Van wantrouwen naar vertrouwen:CBF wil graag uit ivoren toren

2 juli 2014
Nieuws | | Validatie & Toezicht

‘Monopoliegedrag’, ‘misplaatste arrogantie’, ‘te weinig aandacht voor kleine fondsenwervers’, ‘te weinig aandacht voor impact’, ‘schoothondje van de VFI’… Kritiek op toezichthouder Centraal Bureau Fondsenwerving vanuit de sector is niet nieuw, maar ook van buiten groeide de weerstand de laatste jaren. In de recente voorstellen van Cie. De Jong voor een nieuw validatiestelsel wordt het CBF pijnlijk genegeerd. Tijd dus voor verandering. En die komt er volgens a.i. directeur Dedan Schmidt. Samen met zijn bestuur streeft hij naar ‘glasnost’ en de sector reageert positief: ‘Fijn dat jullie luisteren’.

Spanningsveld
Doordat het CBF zowel de belangen van het gevende publiek als dat van de keurmerkhouders moet dienen, is er voortdurend sprake van een stevig spanningsveld. Bij de toezichthouder zijn ze dus wel wat gewend, maar toch was er de laatste jaren het gevoel bij veel partijen in de filantropie dat het aloude CBF - in 1925 opgericht als ‘Stichting Centraal Archief en Inlichtingenbureau inzake het Maatschappelijk Hulpbetoon voor Nederland’ en in 1989 omgedoopt tot de huidige naam - haar voeling met de sector aan het verliezen was. Met name vanuit de hoek van de kleinere fondsenwervers rees verzet: het stelsel bood te weinig mogelijkheden voor diversificatie. De vervlechting van de Code Wijffels van VFI en CBF-reglement gaf voer aan de verdenking dat het CBF vooral bescherming bood aan de grote landelijke fondsenwervers. En verder zou er te weinig aandacht zijn voor impact-indicatoren. Er kwam een ‘protestkeur’ (Keurmerk Goede Doelen), dat nauwelijks keurmerkhouders trok, maar wel stevig aan de poorten van de aloude toezichthouder rammelde.

Onverholen irritatie
De schijnbare vanzelfsprekendheid waarmee het CBF zich een rol toebedacht in het nieuw te ontwikkelen validatiesysteem voor de sector, stuitte op onbegrip en irritatie. Het was veelzeggend dat in het advies van de Commissie de Jong – die recent voor de overheid de contouren van een nieuw stelsel voor toezicht schetste – de grootste, huidige toezichthouder vooralsnog geen enkele rol wordt toebedeeld. Ingewijden rondom de commissie melden de bijna onverholen weerzin van de voorzitter over de houding van het CBF in het voortraject: ‘we regelen het wel even buiten de sector om.’ Niet dus.

Perfect storm
De ‘perfect storm’ van het CBF leek begin dit jaar compleet door het wegvallen door ziekte van zowel directeur Adri Kemps, als voorzitter Joan de Wijkerslooth. Het CBF leek voor korte tijd bestuurlijk onthoofd. Het bestuur nam echter kordaat actie. Interim manager Dedan Schmidt – expert op het gebied van maatschappelijke brancheorganisaties - werd in elk geval tot eind september dit jaar aangesteld als tijdelijk directeur. Dat betekende bij alle persoonlijke leed van  kans voor een nieuwe start. Een schone lei.
En die nieuwe start lijkt er te komen. Al na enkele maanden klinken er – voorzichtig – andere, meer positieve geluiden over het CBF. De geluiden vanuit het CBF zelf betekenen in elk geval een forse koerswijziging. Filanthropium sprak daarover met a.i. directeur Dedan Schmidt.

EV: Het CBF zat in de hoek waar rake klappen vielen. Behalve het persoonlijke drama van het wegvallen van Kemps en De Wijkerslooth, werd de organisatie bijna demonstratief genegeerd in de eerste voorstellen van de Commissie De Jong voor een sectorbreed validatiesysteem. Hoe reageerden jullie daarop?
DS: Om te beginnen zijn zowel bestuur – onder aanvoering van de nieuwe voorzitter Jaap Nawijn (burgemeester van Hollands Kroon, red.) - als ik zelf geneigd om direct heel open te zijn over onze situatie. Waarschijnlijk is dat een ongebruikelijke houding. Het advies van de Commissie de Jong loog er niet om. Het is op z’n zachtst gezegd niet fijn als je als toezichthouder niet wordt genoemd. Dat is gek en vooral pijnlijk omdat een belangrijk deel van de organisaties die straks onder het nieuwe regime gaan vallen het CBF-Keur heeft en de gemeenten met de keurmerkhouders samenwerken. Aan de andere kant zegt dat ook genoeg: je bent even een onwelkome speler. Punt. Daar is het bestuur wel van geschrokken. De vraag was direct: waarom zijn wij er niet bij en wat betekent dat?

