Wie is de olifant?

4 juli 2013
Opinie | | Wetenschap & Onderzoek

‘De grote goede doelen blijken immuun voor de economische crisis’, concludeerde de Volkskrant n.a.v. hun jaarlijkse overzicht naar de opbrengst uit eigen fondsenwerving bij de 25 grootste goede doelen precies een jaar geleden.
Dit is wat ik op 17 juli 2012 over deze berichtgeving schreef:
‘Die conclusie is voorbarig en deels ook aantoonbare lariekoek… Gevers zijn overwegend solidair en blijven goede doelen vooralsnog steunen. Dat is ronduit goed nieuws. Maar immuun voor de crisis maakt het ‘de’ goede doelen helaas allerminst.’
Dat commentaar was niet ingegeven door inside information of profetische gaven, maar door boerenverstand. Als iets te mooi is om waar te zijn, is het meestal ook niet waar. Dat geldt ook voor de goede doelen.
Zonder een spier te vertrekken kopt de Volkskrant nu: ‘Goede doelen niet immuun voor crisis’. De krant citeert Theo Schuyt, die, na jaren van bruisend optimisme, nu ook moet toegeven dat de charitatieve bomen niet tot in de hemel blijven groeien. De vraag is echter of ‘de’ crisis daarvoor een alomvattende verklaring is.
Die crisis lijkt me een combinatie van een ‘Excuus-Truus’ en een katalysator ineen. Er zijn immers ook goede doelen die zich anti-cyclisch aan de malheur weten te onttrekken. Waarom? Omdat ze een antwoord lijken te hebben op de veranderende geversvraag en de professionaliseringsparadox. Kernbegrippen hierbij zijn: authenticiteit, belevingswerving, co-creatie, lobby, interdisciplinaire samenwerking, issue- en agenda-setting, glasheldere beloningstructuur, resultaatgerichtheid, transparantie, gebruik van social media, fundraising board, en, last but not least, zichtbare lol en overgave in wat je wilt bereiken. Dát is de olifant in de kamer van de goede doelen. Niet de crisis.

P.S.: volgende week 11 juli verschijnt de laatste editie van Filanthropium Journaal voor het gebruikelijke zomerreces.