DDB-columnist Johan van de Gronden blikt terug op de zorgeloze successen van zijn eigen generatie, terwijl hij zich afvraagt hoe de generatie van zijn kinderen straks de geschiedenisboeken in zal gaan.
In 1963 is John F. Kennedy ‘ein Berliner’ en heeft Martin Luther King een droom. Anneke Grönloh scoort een hit met ‘Soerabaja.’ Tussen de 250.000 nieuwgeborenen in Nederland bevinden zich latere namen als Ronald Koeman, Dolf Jansen of, net over de grens, Goedele Liekens. De NV Nederlandse Gasunie ziet het levenslicht. In recordtempo zullen Nederlandse steden en dorpen worden aangesloten op aardgas. Met de recente ontdekking van 300 miljard kubieke meter aardgas in het Groningenveld is de euforie groot. Wij weten dan nog niet dat onze generatie later – 1963 is ook mijn geboortejaar – de naam van een ‘Verloren Generatie’ zal krijgen: een cohort dat net te jong is om actief te participeren in de revolte van de jaren zestig, vrij zorgeloos opgroeit in de uitbundige jaren zeventig, maar lelijk op de koffie komt in de jaren tachtig wanneer massawerkeloosheid, economische krimp, ernstige zorgen om het milieu en een dreigende atoomoorlog de sfeer bepalen.
Een generatiegenoot en hoogleraar letterkunde aan een Berlijnse universiteit, Jan Konst, wijdde een heel boek aan deze late babyboomers: ‘Na de revolutie’ (Balans, 2021). De lectuur bleek een feest van herkenning. Waar onze ouders doorgaans nog als vanzelfsprekend hun positie innamen in een lange intergenerationele reeks, diende zich voor ons de keuzebiografie aan. Je werd niet wie je was, je kon worden wat je wilde. Velen van ons wuifden de protestantse of katholieke tradities gedag, maakten een flinke spurt op de maatschappelijke ladder en verkozen een beroep of carrière die in niets geleek op die van onze ouders. De welvaartsstaat was iets vanzelfsprekends. En we waren altijd met veel: in de klassen op school, op de voetbalvereniging, op sportdagen, in de collegezalen en straks, als we met pensioen gaan, zitten we met kleinere of grotere gebreken vast weer op een kluitje in de wachtkamer van de huisarts.
Ik vraag mij af hoe mijn jongvolwassen kinderen later zullen terugkijken op de jaren twintig van deze eeuw. Zij maken zich grote zorgen om het klimaat en de klappen die wij maar blijven uitdelen aan de natuur. Waar mijn generatie marcheerde tegen de bom, lopen zij klimaatmarsen. Veel respect voor de huidige generatie politieke leiders kan ik bij hen niet ontwaren. Hun wereldbeeld lijkt niettemin tamelijk optimistisch en hun kansen op de arbeidsmarkt zijn groot. Een huis kunnen ze alleen amper huren, laat staan zelfstandig kopen. Het komt mij ook voor dat hun sociale antennes scherper staan afgesteld. Hun wereld is diverser, toleranter, meerpolig. Misschien gaan zij straks de boeken in als een generatie die nieuwe vormen van gemeenschapszin ontdekte. In hun opleidingen lijkt ook veel meer plaats te zijn gemaakt voor de ‘reflective practitioner.’ Zij weten inhoud en betrekking beter te onderscheiden. Hoe vaak heb ik niet van coaches gehoord, dat ik mij kwetsbaar op moest stellen. Getverderrie. Daar houden wij uit 1963 helemaal niet van. ‘Never sure, but never in doubt’ is ons motto. Over gevoelens praten op het werk komt niet in ons hoofd op. Recht op het doel af graag! En vlug een beetje.
Nou ja, enige haast is ook wel geboden. We moeten als een haasje van dat gas en andere fossiele brandstoffen af, vieze fabrieken ombouwen of sluiten, de biodiversiteit herstellen, de waterveiligheid op orde brengen en niet te teerhartig met iedereen over alles overleggen, willen we nog een beetje leuk tevoorschijn komen aan het einde van deze eeuw. De generatie ’63 doet nog een jaar of tien mee: seculier, individualistisch, doelgericht en af en toe wat stotterend over onze diepere zielenroerselen. En dan is het aan andere hemelbestormers om ons snel te doen vergeten.
---
Filosoof, bestuurder, toezichthouder en auteur Johan van de Gronden is sinds kort toegetreden tot het corps columnisten en experts van De Dikke Blauwe, het onafhankelijke platform voor nieuws en opinie over filantropie. Van de Gronden is in de sector bekend als bestuurlijke zwaargewicht, onder andere als voormalig directeur van WNF en tegenwoordig als directievoorzitter van KWF Kankerbestrijding. Hij zal op persoonlijke titel regelmatig bespiegelingen leveren met een brede maatschappelijke insteek, zoals over de fysieke Leefomgeving, natuur, gezondheid, civil society, burgerparticipatie en Filosofie & Samenleving. Meer info: klik hier.
►Ga naar Johans eigen pagina op deze website, waarop zijn columns en berichten over hem zelf staan verzameld: klik hier.
Filantropie