Vermogensfondsen opereren in een black box die mede door ons belastinggeld gefinancierd wordt. Ze genieten wel fiscale voordelen, maar plaatsen daar een minimum aan transparantie en accountability tegenover. Ze kiezen hun doelen zonder enige vorm van democratische inspraak en treden het gelijkheidsbeginsel met voeten. Vermogensfondsen zijn het speeltje van de plutocraten: de klasse van zeer welgestelden die hun macht ontlenen aan hun banksaldo. Horen ze eigenlijk wel thuis in een ware democratie? De bekende Amerikaanse econoom en politiek commentator Robert Reich (Democratische Partij) vindt van wel. Maar zorgen heeft hij ook.
Door Charles Groenhuijsen en Edwin Venema
Robert Reich opent een brede discussie over de rol van filantropie in de VS in de Boston Review (maart/april-uitgave) met een bekende retorische truc: de zaak die je wilt verdedigen eerst tot de grond toe afbranden. Fraai positioneert Reich de geldgevende vermogensfondsen als een belediging van elke ware democratie door de gezaghebbende rechter Richard Posner aan te halen. Die noemde de vermogensfondsen in zijn land ‘total scandals’: ‘Tot in de eeuwigheid voort bestaande fondsen… vormen volstrekt onverantwoordelijke instituties… zonder politieke controle, die zelfs voor erfopvolgers in een monarchie gelden…’
De Tweede Gouden Eeuw van de Filantropie
Tja, als fondsen in de VS er zo slecht op staan, dan groeit een kolossaal probleem: het aantal vooral kleinere vermogensfondsen is in de VS de laatste jaren explosief gestegen. Sinds 1993 is hun aantal meer dan verdubbeld: van ca. 44.000 in 1993 naar bijna 93.000 in 2010! We leven dan ook in de ‘Tweede Gouden Eeuw van de Filantropie’ volgens Reich. De eerste werd aan het begin van de twintigste eeuw ingeluid door filantropen als Carnegie en Rockefeller. En nu zijn het Gates en Buffet die symbool staan voor een immense overdracht van particulier kapitaal aan de samenleving. Als we hun schenkingen tot nu toe bij elkaar optellen, komen we aan zo’n slordige 65 miljard dollar. Met zo’n bedrag zouden de nieuwe superfilantropen als land op de 65e plaats op de wereldranglijst komen, althans gemeten naar het Bruto Binnenlands Product…
Stem van de plutocratie
Hoe meer vermogensfondsen, hoe groter ‘het schandaal’ (Posner): een steen die pijnlijk wringt in de democratische schoen. Gates, Buffet en al die andere superrijken geven stem aan de plutocratie: de bestuursvorm waarin geld bepaalt wie macht en invloed heeft. Het kapitaal van een modern Amerikaans vermogensfonds gedijt in een donor-gestuurd en fiscaal zeer bevoordeeld verdeelsysteem. Politici en for profit-bestuurders worden door respectievelijk de kiezers en aandeelhouders gemandateerd, maar de bestuurders van vermogensfondsen zijn verlichte despoten die niet van het pluche zijn af te branden. De Bill & Melinda Gates Foundation deelt elke dag een bedrag van bijna 10 miljoen dollar uit. Bill Gates is de niet-gekozen president van de VS…
Weinig drang tot verantwoording
En Reich draaft nog even lekker door. Anders dan bedrijven bekommeren vermogensfondsen zich niet of nauwelijks om concurrentie of resultaten: in ‘grant-making’ ontbreekt de prikkel van de markt. En de drang tot verantwoording? Die is ook al slecht ontwikkeld: het minimale om de Belastingdienst tevreden te stellen en daarmee houdt het ook wel op.
