trouwens ook vragen op. Het is niet altijd duidelijk wat wordt bedoeld met ‘actueel beleid’, welke maatregelen genomen moeten worden om de beveiliging van data op orde te hebben en wie daarvoor de verantwoordelijkheid draagt. Wij willen de komende maanden kijken hoe we deze norm beter toepasbaar kunnen maken.'
Validatie & Toezicht
CBF's reflectiever toezicht: 'Meer vonken dan vinken'
Sectorreflectie
Onderdeel van het self assessment was ook een sectorreflectie. Het CBF vroeg wat goededoelenorganisaties voor zichzelf als de belangrijkste successen zien en wat hun grootste uitdaging is de komende jaren. Daarnaast werd gevraagd naar de sterke en zwakke punten. Wat waren de belangrijkste conclusies van deze sectorreflectie?
De Wilde: 'In de eerste plaats krijgen we terug dat de meeste organisaties geconfronteerd worden met teruglopende subsidie-inkomsten, onzekere inkomsten uit de loterijen en vergrijzende donateursbestanden. Dat is een echte uitdaging voor hun toekomst. Veel organisaties zijn op zoek naar nieuwe, slimmere en betere fondsenwervingsstrategieën, diversificatie van de inkomsten en grotere naamsbekendheid, zeker nu er steeds meer nieuwe, hybride partijen zich melden en meedingen naar de geefeuro. Een goede strategie om fondsen te werven is voor sommige organisaties zelfs een reden om bezorgd te zijn over het eigen voortbestaan.'
De Wilde: 'Naast de fondsenwervingsstrategie en het teruglopende fondsenwervingsbestand wordt de beperkte omvang van de organisatie en gebrek aan focus vaak genoemd als zwak aspect vanwege het risico op overbelasting en kwetsbaarheid in termen van continuïteit. De meeste zorgen lijken te liggen op het financiële vlak, de omvang van de organisatie in relatie tot de hoogte van de ambities.'
Sterke punten
De sectorreflectie bevat niet alleen zorgen. De Wilde: 'Als sterk punt formuleren veel organisaties hun vermogen om betrokkenheid bij hun doelstelling te creëren en zijn ze daarbij trots op betrokkenheid van anderen bij hun doel. Dat kan betrokkenheid zijn van medewerkers, externe partijen en instanties, van een achterban en het brede publiek maar ook van begunstigden. Ook zijn organisaties trots op een gerealiseerd partnership. Wat overigens opvalt is dat partnerships met bedrijven veel minder vaak voorkomen dan partnerships met publieke organisaties. En, niet in de laatste plaats, is er trots op wat goede doelen ondernemen en bereiken. Er zijn geen organisaties die moeite hebben bij het invullen van activiteiten en resultaten die het nut en bestaansrecht van de organisatie onderstrepen.'
Hoe nu verder?
Na het 'Feest van (h)Erkenning' afgelopen zomer, waar de eerste goede doelen hun erkenning mochten ophalen, en de resultaten van het self assessment is de hamvraag: hoe nu verder? Is het geen voorwaarde dat nu zoveel mogelijk goede doelen een erkenning gaan aanvragen en daardoor draagvlak en autoriteit voor de erkenningsregeling creëren? De Wilde: 'Ik ben nu vooral heel erg blij dat bijna alle keurmerkhouders intussen een erkenning hebben gekregen en dat we ook nieuwe goede doelen over de streep hebben getrokken. Ik had dat een half jaar geleden nog niet durven dromen. De teller staat nu op 414, een geweldige tussenstand. Maar het is inderdaad cruciaal dat we de komende tijd flink gaan doorgroeien in aantal. Er melden zich elke week spontaan nieuwe organisaties bij ons aan. Ons doel is dat het voor elk goede doel van enige omvang vanzelfsprekend wordt om zich bij de nieuwe erkenning aan te sluiten. Dat krijgen we als CBF natuurlijk niet alleen voor elkaar. Wij zullen dat proces faciliteren en stimuleren, maar het kan alleen slagen met hulp van de erkende goede doelen.'
Leertraject
De transitie van keurmerk naar erkenning is niet alleen voor de goede doelen een leerproces. Ook het CBF zelf leert elke dag bij volgens De Wilde: 'Een meer reflectieve vorm van toezicht vraagt inderdaad om andere competenties. Daarbij hoort ook reflectie van de toezichthouder zelf. Hoe deden we het eerst? Wat zijn onze nieuwe kernwaarden? Hoe vertalen we dit naar onze nieuwe manier van werken? Daar horen goede en soms ook confronterende gesprekken bij. We hebben inmiddels een mooie mix van ervaren krachten en nieuwkomers, die hun eigen frisse ideeën meenemen. Dat werkt heel stimulerend.'
Tariefstructuur
Is er met zoveel focus op de inhoud van het toezicht ook tijd en ruimte om te kijken naar exploitatie en communicatie? De Wilde: 'Zeker. Als deze 'oefen- en experimenteerperiode is afgesloten, gaan we ook beslissingen nemen over een nieuwe tariefstructuur. We zijn daarover al met een aantal stakeholders in gesprek. Het was ook voor ons zelf goed om ervaring op te doen met deze nieuwe vorm van toezicht en dat door te rekenen: hoeveel uren en kosten zijn daarmee gemoeid?
