Jan van Berkel is de nieuwe voorzitter van SBF. Wat drijft hem en wat zijn de ambities voor de sector. In ieder geval maakt hij flink werk van de relatie van de sector met de overheid. En dat is hard nodig. De sector wordt in toenemende mate geconfronteerd met ongewenst overheidsingrijpen en beperkingen, met grote negatieve impact op het werk van onze sector. Van Berkel zet daarom met de SBF-partners stevig in op een brede overheidsvisie op de filantropie, waarmee de sector kan aansturen op een overheid die filantropie stimuleert, ruimte biedt en geen beperkingen opwerpt.
1. U bent alweer enige jaren behalve directeur van een landelijk goed doel, de Leprastichting, ook voorzitter van koepel Goede Doelen Nederland. En sinds kort ook voorzitter van SBF (Samenwerkende Brancheorganisaties Filantropie), waar Goede Doelen Nederland deel van uitmaakt. Wat is de overkoepelende drive?
Ik vind het boeiend om me actief te bemoeien met de context waarin ik mijn eigen organisatie mag besturen. Dat vond ik al toen ik in 1995 betrokken was bij de oprichting van Goede Doelen Nederland. Het is ook heel inspirerend om samen met collega’s van uiteenlopende goede doelen, vermogensfondsen en kerken samen op te trekken. Ons werk is van grote maatschappelijke waarde voor een betere wereld. Dat kun je alleen borgen vanuit een breder perspectief. Daar zet ik mij graag voor in.
Mijn drive is natuurlijk het prachtige werk en de impact, niet alleen van mijn eigen organisatie, maar van álle goede doelen én van het brede filantropische veld. Het mooiste vind ik dat we de idealen van miljoenen individuele burgers helpen realiseren.
We doen als sector dus mooi werk, maar we hebben ook zorgen. Wij worden in toenemende mate geconfronteerd met ongewenst overheidsingrijpen. Er worden drempels opgeworpen die een belemmering vormen om steun te vragen van het publiek en die de geefbereidheid aantasten. Dit is een directe bedreiging voor de maatschappelijke functie en impact, niet alleen van onze sector, maar van het hele maatschappelijke middenveld. Het conceptwetvoorstel Transparantie Maatschappelijke Organisaties, de invoering van het UBO-register en het voorgenomen opt-in regiem voor telefonische werving zijn hier voorbeelden van. Daar ligt een grote uitdaging voor SBF én voor Goede Doelen Nederland. Vanzelfsprekend spannen we ons in om ongewenste maatregelen van tafel te krijgen. Dat is nodig en dat doen we met overtuiging.
2. En zo lobbyt u opgewekt van dossier naar dossier? Gaat er niet iets fundamenteels mis tussen overheid en filantropie?
Inderdaad, die voorbeelden zijn exemplarisch voor een veel groter probleem. We hebben te maken met een overheid die zich onvoldoende bewust toont van het maatschappelijke belang van onze sector. Daarnaast ontbreekt het aan centrale coördinatie tussen departementen. De voorstellen komen steeds van wisselende ministeries. Bijvoorbeeld als reactie op ongewenste maatschappelijke ontwikkelingen zoals terrorismefinanciering, witwassen en haatzaaien. Uiteraard vinden wij ook dat onze sector nooit misbruikt mag worden voor ondermijnende activiteiten. Maar het is niet ingewikkeld om als overheid en sector gezamenlijk maatregelen uit te werken die doelgericht en effectief zijn en tegelijkertijd de maatschappelijke functie van onze sector in stand houden.
We hebben daarom als SBF een offensief ingezet om tot een ándere relatie met de overheid te komen. Met verkiezingen over anderhalf jaar in het vooruitzicht is de tijd rijp en de urgentie groot.
3. Is SBF volgens u het juiste vehikel, aangezien het hier om zeer uiteenlopende brancheorganisaties betreft?
Zeker. Iemand moet de regie pakken om echt tot een ándere relatie met de overheid te komen. Als SBF hebben we de gezamenlijke verantwoordelijkheid om de maatschappelijke betekenis van ons werk te borgen. Dat lukt niet met navelstaren, wel door samen te werken. Daar hebben we echt al goede stappen in gezet. In 2017 heeft Goede Doelen Nederland het initiatief genomen om als SBF met een Manifest Filantropie te komen. Dit als input voor het coalitieakkoord dat toen nog in de steigers stond. Een sterke gezamenlijke boodschap werkte goed vanuit SBF en kreeg desgevraagd ook al snel navolging bij andere sectoren binnen het bredere maatschappelijk middenveld. De sportkoepel NOC*NSF Federatie Cultuur, de kunstsector en de vrijwilligers koepel NOV bijvoorbeeld sloten zich graag bij het Manifest aan. Allemaal sectoren met grote onderlinge verschillen, maar als het gaat om het gezamenlijke belang, blijkt de betrokkenheid en de slagkracht groot. Het Manifest Filantropie kwam daardoor in een recordtempo tot stand en werd ondertekend door 14 koepels binnen het maatschappelijk middenveld.
