Vandaag – donderdag 13 oktober – geef ik samen met het Expertisepunt Basisvaardigheden, zelf een samenwerkingsverband tussen verschillende organisaties, een workshop tijdens het Ontwikkeling Telt! Festival van de Sociaal-Economische Raad (SER). We gaan het met elkaar hebben over wat ervoor nodig is om alle Nederlanders op voldoende niveau taal, rekenen, burgerschap en digitale middelen te laten beheersen. En wat de rol daarbij is van samenwerking tussen organisaties (zoals Divosa, Koninklijke Bibliotheek, VNG, Movisie, De Schoolschrijver, Stichting Lezen en Schrijven en Het Begint met Taal). Ook in het masterplan basisvaardigheden van Staatssecretaris Dennis Wiersma is samenwerking tussen scholen en organisaties een van de vijf pijlers (zie pagina 6 van de kamerbrief hierover). Maar, is samenwerking eigenlijk zelf ook geen basisvaardigheid?
In de praktijk zie je het overal terug: in vacatureteksten wordt erom gevraagd, op CV’s wordt het benoemd en op linkedin-profielen uitgebreid beschreven: de competentie samenwerking. Echter, zo vanzelfsprekend is samenwerken niet. Waar leren we wat er nodig is voor goede samenwerking? Hoewel samenwerking officieel misschien nog niet als basisvaardigheid is benoemd is er op school bij mijn zoontjes van 4 en 7 wel veel aandacht voor. Drie voorbeelden:
- Recent hadden we een klassenavond met de ouders en de juffen van mijn jongste zoontje van 4. Een van de juffen vertelde dat ook al bij het vrij spelen wordt bijgebracht dat naast elkaar puzzelen niet hetzelfde is als samen puzzelen. Door samen te puzzelen moet je met elkaar overleggen of je bij een bepaalde kleur begint of bij de hoekjes of randen. Op deze manier leren de jongste kinderen al om samen tot oplossingen te komen.
- Later die avond bij mijn oudste zoon van 7 ging het over het leren van taal en dat het niet alleen gaat om het leren van de woorden en spelling. Een belangrijk onderdeel van taal is communicatie. Daarbij wordt er op gelet dat als kinderen met elkaar in gesprek gaan, beide eerst hun eigen ideeën delen, eerst de een en dan de ander, daarna gaan ze pas met elkaar in gesprek over wat ze van elkaar ideeën vinden en komen ze tot gezamenlijke ideeën.
- Mijn beide zoons zijn bekend met de begrippen zwarte pet, rode, gele en witte pet. Ze zijn onderdeel van de kanjertrainingen. Elk jaar wordt er op het niveau van de klas aandacht besteedt aan de petten. Daarmee leren de kinderen rekening te houden in hun gedrag met elkaars emoties.
Deze drie simpele voorbeelden sluiten goed aan bij een aantal kernbegrippen uit alliantiemanagement.
- Het eerste voorbeeld laat zien dat samenwerking per definitie betekent dat je een deel van je autonomie opgeeft. Dat is zeker voor kinderen maar ook voor volwassenen die professioneel moeten samenwerken het moeilijkste wat er is.
- Het tweede voorbeeld laat zien dat samenwerking gaat over het kennen van elkaars denkbeelden (in het geval van volwassenen gaat het dan ook om het delen van elkaars belangen en doelstellingen). Pas dan kun je komen tot gemeenschappelijke denkbeelden en doelstellingen.
- Het derde en laatste voorbeeld sluit aan bij het belang van de onderstroom bij het aangaan van samenwerking (de zachte kant van samenwerken).
- Als de ene partner een dominante zwarte pet op heeft en de ander een zielige gele pet dan kan er van echte samenwerking geen sprake zijn (bij volwassenen spreken we dan vaak van en klant leverancier relatie en/of een ongelijkwaardige relatie).
- Met twee zwarte petten zal de samenwerking uitlopen op een conflict (dit noemen we dan vaak een concurrentiele relatie en dan zal samenwerken gaan leiden tot een probleem in plaats van tot een oplossing).
- Twee gele petten zullen leiden tot besluiteloosheid en gebrek aan resultaat van de samenwerking (beide partijen wachten op het initiatief van de ander).
- Alleen als beide partijen een witte pet op hebben kan er sprake zijn van wederkerigheid en vertrouwen tussen de samenwerkende partners.
Betekent dit dan dat alle maatschappelijke problemen door deze toekomstige generatie opgelost gaan worden door excellente samenwerking en dat wij als AlliantiePartners niet meer nodig gaan zijn? Ik vrees het niet. Uit mijn ervaringen met het toezicht houden op het schoolplein tijdens de pauzes weet ik dat, ondanks alle aandacht die er in de klas is voor samenwerking, dit geen garantie is voor goed gedrag buiten de klas. Excellente samenwerking is maar beperkt maakbaar weten wij ook uit onze adviestrajecten en trainingen.
Soms heb je een derde partij nodig, in het geval van mijn zoontjes zijn dat regelmatig de leraren en leraressen. Die rol van bemiddelaar spelen wij helaas soms ook in de wereld van volwassen samenwerking, en daarom weet ik: je kunt met voldoende aandacht wel degelijk komen tot betere en succesvollere samenwerking.
Dat is dus geen utopistische maar wel een realistische hoopvolle boodschap voor de toekomst. Met voldoende aandacht voor goede samenwerking kunnen we komen tot oplossingen voor de vele maatschappelijk uitdagingen waar wij en toekomstige generaties voor staan.
*****
Auteur Jorrit Hoekstra is verbonden aan De Dikke Blauwe als ‘Alliantie-Expert’. Hij is associate van AlliantiePartners en helpt organisaties bij het professionaliseren van samenwerkingscompetenties.
►Meer artikelen van Jorrit lezen? Ga naar zijn eigen Select-pagina op deze website: klik hier