Op de website is ook te lezen hoe de VDEF jaarlijks beurzen verstrekt aan jonge, artstieke talenten om hen verder te brengen in hun artistieke ontwikkeling. Sinds de oprichting in 2001 konden ruim achthonderd jongeren met een VDEF-beurs studeren aan prestigieuze opleidingen in binnen- en buitenland. Ze worden geselecteerd door specialisten uit het vak en doen vervolgens auditie.
We spreken Ockhuysen (58) op een nazomerochtend op zijn kantoor aan de Boelelaan in Amsterdam Buitenveldert. De voormalig hoofdredacteur van Het Parool staat bekend als een harde werker die zijn zaakjes graag op orde heeft. Hij staat inmiddels drie en een half jaar aan het roer van de foundation en spreekt met dezelfde gedrevenheid als oprichter Joop van den Ende (82). Ockhuysen illustreert zijn betoog met talloze voorbeelden.
Op voorhand is één ding duidelijk. De negentiende-eeuwse Franse slogan L’art pour l’art lijkt niet goed te passen bij de Nederlandse volksaard. Hier te lande wordt kunst door de overheid vaak een utilitaristische functie toebedeeld. Een functie die in het beleid ook nog eens om de zoveel jaar varieert: van regionale spreiding tot welzijn, van diversiteit tot ondernemerschap en van fair practice tot duurzaamheid. Een heel gedoe.
Ockhuysen: ‘De kunstwereld – door overheidsbezuinigingen permanent onder druk – profileert zich als progressief, maar is in de kern conservatief. Verandering is ingewikkeld. Er was aanvankelijk wantrouwen jegens externe geldstromen. Schenkingen werden gezien als bemoeienis. Met de komst van nieuwe generaties is ook het bewustzijn gekomen dat samenwerking met private partijen noodzakelijk is in een sector die door overheden onvoldoende serieus wordt genomen.’
‘Instellingen moeten zich verenigen om samen sterk te zijn. Bezuinigingen, die steeds als een zwaard van Damocles boven de sector hangen, maken ook duidelijk dat de branche van alle maatschappelijke sectoren de slechtste lobby heeft. Men is verdeeld, belangen lopen uiteen. De filmmakers hebben bijvoorbeeld hun eigen lobby. Maar je hebt juist centrale ambassadeurs nodig. De sportsector doet dat beter.’
‘Een ander probleem: de publieke omroep laat het bij de kunsten afweten. Met pijn en moeite wordt een Prinsengrachtconcert uitgezonden. Ook is er Podium Klassiek op zondag vroeg in de avond en Cornald Maas mag zo nu en dan zijn portretten van kunstenaars maken. Maar kunst is in de programmering verdwenen als een vanzelfsprekend onderdeel van de maatschappij. Als kunst al in het nieuws is, gaat het over de hoge opbrengst van een werk op een veiling of over grensoverschrijdend gedrag. Zelden wordt met trots verteld over het succes van Nederlandse kunstenaars in het buitenland. De publieke omroep zou een veel grotere rol kunnen spelen. Ik zou primetime veel meer kunst willen zien.’
En verder?
‘Er gebeurt intussen veel goeds. Onze kunstensector is heel bijzonder. Theater heeft hier een ongekend hoog niveau. Het Concertgebouworkest behoort tot de wereldtop. Hetzelfde geldt voor dans. Topkunst hoort bij een welvarend land als Nederland. Daartegenover staat dat als je op straat aan een willekeurige passant vraagt om vijf kunstenaars te noemen er een oorverdovende stilte volgt. We vinden kunst niet belangrijk genoeg, het zit niet in onze genen.’
De stembuswinnaar ziet kunst als ‘een luxegoed’ waar de maatschappij als geheel niet aan bij hoeft te dragen …
‘Het waanidee is dat in Nederland veel geld gaat naar kunst en cultuur. Zelfs oud-premier Rutte, die ik eerlijk gezegd nu al mis, droeg bij aan dit beeld door te reppen van ‘‘de witte wijn sippende elite’’. Door de calvinistische inborst van veel Nederlanders worden kunst en cultuur snel gezien als luxe, als franje. De sluitpost op de begroting. In Duitsland en Frankrijk gaat veel meer geld naar kunst en cultuur, een sector die bijdraagt aan mentale gezondheid en een mentaal fitte maatschappij.’
