‘Validatiestelsel’ is een containerbegrip dat staat voor een set van afspraken voor kwaliteit, verantwoording en toegankelijke publieksinformatie in de Nederlandse filantropiesector. In 2011 hebben de Samenwerkende Brancheorganisaties Filantropie (SBF) en de rijksoverheid het convenant ‘Ruimte voor geven’ ondertekend. Hierin is onder andere overeengekomen dat in 2013 een validatiestelsel moet worden vormgegeven voor filantropische instellingen in Nederland. Het doel van het nieuwe validatiestelsel is het verbeteren van de transparantie van de sector en de kwaliteit van het toezicht, en daarmee het (weer) versterken van het publieksvertrouwen.
Wie zijn bij de vorming van het validatiestelsel betrokken?
De sector wordt gerepresenteerd door de SBF. Hierin zijn 3 ‘bloedgroepen’ vertegenwoordigd: Goede Doelen Nederland & Instituut Fondsenwerving (fondswervende organisaties), FIN (fondsgevende organisaties) en CIO (kerken). Vanuit de overheid zijn twee kernministeries met diverse ambtenaren/beleidsmakers betrokken: het ministerie van Veiligheid & Justitie en het ministerie van Financien.
Waar staat de sector nu? (peildatum 31-12-2015)
De overheid stimuleert het geefgedrag door belastingvoordelen. Voor de toenemende maatschappelijke betekenis van filantropie is het vertrouwen van de samenleving de basis. Een efficiënt werkende, transparante filantropische sector met goed toezicht draagt bij aan dat vertrouwen. Overheid, samenleving en sector hebben hierbij een gemeenschappelijk belang. De filantropische sector wil transparantie bevorderen en het toezicht moderniseren. De fondsenwervende organisaties, kerkelijke instellingen en de vermogensfondsen, verenigd in de Samenwerkende Brancheorganisaties Filantropie (SBF) doen dit met een nieuw validatiestelsel. Onder regie van SBF wordt dit validatiestelsel nu uitgewerkt. Met de overheid zijn afspraken gemaakt over toezicht en verantwoording in relatie tot zelfregulering. Ook zijn afspraken gemaakt over het algemeen verbindend verklaren van nieuwe normen. De SBF-partijen hebben gezamenlijk de visie, uitgangspunten en pijlers voor een nieuw validatiestelsel geformuleerd. Het fondsenwervende deel van de sector heeft inmiddels een start gemaakt met de inrichting van het validatiestelsel.
Brede werking met oog voor diversiteit
Met zelfregulering als vertrekpunt ontwikkelt de filantropische sector zelf het nieuwe validatiestelsel. Gezamenlijke visie: initiatief stimuleren en misstanden voorkomen. Toezicht heeft alleen zin als het meerwaarde heeft voor de kwaliteit van de civil society. Dit betekent dat het toezicht initiatief stimuleert, risico’s onderkent en zo nodig accepteert en tegelijkertijd misstanden voorkomt. Voor het fondsenwervende deel van de sector is toezicht op inkomsten, goed bestuur en bestedingen een vanzelfsprekend vereiste. Er is daarnaast meer aandacht nodig voor de resultaten van organisaties en de maatschappelijke betekenis daarvan.
Uitgangspunten: brede werking met oog voor diversiteit
Voor het nieuwe validatiestelsel zijn de volgende uitgangspunten geformuleerd:
• De SBF nemen door zelfregulering de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de sector.
• Het validatiestelsel heeft een brede werking. De intentie is dat de normen van het stelsel algemeen verbindend worden verklaard door de overheid.
• Het validatiestelsel moet filantropische organisaties ruimte gevenen niet onnodige beperkingen opleggen. Naast beoordelend is het toezicht ook stimulerend en reflectief, gericht op betekenis en maatschappelijk effect.
• In het validatiestelsel wordt rekening gehouden met de diversiteit binnen de sector omdat doelstellingen, organisatievorm, werkwijze en omvang verschillen.
Het validatiestelsel bestaat uit vier pijlers:
1.Een code: die onderschreven wordt door vermogensfondsen, kerkelijke instellingen en fondsenwervende organisaties in de filantropie.
2.Normen gedifferentieerde normen, afhankelijk van het type organisatie.
3. Toezicht op de naleving van de normen.
4. Eén centraal informatiepunt filantropie; een publiekstoegankelijk (digitaal) en centraal informatiepunt met vermelding van de diverse organisaties.
Kerkelijke instellingen
De gezamenlijke kerken geven in CIO-verband een eigen invulling aan het validatiestelsel dat recht doet aan hun eigenstandige positie. De voorbereidingen voor het oprichten van een stichting waarin de uitwerking van het validatiestelsel wordt ondergebracht zijn vergevorderd.
