In een lang en kritisch artikel in de New York Times van 15 maart gaat William Breed in op de kansen, maar ook bedreigingen van filantropie voor de richting van fundamenteel wetenschappelijk onderzoek in de VS.
In Washington hebben bezuinigingen een kaalslag opgeleverd in de wetenschap: laboratoria worden gesloten en projecten afgeblazen. Gelukkig beschikt het land over een leger aan miljardairs-filantropen die bereid zijn om de beurs te trekken en de wetenschap privaat te financieren. Goed nieuws toch? Of toch niet?
Private major donors hebben niet alleen het voorrecht, maar ook (steeds meer) de sterke neiging om de richting van hun gift te bepalen. De filantropen van deze tijd, zoals Warren Buffet en Bill Gates, werpen zich op als sociale redders door grote investeringen in wetenschappelijk onderzoek. Dat betekent echter dat zij steeds meer gaan bepalen in welke richting met name fundamenteel onderzoek zich beweegt. Politiek analist Steven A. Edwards formuleert dat zo:
‘De praktijk van de wetenschap in de 21e eeuw wordt steeds minder door nationale prioriteiten of door peer-review groepen bepaald, maar door de specifieke voorkeuren van de superrijken.’
En zo is het. Filantropie van miljardairs is, anders dan geldstromen van de overheid vanuit de collectieve middelen, immers niet gebonden aan democratische accountability.
Voor ‘Amerikaanse toestanden’ hoeven wij in Nederland voorlopig niet te vrezen. Niet alleen vervult de centrale overheid hier van oudsher een heel andere positie als financier van het algemeen belang, maar kent onze filantropiecultuur ook een veel gedempter, calvinistische toon. Donoren lenen hun naam hooguit aan een eigen fonds, maar laten die (nog) niet in neonletters op de universiteit aanbrengen.
Die neder-filantropie, gebaseerd op een eeuwenoude egalitaire cultuur, past ons ook veel beter dan die supersized-philanthropy die eerder een plutocratie dan democratie voedt.
Filantropen