‘In ons nationale bewustzijn is er weinig besef van het belang van kunstenaars bij het aanscherpen van je gedachten of om je een (lach)spiegel voor te houden. In ons land worden kunst en cultuur hoogstens gezien als ene mooie avond uit, een geslaagd bezoek aan een museum op een luxe dag in je vakantie. Maar kunst en cultuur heeft ook een andere betekenis: nadenken over wie je bent en wie je kan zijn. Die koppeling wordt hier niet gemaakt.’
Hoe houdt de VDEF het culturele leven in Nederland desondanks vitaal?
‘Bij ons geldt cultureel ondernemerschap als een belangrijke pijler. Kunstenaars dienen zich rekenschap te geven van het publiek. Het gaat daarbij niet alleen om ‘‘kiloknallers’’. Ondernemerschap is ook: je bewust zijn van de maatschappij waarin je leeft. Zorgen dat je toegankelijk bent voor alle soorten publiek. Dat je als toneelgroep representatief bent voor de hele bevolking.’
‘Bij de VDEF worden we verliefd op goede ideeën. Onze gemene deler bij onze grotere investeringen – of het nu gaat om het Nationale Ballet, de Nationale Opera of het Bonnefanten museum – is een origineel idee. Gedrevenheid ook. Iets bijzonders doen, onderscheidend zijn. Om maatschappelijke relevantie en publieksbereik. En we zijn er als fonds ook nadrukkelijk voor aanvragen uit de wereld van de popmuziek, hiphop en streetdance.’
Weten deze disciplines van jullie bestaan?
‘Eerlijk is eerlijk: als ik hier op de Amsterdamse Zuidas uit het raam kijk, heb ik niet meteen goed zicht op de hiphopscene. Weinig artiesten uit deze hoek wisten de weg naar ons te vinden. We werden geholpen door Kees de Koning, oprichter van het platenlabel Top Notch. We werken ook samen met Rotterdamse choreograaf Lloyd Marengo en daarnaast met het Amsterdam Hip Hop Center. Deze partners zijn onze uitkijkposten.’
VDEF werd aanvankelijk geassocieerd met kunst met een kleine k …
‘Onze oprichters Joop en Janine Van den Ende zijn bekend geworden als producent van televisieprogramma’s en theater, veel musicals. Daardoor denken mensen dat we hoofdzakelijk zijn gericht op muziektheater. Dat ondersteunen we zeker ook omdat het een belangrijke en complexe kunstvorm is. Maar we doen ook mime, theater, dans, beeldende kunst, eigenlijk alle disciplines behalve literatuur.’
‘De VDEF wordt volledig gefinancierd door Joop en Janine Van den Ende. Waar ik trots op ben is de breedte van onze werkzaamheden. Enerzijds helpen we het Bonnefanten museum om een belangwekkend kunstwerk te kopen; anderzijds steunen we een talentvolle cellist als Reinier Winck om te studeren aan de prestigieuze Juilliard School in New York. Hij heeft zich als jonge musicus enige tijd in de VS kunnen ontwikkelen. Je verandert daarmee een artistieke carrière en misschien wel een mensenleven.’
‘Bijna iedereen kent de gebroeders Lucas en Arthur Jussen die mede dankzij de VDEF les hebben gehad van de Portugese pianovirtuoos Maria João Pires. Een ander voorbeeld is Eduard Preda. Deze pianist weet overal waar hij komt de zaal op z’n kop te zetten. Tussen 2017 en 2019 ontving hij van ons een beurs om privéles te volgen bij wijlen Jan Wijn, Nederlands bekendste pianopedagoog.’
Dat is vast niet alles …
‘We steunen ook breakdancers, mezzosopranen, acteurs, filmmakers. We sturen ze naar topopleidingen overal ter wereld zodat zij daar een jaar of langer kunnen studeren. Je ervaart en beleeft daar heel veel. Het zijn onvergetelijke lessen die in je latere loopbaan kunt meenemen. Deze vorm van ondersteuning is vanaf het begin een bijzondere pijler geweest van deze foundation. Jong artistiek talent stimuleren om hun dromen na te jagen.’
Wat zijn criteria om in aanmerking te komen voor ondersteuning?