Vermogensfondsen
De vermogensfondsen ontwikkelen in FIN-verband een eigen systeem van normen en toezicht dat recht doet aan de eigenheid van vermogensfondsen.
Fondsenwervende organisaties zetten de eerste stappen
Voor de fondsenwervende organisaties is een start gemaakt met het uitwerken van het validatiestelsel. SBF heeft hiervoor een werkstructuur ingericht. Daarbij wordt nauw samengewerkt met het Centraal bureau fondsenwerving (CBF). Eén normenstelsel met ruimte voor differentiatie Goede Doelen Nederland en IF werken samen aan de uitwerking van een breed gedragen normenstelsel voor fondsenwervende organisaties. In het normenstelsel is ruimte voor differentiatie. De normen worden toegesneden op soort en omvang van de organisaties. Zo wordt rekening gehouden met kleine en net startende organisaties. Op dit moment bestaan verschillende keurmerken. In de nieuwe situatie komt er éénerkenningsregeling met gedifferentieerde normen en toezicht op naleving van die normen. De nieuwe regeling moet in de plaats komen van de bestaande keurmerken.
Validatie & Toezicht
Wat is het Validatiestelsel?
De normstelling en het toezicht worden van elkaar gescheiden.
De normen worden door de sector zelf vastgesteld. Bij de uitwerking worden, naast individuele fondsenwervende organisaties, ook externe deskundigen en vertegenwoordigers van donateurs en het publiek betrokken. De normen worden pas definitief vastgesteld na instemming van de leden van de deelnemende brancheorganisaties. De normen worden door de sector, met betrokkenheid van de hiervoor genoemde derden, periodiek geëvalueerd en waar nodig aangepast.
Het toezicht op de naleving
Het toezicht op de naleving van de normen wordt verbreed. Er is toezicht op de wijze waarop wordt bestuurd, de wijze waarop inkomsten worden verkregen en hoe dit besteed wordt. Daarnaast komt er meer aandacht voor resultaten die organisaties boeken en de maatschappelijke betekenis daarvan. Het toezicht wordt bovendien meer meedenkend, stimulerend en reflectief. Als de normen op termijn door de overheid algemeen verbindend worden verklaard, zullen meer organisaties onder de werking van normstelling en het toezicht vallen. Dit heeft tijd nodig. Daarom moet het validatiestelsel voorlopig ook zelfstandig, zonder algemeen verbindend verklaring, kunnen functioneren. Het CBF is, voor fondsenwervende organisaties, de aangewezen toezichthouder waar verdere afspraken mee worden gemaakt Erkenningsregeling Voordat de overheid overgaat tot het algemeen verbindend verklaren van de normen moet duidelijk zijn voor welke organisaties de normen nu precies gaan gelden (werkingssfeer). Dat wordt nu onderzocht. Ondertussen werken SBF en CBF de erkenningsregeling uit.
Erkenningsregeling
De bestaande verschillende keurmerken worden vervangen door één breed gedragen erkenningsregeling, die voor het publiek overzichtelijk is en voor organisaties werkbaar. De erkenningsregeling helpt organisaties in de verdere professionalisering, werkt stimulerend en bevordert het vertrouwen in een organisatie.
Globale contouren van de erkenningsregeling:
* Erkenning vindt plaats op basis van vrijwilligheid. Erkenning kan wel een voorwaarde zijn voor het lidmaatschap van een branchevereniging.
• De erkenningsregeling moet ook toegankelijk zijn voor jonge en kleine organisaties die niet onder de verplichte normstelling vallen. De normen die nu worden ontwikkeld zullen niet op alle fondsenwervende organisaties van toepassing zijn, ook niet als de normen algemeen verbindend worden verklaard. Voor kleine organisaties zal een vrijstelling gelden. De precieze grens moet nog worden bepaald. Organisaties kunnen er voor kiezen zich toch te laten erkennen.
•Alle organisaties waarvoor, na algemeen verbindend verklaring, de normen gelden, vallen onder het toezicht.
•Een organisatie wordt erkend als de toezichthouder van oordeel is dat de organisatie de normen naleeft en/of toepast.
•Organisaties die kiezen voor een erkenning, vallen onder actief toezicht. Organisaties die niet kiezen voor een erkenning vallen onder passief toezicht. Dit houdt in dat de toezichthouder informatie verzamelt, opvraagt en kan ingrijpen bij (vermoedens van) onregelmatigheden. De toezichthouder kan dit uit eigen beweging doen en op verzoek van derden.
Waar staan we op 1 januari 2016?
•Er is een werkbaar normenstelsel, gedifferentieerd en toegesneden op de diverse groepen in het fondsenwervende deel van de filantropische sector.