Koepels
(Partner content)
Van Berkel: ‘Een andere relatie met de overheid, dat is wat nodig is’
4. Wat zijn uw ambities als voorzitter van SBF als het gaat om een ándere relatie met de overheid?
Het manifest heeft geholpen om een heldere gezamenlijke boodschap te hebben. Maar er is meer nodig. We zullen scherper aan de wind moeten varen. Daar zijn we al langer mee bezig. Het conceptwetsvoorstel Transparantie Maatschappelijke Organisaties was voor ons de druppel. De overheid dreigde direct in te grijpen in de relatie tussen maatschappelijke organisaties en donateurs. Daar moet zij wegblijven, privacy, veiligheid, eigen verantwoordelijkheid. Het was opeens allemaal in het geding en honderden miljoenen geefgeld stond ineens op de tocht. De sector heeft toen flink van zich laten horen. Eigenlijk het hele maatschappelijke middenveld. En we kregen ook bijval uit onverwachte hoek, bijvoorbeeld VNO/NCW, Raad voor de Jaarverslaglegging, Netwerk Notarissen en een aantal Europese organisaties. De minister zoekt inmiddels serieus naar een alternatief met minimale schade voor onze relaties met donateurs.
We hebben onze zorgpunten over de huidige relatie met de overheid en het gebrek aan coördinatie actief onder de aandacht gebracht bij de overheid en aangedrongen op een beleidsvisie van de overheid op filantropie. Daar hebben we ook input voor geleverd. Betere afspraken, tijdige afstemming en het borgen van de essentiële randvoorwaarden die nodig zijn om de slagkracht van onze sector te behouden. Dat begint bij een expliciete erkenning door de overheid van de maatschappelijke waarde van de filantropie en die actief willen stimuleren, ruimte bieden en geen beperkingen opwerpen. We hebben ook gewezen op ruimte voor het particulier initiatief en innovatie bij de aanpak van maatschappelijke problemen. We zien bijvoorbeeld een toenemende belangstelling bij overheden om met fondsen samenwerkingsafspraken en convenanten te sluiten. Bij lastige vraagstukken, bijvoorbeeld in het sociale domein, zijn fondsen en goede doelen vaak veel beter in staat om dicht bij doelgroepen te komen en vanuit hun optiek passende oplossingen te vinden.
5. Ben u tevreden met de brief die het kabinet onlangs naar de Tweede Kamer stuurde?
Ik vind dit een bemoedigende ontwikkeling. In de brief presenteert het kabinet de beleidsreactie op de WRR-verkenning én een beleidsvisie op filantropie. Het kabinet erkent opnieuw de fundamentele bijdrage van filantropie aan onze samenleving. Dekker schrijft zelfs dat het kabinet dit maatschappelijke belang wil borgen en versterken. De beleidsvisie biedt aangrijpingspunten om de samenwerking tussen overheid en de sector verder uit te werken. Dekker noemt drie speerpunten: het stimuleren van geefgedrag, het bevorderen van transparantie en betrouwbaarheid van de sector en het bevorderen van samenwerking tussen overheid en filantropie.
In de beleidsvisie staan voornemens die zullen helpen om de stapeling van wetsvoorstellen, die de slagkracht van de filantropie ernstig inperkt, te doorbreken. Ik noem er twee. De ambitie om tot structureel overleg op bestuurs- en beleidsniveau te komen om relevante ontwikkelingen tijdig te signaleren. Daar hebben we om gevraagd. Dit geeft ons de ruimte om in een veel eerder stadium betrokken te worden bij overheidsbeleid. Met de belastingdienst is dat gelukt rond de giftenaftrek. Niet eerst wetswijzigingen lanceren en dan opkijken van maatschappelijke commotie, maar ons betrekken bij de oplossing die men zoekt. Ik weet zeker dat er dan ook op andere dossiers oplossingen denkbaar zijn die geen grote schade toebrengen aan het maatschappelijk middenveld.
Dekker presenteert zich nadrukkelijk als de coördinerend minister. Mooi, maar dan graag ook in een actieve rol naar andere departementen. Laat de coördinerende minister direct collega’s aanspreken en aanmoedigen om bijvoorbeeld de aanpassing in de Telecommunicatiewet zo uit te werken dat dit geen extra belemmeringen opwerpt om steun te vragen voor ons werk. Onze relatie met donateurs is toch van een andere orde dan de klantrelatie tussen een energiebedrijf en een consument. Er staat heel wat op het spel als de kanalen om contact te leggen en te onderhouden met burgers ons stap voor stap ontnomen worden.