En publieke verantwoording: dat is al helemaal vloeken in de vermogenskerk, hoezeer fondsen ook met belastinggeld in feite gesubsidieerd worden. Dat laatste schijnt niet door te dringen tot de filantropen, zoals een mooie anekdote over George Soros laat zien. De magnaat-filantroop hanteerde in een discussie het machtswoord (‘Het is mijn geld, dus ik beslis’), maar werd door een junior medewerker van repliek gediend: ‘Het is ongeveer half uw geld meneer Soros, de andere helft is van de belastingbetaler.’ (Het moge duidelijk zijn dat de junior medewerker daarna vrij snel zijn biezen kon pakken…)
Links of rechtsom: vermogensfondsen in de VS zijn voor een deel het product van publieke middelen, stelt Reich. De fiscaliteiten voor fondsen kostte de Amerikaanse IRS in 2011 zo’n kleine 54 miljard dollar aan belastinginkomsten.
Het perspectief kantelt
Net als je denkt dat Reich de genadeklap uitdeelt aan de fondsen, kantelt hij het perspectief. De fondsen vervullen volgens hem een cruciale, complementaire rol binnen de huidige democratische structuren. Waarna Reich twee hoofdargumenten pro uitwerkt: het pluralisme-argument en het innovatie-argument.
Fondsen zijn, zo betoogt Reich, bij uitstek geschikt voor de verdeling van ‘the public good’. Veel beter bijvoorbeeld dan bedrijven. Die houden alleen maar van betalende klanten. Mensen die niets kunnen of willen betalen voor publieke goederen en diensten, maar er toch rechten op doen gelden: daar houden de for profits helemaal niet van!
En de overheid? Die werkt in een democratie natuurlijk wel volgens het gelijkheidsbeginsel, maar richt zich hierbij uitsluitend op de gemiddelde behoefte van de gemiddelde kiezer/belastingbetaler. Daardoor blijven de behoeften op flanken in het electoraat per definitie onbediend.
En die leemten worden juist door de particuliere fondsen bij uitstek gevuld. Niet gehinderd door het marktmechnisme van vraag- en aanbod, of het politieke opportunisme van een verkiezingstermijn, kunnen fondsen zich richten op alle ‘public good’ die door markt en staat worden gemeden als de pest.
Diversiteit
Fondsen dragen daarom volgens Reich uitstekend bij aan het pluralisme in de productie en verdeling van ‘the public good’. De diversiteit draagt bij aan een zich voortdurend ontwikkelende civil society. En, misschien nog wel belangrijker, biedt een gezond tegenwicht tegen overheid (met haar orthodoxe gelijkheidsbeginsel) en bedrijfsleven (met haar orthodoxe marktdenken). Reich: het pluralisme-argument draait de eerder genoemde nadelen van fondsen om in een deugd!
Vermogensdrempel?
Maakt dit alles de particuliere fondsen dus tot een onmisbare schakel in het democratische model? Niet per se, betoogt Reich. Hij plaatst nadrukkelijk een vraagteken bij vooral de kleinere fondsen met minder dan een miljoen dollar aan vermogen, die zelden meer dan 50.000 dollar per jaar besteden aan hun doelstelling. Hun aantal is tussen 1993 en 2010 in de VS meer dan verdubbeld. Dat zijn vooral de kleinere familiefondsen, vaak zonder betaalde medewerkers. Zijn zij als ‘instituut’ geloofwaardig? Of zouden de families hun filantropische doelstellingen niet beter kunnen vervullen door simpelweg een cheque uit te schrijven? Misschien zou er daarom wel een vermogensdrempel mogen komen voor filantropische fondsen van 10 of 50 miljoen dollar, oppert Reich.
Plutocratisch tegenwicht
En dan is er nog een ander gevoelig punt. Representeren de fondsen niet te veel de keuze en voorkeuren van een kleine, welgestelde elite? Is hun invloed verhoudingsgewijs niet te groot? Maakt dat de fiscale voordelen voor deze fondsen vanuit democratisch perspectief niet tot een onverdedigbare zaak? Reich velt hier een Salomonsoordeel: misschien moeten we de fiscale prikkels minder prikkelend maken, maar de bestaansgrond voor fondsen helemaal ondermijnen is geen optie. Reich: ‘Een plutocratisch tegenwicht tegen de dominantie van de staat in de productie en verdeling van ‘the public good’ is altijd nog beter dan helemaal geen tegenwicht.’