•Het is duidelijk welke organisaties vanaf 1 januari 2016 vallen onder de erkenningsregeling en welke in de komende jaren aansluiten (gefaseerde aanpak bevordert de haalbaarheid).
•Bij de inwerkingtreding van de erkenningsregeling is er een adequaat financieringsmodel.
•Er is een goede overgangsregeling voor alle bestaande keurmerkhouders.
•Er is duidelijkheid over de status en de taken van de toezichthouder en over de status en de werkwijze van het centraal informatiepunt filantropie. Zo ook over de verhouding tussen toezichthouder en centraal informatiepunt.
•Het is duidelijk wie waar verantwoordelijk voor is (welke functies en waar belegd).
De normen worden door de sector zelf vastgesteld. Bij de uitwerking worden, naast individuele fondsenwervende organisaties, ook externe deskundigen en vertegenwoordigers van donateurs en het publiek betrokken. De normen worden pas definitief vastgesteld na instemming van de leden van de deelnemende brancheorganisaties. De normen worden door de sector, met betrokkenheid van de hiervoor genoemde derden, periodiek geëvalueerd en waar nodig aangepast.
Het toezicht op de naleving
Het toezicht op de naleving van de normen wordt verbreed. Er is toezicht op de wijze waarop wordt bestuurd, de wijze waarop inkomsten worden verkregen en hoe dit besteed wordt. Daarnaast komt er meer aandacht voor resultaten die organisaties boeken en de maatschappelijke betekenis daarvan. Het toezicht wordt bovendien meer meedenkend, stimulerend en reflectief. Als de normen op termijn door de overheid algemeen verbindend worden verklaard, zullen meer organisaties onder de werking van normstelling en het toezicht vallen. Dit heeft tijd nodig. Daarom moet het validatiestelsel voorlopig ook zelfstandig, zonder algemeen verbindend verklaring, kunnen functioneren. Het CBF is, voor fondsenwervende organisaties, de aangewezen toezichthouder waar verdere afspraken mee worden gemaakt Erkenningsregeling Voordat de overheid overgaat tot het algemeen verbindend verklaren van de normen moet duidelijk zijn voor welke organisaties de normen nu precies gaan gelden (werkingssfeer). Dat wordt nu onderzocht. Ondertussen werken SBF en CBF de erkenningsregeling uit.
Erkenningsregeling
De bestaande verschillende keurmerken worden vervangen door één breed gedragen erkenningsregeling, die voor het publiek overzichtelijk is en voor organisaties werkbaar. De erkenningsregeling helpt organisaties in de verdere professionalisering, werkt stimulerend en bevordert het vertrouwen in een organisatie.
Globale contouren van de erkenningsregeling:
* Erkenning vindt plaats op basis van vrijwilligheid. Erkenning kan wel een voorwaarde zijn voor het lidmaatschap van een branchevereniging.
• De erkenningsregeling moet ook toegankelijk zijn voor jonge en kleine organisaties die niet onder de verplichte normstelling vallen. De normen die nu worden ontwikkeld zullen niet op alle fondsenwervende organisaties van toepassing zijn, ook niet als de normen algemeen verbindend worden verklaard. Voor kleine organisaties zal een vrijstelling gelden. De precieze grens moet nog worden bepaald. Organisaties kunnen er voor kiezen zich toch te laten erkennen.
•Alle organisaties waarvoor, na algemeen verbindend verklaring, de normen gelden, vallen onder het toezicht.
•Een organisatie wordt erkend als de toezichthouder van oordeel is dat de organisatie de normen naleeft en/of toepast.
•Organisaties die kiezen voor een erkenning, vallen onder actief toezicht. Organisaties die niet kiezen voor een erkenning vallen onder passief toezicht. Dit houdt in dat de toezichthouder informatie verzamelt, opvraagt en kan ingrijpen bij (vermoedens van) onregelmatigheden. De toezichthouder kan dit uit eigen beweging doen en op verzoek van derden.
Waar staan we op 1 januari 2016?
•Er is een werkbaar normenstelsel, gedifferentieerd en toegesneden op de diverse groepen in het fondsenwervende deel van de filantropische sector.
•Het is duidelijk welke organisaties vanaf 1 januari 2016 vallen onder de erkenningsregeling en welke in de komende jaren aansluiten (gefaseerde aanpak bevordert de haalbaarheid).
•Bij de inwerkingtreding van de erkenningsregeling is er een adequaat financieringsmodel.
•Er is een goede overgangsregeling voor alle bestaande keurmerkhouders.
•Er is duidelijkheid over de status en de taken van de toezichthouder en over de status en de werkwijze van het centraal informatiepunt filantropie. Zo ook over de verhouding tussen toezichthouder en centraal informatiepunt.
•Het is duidelijk wie waar verantwoordelijk voor is (welke functies en waar belegd).