‘Talent! En qua criteria geldt voor ons als gezegd vooral de originaliteit van een idee en de gedrevenheid van een kunstenaar of een kunstinstelling. Een ambitie of plan waarvan wij denken: dat is zo bijzonder, we gaan ze helpen door de eerste, vaak moeilijke, fase. Wij zeggen dan: ga dat plan maar uitbroeden zodat je er de wereld in mee kunt. Zeg maar zero stage capital. In Nederland moeten kunstenaars, werkend aan het artistieke project van hun leven, vakken vullen bij de supermarkt om hun huur of hypotheek te kunnen betalen. Wij proberen daar te helpen en dat zo zorgvuldig mogelijk aan te pakken.’
‘We zagen dat mensen vast zaten en niet verder konden met hun ideeën. Veel cultuurfondsen hebben ingewikkelde procedures. Soms moet je een halfjaar of langer wachten of je überhaupt iets kunt inleveren. We hebben toen een ‘‘snel-loket’’ in het leven geroepen voor de ontwikkeling van een klein festival, een mini-expositie of een scenario. Het gaat om relatief kleine bedragen, tot tienduizend euro. Daarmee konden we snel reageren.’
Wat zijn verbeterpunten bij de VDEF?
‘Toen Joop en Janine de VDEF in 2001 begonnen, vonden sceptici deze te Amerikaans. Het woord ‘pochen’ viel zelfs. Dit heeft een tijdje geduurd. Maar in de loop van de tijd verstomde het koor van kritische stemmen. Tegenwoordig is de algemene opinie: het is mooi dat het geld van de VDEF één kant uitgaat. Het is een geschenk: we willen er niets voor terug, behalve een bondige evaluatie.'
‘Natuurlijk zijn er zaken die beter kunnen. We willen het proces van aanvragen nog efficiënter maken. We werken niet met ingewikkelde formulieren, maar via e-mail. Mensen kunnen ons ook benaderen voor een persoonlijk onderhoud. Ik vind persoonlijk contact heel belangrijk. Denk aan een gesprek hier op kantoor of het bezoek aan een voorstelling. Je gaat een relatie aan met elkaar en het is mooi om achteraf te zien wat ervan gekomen is.’
Is de schaalgrootte van de VDEF naar wens?
‘De circa € 6,8 mln per jaar van de familie Van den Ende is een fantastisch bedrag waarmee we veel kunnen doen. Onder meer DeLaMar, een geschenk aan de stad Amsterdam, onderhouden zodat dit theater zonder overheidsgeld kan draaien. Voorts investeren we in het Blockbuster Fonds, BBF XTRA en Cultuurloket DigitALL. Daarnaast blijft geld over voor schenkingen, variërend van € 3000 tot € 750.000 euro.’
Er zijn stevige bezuinigingen op komst. Wat door de VDEF is bedoeld als extra geld voor bijzondere initiatieven, wordt dan gebruikt om de gaten te dichten, zo valt te vrezen …
‘In plaats van meer geld zal er vanuit de overheid minder geld naar kunst en cultuur gaan. Filantropische instellingen, zoals de VDEF, komen onder druk te staan. Er komen meer aanvragen binnen dan goed voor ons is. We zijn eigenlijk de kers op de taart, maar dreigen langzaam maar zeker de taart zelf te worden. Maar wij hebben geen rol in de bezuinigingspolitiek. Ik hoop dat we over een paar jaar nog steeds hetzelfde werk doen.’
Hoe dan?
‘We zijn er voor een mooi plan, bijzondere projecten, voor jongeren, voor educatie, publiekbereik. En dat – inclusief onze flexibiliteit – moet zo blijven. We hebben van oudsher een laboratoriumfunctie, een ontwikkelfunctie. Als we steeds meer een vervanging worden van subsidie, dan leidt dat uiteindelijk tot een verschraling van de cultuursector. Wij zijn een autonome instelling en wij schenken aan alles wat we belangrijk en mooi vinden. Een goednieuwsshow voor de cultuursector.’
Dan: ‘Wie hoorde er tot voor kort nog schoolklassen zingen? Acht jaar terug investeerde de VDEF samen met de Vriendenloterij en andere partners in de terukeer van muziekonderwijs op basisscholen. Inmiddels is het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ook ingestapt en is sprake van publiek-private samenwerking. Muziek en muziekonderwijs doen iets met je hersenen: je staat meer open voor elkaar. Deze schenking is dus verrijkend én ver reikend.’
Hoe kijkt u aan tegen een nieuwe generatie filantropen?
