Sector in de lift

23 november 2006
Nieuws | | Wetenschap & Onderzoek


Voor het tweede opeenvolgende jaar publiceerde de branchevereniging van nationaal wervende doelen VFI deze week het Nationaal Goede Doelen-rapport. Belangrijkste conclusies: het tsunami-effect drukte een grote stempel op de inkomsten en bestedingen in 2005, de totale werkgelegenheid in de sector steeg licht en de gezondheidsfondsen liepen vorig jaar in negatieve zin uit de pas.

 


Directies in het bedrijfsleven laten zich leiden door managementinformatie. Het Nationaal Goede Doelen-rapport moet in de professionaliseringsslag van de goede doelen een zelfde rol gaan spelen, zegt VFI-directeur Gosse Bosma. "Als professionele sector is het belangrijk dat je de belangrijkste ontwikkelingen kent en cijfermatig kunt onderbouwen. Cijfers helpen de organisaties ook hun presteren in verhouding te zien. Kleine organisaties kunnen zich spiegelen aan het gemiddelde of aan andere kleine organisaties, gezondheidsorganisaties kunnen zich vergelijken met gezondheidsorganisaties. Toch pretenderen we niet benchmarkonderzoek te hebben verricht. Bechmarking is meer dan wat cijfers vergelijken. Op termijn kan het onderzoek daarvoor wel de basis vormen."

 


Bosma ziet nog twee redenen waarom het onderzoek waardevol kan zijn. Hij hoopt dat met het rapport in de hand wat meer inzicht ontstaat in doelmatigheid, effectiviteit en maatschappelijke betekenis van de sector. "Daarnaast is er een duidelijke publieke functie," zegt Bosma. "De schijnwerpers worden steeds vaker gericht op de zich professionaliserende sector. In dat kader is het beter dat je zelf informatie geeft dan dat anderen onvolledig, onjuist of oncontroleerbaar informeren in het publieke domein. Vandaar dat ook een onderdeel als de directiesalariëring is opgenomen in de vraagstelling tijdens het onderzoek."

 


Inkomsten stegen

Net als vorig jaar worden in het Nationaal Goede Doelen-rapport de doelbestedingen en inkomsten geïnventariseerd. De totale doelbesteding van de VFI-fondsen was in 2005 1,5 miljard euro. Dertien procent meer dan het jaar daarvoor. Ongeveer de helft van dit bedrag werd binnenslands besteed. De hoofdmoot van de internationale bestedingen wordt gevormd door hulpgelden die Afrika als bestemmingen hebben. Veertig procent ging naar Azië. Het spreekt voor zich dat de tsunami dit laatste percentage sterk beïnvloed heeft.

 


De totale inkomsten van de deelnemende fondsen lagen in 2005 op 1,8 miljard euro. Ook hier was sprake van een sterke stijging: 21% meer in vergelijking met 2004. Opvallend is dat de inkomsten uit gezamenlijke acties in 2005 bijna vijf keer zo groot was als in het jaar daarvoor. De acties rond Pakistan en de tsunami in Azië zijn hier in belangrijke mate verantwoordelijk voor. Een belangwekkende constatering is dat het tijdens gezamenlijke acties opgehaalde geld de reguliere fondsenwerving nauwelijks beïnvloed lijkt te hebben. De tsunami-ramp is dus niet ten koste gegaan van andere doelen.

 


Beleggingsopbrengsten sterk gegroeid

Uit welke bronnen putten de fondsen voornamelijk en wat zijn daarin de belangrijkste trends? Nog steeds wordt sterk geleund op particuliere giften, maar de donaties van het bedrijfsleven zijn sterk groeiende. In de internationale hulp wordt het budget grotendeels door subsidies gevormd. De beleggingsopbrengsten stegen onder het positieve beursgesternte sterk in 2005, en wel met maar liefst 65%. Internationale organisaties hadden in 2005 gemiddeld 41 miljoen euro aan inkomsten, een groei van 29%. Natuurfondsen ontvingen gemiddeld 30 miljoen euro. Enige dissonant is het aandachtsgebied gezondheid. De gezondheidsfondsen zagen hun inkomsten dalen met gemiddeld 2 procent.

 


De totale reserves stegen met 9% tot 1,3 miljard euro per 31 december 2005. Het belangrijkste deel van de groei wordt veroorzaakt door geoormerkte bestemmingsreserves.

 


Werkgelegenheid steeg

De werkgelegenheid bij de deelnemende fondsen steeg afgelopen jaar eveneens (+4%). In totaal werden er bij de VFI-leden in 2005 7500 fte's ingevuld. Het leeuwendeel daarvan (6700) is actief in Nederland. Ruim de helft van de 8900 personen die werkzaam zijn in de sector werken bij welzijnsorganisaties. Ruim een kwart van de fte's wordt ingevuld bij internationale fondsen. De sterke groei in deze sector suggereert een relatie met de tsunami. Gezondheid en natuur en milieu hebben elk een aandeel van ongeveer 10% in de totale werkgelegenheid. Tweederde van het personeel van de fondsen is werkzaam voor de ‘doelbesteding'. Daarnaast zijn er volgens de onderzoekers ongeveer 160.000 vrijwilligers en 560.000 collectanten actief in de sector. De meeste collectanten zijn actief voor gezondheidsfondsen. Natuur en milieu organisaties zetten geen collectanten in.

 


Hete aardappel: salarissen

Een hete aardappel die nog eens is onderzocht, is die van de arbeidskosten. De loonkosten per fte zijn in 2005 met bijna 5% gegroeid. Curieus is dat deze groei voornamelijk op het conto van de kleine fondsen geschreven kan worden, wat volgens de onderzoekers kan duiden op een professionaliseringsslag. De gemiddelde kosten per arbeidsplaats (loon- en materiele kosten) wijken niet af van wat in andere dienstverlenende sectoren gangbaar is.

 


Natuurlijk werden ook de directiesalarissen aan een nadere blik onderworpen. Het blijkt dat bestuurders op directieniveau in 2005 gemiddeld 79.000 euro verdienden. Daar komt nog eens 18.000 euro overheen voor bijkomende kosten zoals toeslagen, bonussen en bijzondere pensioenbijdragen. Directieleden verdienden in 2005 gemiddeld 1,6 procent meer dan in 2004. Bij kleine fondsen en welzijnsfondsen verdient de directie doorgaans relatief het minst. Bij natuurfondsen verdienen directeuren gemiddeld 93.000 euro. Dit verhoudingsgewijs hoge gemiddelde salaris is volgens de VFI deels te wijten aan het feit dat de organisaties in deze categorie groter zijn. Daarbij hoort een ander prijskaartje voor het management.

 


Respons hoog

Aan het onderzoek deden 77 VFI-leden mee, een responsgraad van 79%. In vergelijking met vorig jaar (75 deelnemers) is de deelname in absolute zin toegenomen. Het onderzoek kan als een betrouwbare graadmeter worden gezien, omdat de leden van de VFI gezamenlijk ongeveer 75% van de bestedingen en inkomsten in de goede doelensector vertegenwoordigen, en verantwoordelijk zijn voor 90% van de werkgelegenheid in de branche. Het onderzoek werd in opdracht van de VFI verricht door SEO Economisch Onderzoek, een onderzoeksbureau dat gelieerd is aan de Vrije Universiteit Amsterdam.