EV: Betekende dat dat het bestuur te veel op afstand stond?
DS: Zo zou je het kunnen zeggen. Maar door het wegvallen, vrijwel tegelijkertijd van de voorzitter en de directeur, kwam het bestuur direct dichter op de organisatie te staan. Dat kon niet anders. Het bestuur kwam er toen achter dat het CBF niet lekker functioneerde en dat de relatie met stakeholders verre van optimaal was.

EV: En dat was ook uw eerste bevinding, na uw aanstelling als interim directeur?
DS: Ik ga er geen doekjes om winden. Er was onrust in de organisatie. Er moet dus weer rust komen en de relatie met de stakeholders moet weer genormaliseerd worden. We zijn daarom vanaf maart direct gaan praten. Natuurlijk met de mensen intern, maar ook extern met alle beleidsbepalende organisaties en met een aantal fondsenwervende instellingen. Daarnaast hebben ook leden van het bestuur gesprekken gevoerd in het veld.

EV: Wat was de eerste reactie?
DS: ‘Wat fijn dat jullie er zijn’. ‘Goed dat jullie luisteren’. ‘We zijn blij dat jullie uit de ivoren toren komen afdalen’.
Dat laat enerzijds weinig aan de verbeelding over en geeft anderzijds aan dat organisaties ook open staan voor contact met het CBF.

EV: Het begin van een koerswijziging?
DS: Ons ‘rondje langs de velden’ kun je inderdaad aanmerken als de start van een koersverandering. Wat mij direct opviel aan de houding tegenover het CBF: we staan helemaal buiten sector. We horen er niet bij. Het CBF lijkt te handelen vanuit een paradigma van wantrouwen. Dat is voor een toezichthouder niet opmerkelijk. Maar dat kan ook anders. Goede controle kan komen vanuit wantrouwen, maar ook vanuit vertrouwen. We moeten dus versterken wat wél goed gaat. Dát is in hoofdlijn de koerswijziging. Wat ook opviel in de gesprekken is dat aangesloten organisaties het keurmerk met de onafhankelijke toetsingen van belang vinden voor hun eigen organisatie.

EV: Maar wel in de juiste balans voor de belangen van zowel gevers als van de keurmerkhouders.
DS: Ik vind ‘balans’ niet de juiste metafoor: je kunt in het belang handelen van zowel gevers als ontvangers. Die belangen die sporen klaarblijkelijk ook, want anders zouden mensen niet geven aan goede doelenorganisaties. Als ze sporen, kun je ze ook beide objectief  bekijken. Vanuit een onafhankelijke rol en vanuit een neutrale positie als toezichthouder. Het CBF heeft altijd het belang van de gever centraal gezet om zo het vertrouwen in goede doelenorganisaties te borgen.

EV: Maar welke rol wil het CBF gaan spelen in een nieuw stelsel van toezicht en validatie?
DS: De sector moet vooral nu zelf zeggen: hoe willen wij ons toezicht en governance organiseren? Laten we daar eerst maar eens heel goed naar gaan luisteren. Misschien zitten we meer op één lijn dan we nu denken. Ik wil daarin niet sturen. We horen wel trends en denkrichtingen voor het CBF. In de gesprekken geven mensen aan dat het van statisch naar dynamisch zou moeten gaan. Van kleine lettertjes-regel naar principe. Van heel zwaar en bureaucratisch met heftig wapengekletter van de accountants naar licht en raak. Daar willen we meer over horen in de dialoogsessies die we organiseren.  Duidelijk is wel dat het CBF niet het werk van de accountant nog eens dunnetjes moet overdoen.

EV: In het nieuwe stelsel gaat het natuurlijk om een brede werking voor alle anbi’s.
DS: Het gevoelen in de branche is dat je het publiek garanties moet geven: híer voldoet onze sector aan. Bij verschillende spelers is de behoefte aan een brede werking.  Dít zijn de minimumeisen. Het gaat om garanties voor gevers en het heeft te maken met een level playing field. En ik hoor het u zeggen: de filantropiesector is super heterogeen. Maar het is niet de enige sector waar dat voor geldt. En dat betekent dat we naar een gedifferentieerd model moeten.

