‘Leuzen op spandoeken bij de voormalige school De Rosvoort laten zien dat de buurt niet zal meewerken aan het voornemen van de gemeente om daar vluchtelingen te huisvesten’ kopt de Weekkrant Oost Gelre op 20 mei 2016. Daarnaast staat een foto van vier spandoeken aan een hek.
Op het eerste gezicht een gewone krantenkop, maar toch… het slaat mogelijk nergens op!
Want sinds wanneer zijn vier spandoeken een ‘bewijs’ van het feit dat ‘de buurt’ ergens tegen is? Of gaat het hier slechts om een zeer slecht onderbouwde aanname?
Veel vermeende problemen en plannen in het publieke en/of non-profitdomein zijn gebaseerd op aannames. Vaak zelfs verborgen aannames. Impliciete vooronderstellingen en meningen, gepresenteerd als vaststaande feiten.
Op zich is dat niet zo raar: ook voor ieder bedrijf geldt dat projecties over winst en verlies zijn gebaseerd op aannames. Het is geen harde wetenschap. Maar als een bedrijf investeert, zullen ze hun aannames wel grondig onderzoeken en onderbouwen.
Waarom nemen we dan in de maatschappelijke sector zo gemakkelijk genoegen met niet-onderbouwde aannames? Aannames over het sociale of ecologische probleem (wat willen we veranderen of behouden), de oorzaak van dit probleem, de omvang (hoeveel mensen zijn er bij betrokken, hoe groot is de schade) of over de urgentie ervan?
Soms lijkt het formuleren van een emotionele oproep al voldoende om te starten met een project, of tot het schrijven van beleidsnota’s over te gaan. Of erger nog: meteen te investeren. Vaak onderbouwd met niet gekwantificeerde grootheden als ‘heel veel’, ‘minder’ of ‘enorm’.
Toch is het onderbouwen en verifiëren van je aannames een van de belangrijkste uitgangspunten voor een succesvolle investering: ongeacht of dat nu een commerciële of een maatschappelijke investering is.
Er is een aantal redenen aan te wijzen, waarom we de neiging hebben niet te veel vragen te stellen over de onderbouwing.
Ten eerste worden aannames vaak geschreven door degene die iets wil aankaarten: men heeft een doel (mensen mobiliseren, geld inzamelen) en niet a priori een belang om ‘objectief’ op zoek te gaan naar het onderbouwen van de aannames.
Daarnaast wordt (organisatie)belang vaak opgerekt als een ‘maatschappelijk belang’. Daarmee wordt het niet meer als iemands privébelang beschreven, maar als een zaak van ons allemaal. En als het ons allemaal raakt (overlast, vervuiling, armoede) stellen we nu eenmaal minder vragen.
Een koepel van goede doeleninvesteerders zegt het zo: let’s not burden the investee (laten we het de organisatie waarin we investeren niet te moeilijk maken), terwijl zo’n organisatie misschien gewoon geld inzamelt op basis van een slecht onderbouwde aanname.
Een andere reden kan zijn dat we vertrouwen op goede intenties en het niet aardig vinden om deze in twijfel te trekken: zeker als het ook nog om vrijwilligerswerk gaat. We moeten gewoon alles positief benaderen!
Daarbij wordt onderzoek vaak gezien als een extra kostenpost waar je niet zoveel aan hebt. ‘Voor een project van 5000 euro ga je geen onderzoek doen’ heet het dan; om vervolgens dit soort projecten bij herhaling te blijven uitvoeren. Daarnaast is er nog wel verschil tussen grootschalig en duur onderzoek of het fatsoenlijk onderbouwen van een aanname. Als je claimt dat een hele buurt of een heel dorp ergens voor of tegen is, dan is het heus niet zo heel ingewikkeld om alle betrokkenen te bevragen. Maar dan wel neutraal en niet sturend naar het gewenste antwoord.
Zo zullen er vast nog wel meer redenen zijn te bedenken waarom het niet zo aantrekkelijk lijkt om aannames te onderbouwen. Maar waar een normaal bedrijf gewoon failliet gaat als de aannames achteraf toch niet juist bleken te zijn, gaan in de sociale sector de investeringen helaas gewoon vrolijk door.
(Social) Impact