Killer argument
Rest Reich nog het ‘killer argument’ ten faveure van de fondsen. Een gebrek aan marktdenken en accountability zijn juist geweldige eigenschappen als het op innovatiekracht aankomt. Wie geen last heeft van ongeduldige kiezers of ontevreden aandeelhouders, heeft alle tijd en rust van de wereld om te investeren in risicovolle projecten. Particuliere fondsen zijn de ideale verschaffers van ‘seed capital’ en derhalve zeer geschikt als ‘change makers’. Hoog risico, lange adem: kom daar eens om in deze tijd…
Hefboomwerking
Reich benadrukt wel de rol van aanjager. Het gaat om een hefboomwerking. Om wegbereiding. Want zelfs de grootste particuliere fondsen verschrompelen bij het investeringspotentieel van markt en staat. Het is dus geen reële taak voor fondsen om zowel te investeren als duurzaam te onderhouden of uit te rollen. Voor het opschalen van goede ideeën kunnen de fondsen niet zonder overheid (collectieve middelen) en bedrijven. Complementariteit is de bron van maatschappelijk innovatiesucces. Reich noemt in dit verband de instelling van openbare bibliotheken, de coördinatie van de nationale 9-1-1-nooddiensten en het microkrediet.
Onderpresteren
En zo, concludeert Reich, hebben particuliere fondsen alles in zich om pluralisme en innovatie te hoeden en tot leven te brengen in een democratie. De hamvraag is echter wel: doen ze dat ook daadwerkelijk en zijn ze er goed in?
De voortekenen stemmen namelijk niet op voorhand tot al te groot optimisme. Kenners die de sector in de VS beslist een warm hart toedragen geloven dat veel fondsen niet naar hun werkelijke, letterlijke en figuurlijke, vermogen presteren. De voormalige Atlantic Philanthropies-voorzitter Joel Fleishman is ervan overtuigd dat fondsen veel meer zouden kunnen bereiken als ze transparanter zouden zijn en meer risico’s zouden durven nemen. Anderen, zoals Peter Frumkin, Paul Brest en Hal Harvey constateren dat fondsen in de VS nog te vaak zonder een duidelijk omlijnde strategie voor maatschappelijke verandering of innovatie werken.
Die signalen maken – zo concludeert Reich – dat er haast gemaakt moet worden met goed onderzoek naar de werkelijke prestaties. Het meten daarvan is daarom een groots huiswerk dat Reich zijn land meegeeft. Als de fondsen werkelijk cruciaal zijn voor het pluralisme en de maatschappelijke innovatie in de VS, dan zou de urgentie van deze opdracht geen onderwerp van veel discussie meer moeten zijn.
Robert Bernard Reich (1946) is een Amerikaanse politieke econoom , hoogleraar, auteur en politiek commentator. Hij diende in de regeringen van de presidenten Gerald Ford en Jimmy Carter en was minister van Arbeid onder president Bill Clinton 1993/97.
Reich is momenteel Chancellor's hoogleraar Public Policy aan de Goldman School of Public Policy aan de Universiteit van Californië, Berkeley .
Reich is een politiek commentator in tv-programma's, waaronder Hardball met Chris Matthews , CNBC 's Kudlow & Company , en APM 's Marketplace. In 2008 noemde Time Magazine hem een van de tien ‘beste kabinetsleden van de eeuw’ en The Wall Street Journal plaatste hem in 2008 als zesde op de lijst van de ‘invloedrijkste Zakelijke Denkers’. Hij werd benoemd tot lid van president-elect Barack Obama 's economische overgang adviesraad.
Hij publiceerde 14 boeken, waaronder de bestsellers, The Work of Nations , Reason , Supercapitalism , Aftershock: The Next Economy en America's Future , en een best-selling e-boek, ‘Beyond Outrage’.
Vermogensfondsen