EV: Wat is jullie planning?
DS: De eerste fase heb ik geschetst. We voeren veel gesprekken. We luisteren. We analyseren. We doen onderzoek onder donateurs en consumenten. We kijken naar hoe de landen om ons heen het hebben geregeld. Het tweede is orde te brengen in het hele vraagstuk van toezicht en kwaliteit van het keurmerk. Het derde is om op basis hiervan te komen tot een aantal opties met daarin mogelijke een rol van het CBF. En die willen we in gesprekken voorleggen. We streven er naar om tot een uitkomst te komen die voor de sector en ook voor de overheid passend is. Ons timeframe is dat we tot en met juli inventariseren en analyseren.  Eind juli zou er als het meezit een conceptadvies kunnen zijn. Augustus gebruiken we dan om te finetunen. Direct na de zomer kunnen wij ook de vertaling maken naar wat het betekent voor het CBF als organisatie. En ja, dat is een snelkookpan. Het CBF heeft in het verleden onvoldoende geluisterd en te weinig ingespeeld op veranderingen. Het goede nieuws: onder druk wordt alles vloeibaar. En dus kunnen we ook snel veranderen.

EV: En als een van die opties is om het CBF op te heffen?
DS: Als uit deze verkenningen significant naar voren komt dat het verstandig is om het CBF op te heffen, moeten we dat doen. Deze vraag wordt door het bestuur ook niet vermeden: wat zou er gebeuren als er geen CBF was? Dat is een gezonde vraag. Iedereen realiseert zich natuurlijk dat de sector niet zonder een toezichthouder kan. Duidelijk is dat het zeker anders moet dan nu.

EV: Dat is voor de huidige organisatie geen geruststellende gedachte. Werkt dat niet demotiverend?
DS: Onze mensen zijn zeer betrokken bij het verzamelen van info en ze werken hard aan het lopende werk en aan de verkenningen. Omdat iedereen meewerkt is er een goed gevoel: ‘nu doen we er tenminste wat aan!’ Er zit nieuwe energie in de organisatie. Er is een oprechte en grote bereidheid tot verandering.  En een grote betrokkenheid bij en kennis van de sector. Die betrokkenheid geldt ook voor het bestuur.
Jaap Nawijn is als nieuwe voorzitter een uitstekend luisteraar en verbinder. Voorstander van openheid. En dat geldt ook voor Erika Marseille en Felix Cohen, die samen met Jaap Nawijn nu het kernbestuur vormen. En ook bij de overige bestuursleden is er een grote mate van betrokkenheid. Dat uit zich op vergaderingen: geen klassieke stukken-meetings. Er is een andere beleving.

EV: Hoe beoordeelt het CBF feitelijk de adviezen van de Commissie De Jong? Hoe ziet u bijvoorbeeld de rol van de overheid voor het toezicht?
Het bestuur heeft een brief geschreven om op het rapport te reageren. De strekking van die brief: we zien goede punten, maar wij zien ook een verstatelijking die niet helemaal past bij de sector en helemaal geen zicht op de uitvoerbaarheid en de financiële consequenties. In het algemeen zullen wij het als sector zelf moeten doen. Het gaat principieel om zelfregulering met mogelijk een verbindendverklaring via de overheid. Verbindendverklaring heeft natuurlijk voor- en nadelen. Wij begrijpen de wens van een brede werking, maar met een zeer terughoudende rol voor de overheid.

drs. Dedan P.J. Schmidt (1968)
- 1989-1996: Bestuurskunde aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en de Rijks Universiteit Leiden
- Februari 2014- heden, CBF; directeur ad interim via BoerCroon
- 2013 – heden: Zelfstandig interimmanager en adviseur vanuit zijn bedrijf DS-board.
- 2000 tot 2013: Berenschot: senior managing consultant, interim manager en marktgroepmanager van branches en verenigingen vervulde.
- 2011-2012: A-O Metalektro; directeur ad Interim
- 2010-2011: VO-raad: directeur ad interim

- Gespecialiseerd in maatschappelijke organisaties, brancheorganisaties, belangenorganisaties, verenigingen en middenveldorganisaties

- Publiceerde drie boeken over verenigingsmanagement en belangenbehartiging. Schrijft op dit moment samen met anderen aan een boek over belangenbehartiging
- Docent aan de Academie voor Verenigingsmanagement
- Voorzitter district Gelderland-Zuid van het Nederlandse Rode Kruis, Voorzitter Rotary Club Culemborg
- Vader van Dante 7 jaar en Nanne Roos 4 jaar, Samenwonend met Cyrilein Visser