‘De economie is veranderd. Je ziet steeds meer jonge mensen die veel geld verdienen, vooral in de IT. Ze leggen vaak een grote betrokkenheid aan de dag met de wereld anno 2024. Ik ben daar optimistisch over. Soms komen ze ons om advies vragen hoe iets terug te doen voor de samenleving. Geld verdienen is mooi. Maar iets terugdoen, iets kunnen betekenen: dat geeft de meeste vervulling. Dat weten we hier uit ervaring.’
Waar bent u trots op zo rond de start van het nieuwe culturele seizoen?
‘We steunden eerder dit jaar het Bonnefanten museum met hun grensverleggende tentoonstelling What freedom is to me. Voor het eerst in Nederland was een groots retrospectief te zien van kunstenaar Isaac Julien (Londen, 1960). Julien wordt internationaal geroemd om zijn meeslepende lyrische films en videokunstinstallaties. Hij doorbreekt de barrières tussen de verschillende artistieke disciplines.’
‘In het verlengde daarvan noem ik ‘‘Soundtracks’’ in het Rijksmuseum. Kunst ervaren kun je op allerlei manieren doen. Je leest een tekstbordje, volgt een rondleiding of neemt een audiotour. Met de Rijksmuseum Soundtracks laten we jongeren samen met verschillende DJ’s en componisten net even anders naar kunst kijken. In plaats van gesproken tekst worden de bezoekers met Soundtracks begeleid door eigentijdse muziek. Zo bereiken we het publiek van morgen.’
Ondernemen in kunst & cultuur
‘Het werk van een enkeling die met gulheid en inzicht een onderneming realiseert tot profijt van de gemeenschap.’ Zo definieerde de vooraanstaande socioloog Abram de Swaan in 1967 filantropie in Amerika in termijnen. Een ademloos verslag uit de USA. Het is een omschrijving die mutatis mutandis ook van toepassing is op het echtpaar Joop en Janine Van den Ende. Met hun foundation wisten ze ondernemen in de cultuursector tot kunst te verheffen.Centraal in het welhaast on-Nederlandse ondernemerschap van de VDEF staat blijkens het jaarverslag 2023 de zogeheten stewardship-managementtheorie, een zienswijze die een rentmeesterschapsgedachte bevat. Het mensbeeld dat wordt geassocieerd met deze theorie gaat ervan uit dat de mens intrinsiek gemotiveerd is om het belang van het grotere geheel te dienen.
Aanhangers van deze theorie hebben de behoefte zich te ontwikkelen en voeden hun intrinsieke motivatie door hun bekwaamheid te ontwikkelen, beslissingen te nemen die in het belang zijn van het collectief en zodoende dienend te zijn aan het geheel. Opportunisme en maximalisatie van eigen belang maken volgens deze theorie plaats voor intrinsieke drijfveren.
Podiumkunsten
Iets anders: in de culturele economie, in het bijzonder bij de arbeidsintensieve podiumkunsten, speelt de Wet van Baumol een essentiële rol. William Baumol (1922 – 2017) legde een verband tussen de uitgaven bij podiuminstellingen en technologische vooruitgang, die in de meeste sectoren van de economie leidt tot productiviteitsverbetering. Maar op het podium zelf is daar nauwelijks sprake van en dit heeft niets te maken met luie artiesten.
Een musical of een symfonie uitvoeren vergt een bepaalde bezetting en een zekere tijdsspanne. Sneller spelen met minder mensen is in artistiek opzicht geen optie. Dit betekent dat de uitgaven op het podium sneller zullen oplopen dan bij bepaalde marktgerichte economische sectoren met hun mogelijkheden tot productiviteitsverbetering. Met als gevolg een oplopende kostenontwikkeling.
Op de langere termijn zullen de uitgaven in de arbeidsintensieve podiumkunsten sneller stijgen dan de inkomsten. De cost disease van Baumol leidt onherroepelijk tot budgettaire problemen. De vraag is of men deze kosten moet afwentelen op het publiek in de zaal. Hier lijkt eerder een taak te liggen voor de overheid, niet zozeer voor filantropische organisaties. Het gaat immers om de basisinfrastructuur.
Volgens de Cultuurmonitor van de Boekmanstichting, geschraagd door CBS-cijfers, bedroegen de cultuurlasten van overheden (Rijk, provincies en gemeenten samen) in 2021 ruim € 3,8 mrd. Dit is het meest recente publiek toegankelijke gegeven.
Verder lezen:
Winnie Sorgdrager, Zuurstof van de samenleving. Waarom cultuur een regeringszaak is (Amsterdam 2024).