Wat de communicatie betreft gaan we een zelfde traject in. Het is evident dat wij niet over een rijk gevulde campagnekas beschikken, dus we zullen met beperkte middelen en met hulp van de erkende doelen goede keuzes moeten maken. Het is in ons aller belang dat we met elkaar de erkenning trots en breed uit gaan dragen richting het publiek en richting nog niet erkende goede doelen.
Onderdeel van het self assessment was ook een sectorreflectie. Het CBF vroeg wat goededoelenorganisaties voor zichzelf als de belangrijkste successen zien en wat hun grootste uitdaging is de komende jaren. Daarnaast werd gevraagd naar de sterke en zwakke punten. Wat waren de belangrijkste conclusies van deze sectorreflectie?
De Wilde: 'In de eerste plaats krijgen we terug dat de meeste organisaties geconfronteerd worden met teruglopende subsidie-inkomsten, onzekere inkomsten uit de loterijen en vergrijzende donateursbestanden. Dat is een echte uitdaging voor hun toekomst. Veel organisaties zijn op zoek naar nieuwe, slimmere en betere fondsenwervingsstrategieën, diversificatie van de inkomsten en grotere naamsbekendheid, zeker nu er steeds meer nieuwe, hybride partijen zich melden en meedingen naar de geefeuro. Een goede strategie om fondsen te werven is voor sommige organisaties zelfs een reden om bezorgd te zijn over het eigen voortbestaan.'
De Wilde: 'Naast de fondsenwervingsstrategie en het teruglopende fondsenwervingsbestand wordt de beperkte omvang van de organisatie en gebrek aan focus vaak genoemd als zwak aspect vanwege het risico op overbelasting en kwetsbaarheid in termen van continuïteit. De meeste zorgen lijken te liggen op het financiële vlak, de omvang van de organisatie in relatie tot de hoogte van de ambities.'
Sterke punten
De sectorreflectie bevat niet alleen zorgen. De Wilde: 'Als sterk punt formuleren veel organisaties hun vermogen om betrokkenheid bij hun doelstelling te creëren en zijn ze daarbij trots op betrokkenheid van anderen bij hun doel. Dat kan betrokkenheid zijn van medewerkers, externe partijen en instanties, van een achterban en het brede publiek maar ook van begunstigden. Ook zijn organisaties trots op een gerealiseerd partnership. Wat overigens opvalt is dat partnerships met bedrijven veel minder vaak voorkomen dan partnerships met publieke organisaties. En, niet in de laatste plaats, is er trots op wat goede doelen ondernemen en bereiken. Er zijn geen organisaties die moeite hebben bij het invullen van activiteiten en resultaten die het nut en bestaansrecht van de organisatie onderstrepen.'
Hoe nu verder?
Na het 'Feest van (h)Erkenning' afgelopen zomer, waar de eerste goede doelen hun erkenning mochten ophalen, en de resultaten van het self assessment is de hamvraag: hoe nu verder? Is het geen voorwaarde dat nu zoveel mogelijk goede doelen een erkenning gaan aanvragen en daardoor draagvlak en autoriteit voor de erkenningsregeling creëren? De Wilde: 'Ik ben nu vooral heel erg blij dat bijna alle keurmerkhouders intussen een erkenning hebben gekregen en dat we ook nieuwe goede doelen over de streep hebben getrokken. Ik had dat een half jaar geleden nog niet durven dromen. De teller staat nu op 414, een geweldige tussenstand. Maar het is inderdaad cruciaal dat we de komende tijd flink gaan doorgroeien in aantal. Er melden zich elke week spontaan nieuwe organisaties bij ons aan. Ons doel is dat het voor elk goede doel van enige omvang vanzelfsprekend wordt om zich bij de nieuwe erkenning aan te sluiten. Dat krijgen we als CBF natuurlijk niet alleen voor elkaar. Wij zullen dat proces faciliteren en stimuleren, maar het kan alleen slagen met hulp van de erkende goede doelen.'
Leertraject
De transitie van keurmerk naar erkenning is niet alleen voor de goede doelen een leerproces. Ook het CBF zelf leert elke dag bij volgens De Wilde: 'Een meer reflectieve vorm van toezicht vraagt inderdaad om andere competenties. Daarbij hoort ook reflectie van de toezichthouder zelf. Hoe deden we het eerst? Wat zijn onze nieuwe kernwaarden? Hoe vertalen we dit naar onze nieuwe manier van werken? Daar horen goede en soms ook confronterende gesprekken bij. We hebben inmiddels een mooie mix van ervaren krachten en nieuwkomers, die hun eigen frisse ideeën meenemen. Dat werkt heel stimulerend.'
Tariefstructuur
Is er met zoveel focus op de inhoud van het toezicht ook tijd en ruimte om te kijken naar exploitatie en communicatie? De Wilde: 'Zeker. Als deze 'oefen- en experimenteerperiode is afgesloten, gaan we ook beslissingen nemen over een nieuwe tariefstructuur. We zijn daarover al met een aantal stakeholders in gesprek. Het was ook voor ons zelf goed om ervaring op te doen met deze nieuwe vorm van toezicht en dat door te rekenen: hoeveel uren en kosten zijn daarmee gemoeid?
Wat de communicatie betreft gaan we een zelfde traject in. Het is evident dat wij niet over een rijk gevulde campagnekas beschikken, dus we zullen met beperkte middelen en met hulp van de erkende doelen goede keuzes moeten maken. Het is in ons aller belang dat we met elkaar de erkenning trots en breed uit gaan dragen richting het publiek en richting nog niet erkende goede doelen.