Kortom, we zijn er nog lang niet. Maar werken aan een ándere relatie met de overheid is veel prettiger op basis van een erkenning van de grote maatschappelijke betekenis van onze sector.
Het manifest heeft geholpen om een heldere gezamenlijke boodschap te hebben. Maar er is meer nodig. We zullen scherper aan de wind moeten varen. Daar zijn we al langer mee bezig. Het conceptwetsvoorstel Transparantie Maatschappelijke Organisaties was voor ons de druppel. De overheid dreigde direct in te grijpen in de relatie tussen maatschappelijke organisaties en donateurs. Daar moet zij wegblijven, privacy, veiligheid, eigen verantwoordelijkheid. Het was opeens allemaal in het geding en honderden miljoenen geefgeld stond ineens op de tocht. De sector heeft toen flink van zich laten horen. Eigenlijk het hele maatschappelijke middenveld. En we kregen ook bijval uit onverwachte hoek, bijvoorbeeld VNO/NCW, Raad voor de Jaarverslaglegging, Netwerk Notarissen en een aantal Europese organisaties. De minister zoekt inmiddels serieus naar een alternatief met minimale schade voor onze relaties met donateurs.
We hebben onze zorgpunten over de huidige relatie met de overheid en het gebrek aan coördinatie actief onder de aandacht gebracht bij de overheid en aangedrongen op een beleidsvisie van de overheid op filantropie. Daar hebben we ook input voor geleverd. Betere afspraken, tijdige afstemming en het borgen van de essentiële randvoorwaarden die nodig zijn om de slagkracht van onze sector te behouden. Dat begint bij een expliciete erkenning door de overheid van de maatschappelijke waarde van de filantropie en die actief willen stimuleren, ruimte bieden en geen beperkingen opwerpen. We hebben ook gewezen op ruimte voor het particulier initiatief en innovatie bij de aanpak van maatschappelijke problemen. We zien bijvoorbeeld een toenemende belangstelling bij overheden om met fondsen samenwerkingsafspraken en convenanten te sluiten. Bij lastige vraagstukken, bijvoorbeeld in het sociale domein, zijn fondsen en goede doelen vaak veel beter in staat om dicht bij doelgroepen te komen en vanuit hun optiek passende oplossingen te vinden.
5. Ben u tevreden met de brief die het kabinet onlangs naar de Tweede Kamer stuurde?
Ik vind dit een bemoedigende ontwikkeling. In de brief presenteert het kabinet de beleidsreactie op de WRR-verkenning én een beleidsvisie op filantropie. Het kabinet erkent opnieuw de fundamentele bijdrage van filantropie aan onze samenleving. Dekker schrijft zelfs dat het kabinet dit maatschappelijke belang wil borgen en versterken. De beleidsvisie biedt aangrijpingspunten om de samenwerking tussen overheid en de sector verder uit te werken. Dekker noemt drie speerpunten: het stimuleren van geefgedrag, het bevorderen van transparantie en betrouwbaarheid van de sector en het bevorderen van samenwerking tussen overheid en filantropie.
In de beleidsvisie staan voornemens die zullen helpen om de stapeling van wetsvoorstellen, die de slagkracht van de filantropie ernstig inperkt, te doorbreken. Ik noem er twee. De ambitie om tot structureel overleg op bestuurs- en beleidsniveau te komen om relevante ontwikkelingen tijdig te signaleren. Daar hebben we om gevraagd. Dit geeft ons de ruimte om in een veel eerder stadium betrokken te worden bij overheidsbeleid. Met de belastingdienst is dat gelukt rond de giftenaftrek. Niet eerst wetswijzigingen lanceren en dan opkijken van maatschappelijke commotie, maar ons betrekken bij de oplossing die men zoekt. Ik weet zeker dat er dan ook op andere dossiers oplossingen denkbaar zijn die geen grote schade toebrengen aan het maatschappelijk middenveld.
Dekker presenteert zich nadrukkelijk als de coördinerend minister. Mooi, maar dan graag ook in een actieve rol naar andere departementen. Laat de coördinerende minister direct collega’s aanspreken en aanmoedigen om bijvoorbeeld de aanpassing in de Telecommunicatiewet zo uit te werken dat dit geen extra belemmeringen opwerpt om steun te vragen voor ons werk. Onze relatie met donateurs is toch van een andere orde dan de klantrelatie tussen een energiebedrijf en een consument. Er staat heel wat op het spel als de kanalen om contact te leggen en te onderhouden met burgers ons stap voor stap ontnomen worden.
Kortom, we zijn er nog lang niet. Maar werken aan een ándere relatie met de overheid is veel prettiger op basis van een erkenning van de grote maatschappelijke betekenis van onze sector.