Het onderzoek van het ministerie van Justitie is er een in een reeks van risico-analyses van sectoren die kwetsbaar lijken voor misbruik door de georganiseerde misdaad, waaronder ook de financiering van terroristische activiteiten wordt gerekend. Eerder werden in het kader van de criminaliteitsbeheersing bijvoorbeeld ook al de cannabis-, transport en betaald voetbal-sector onderzocht. In deze sectoren gaat, net als in de goede doelen-sector "veel geld om". De onderzoekers beramen de jaarlijkse omzet op ruim zes miljard euro. Ze baseren zich voor dit getal op intussen achterhaalde gegevens uit het VU-onderzoek Geven In Nederland uit 2005, dat nog uitging van €5,2 miljard waarbij de overheidssubsidies - de facto een eerste geldstroom - zijn opgeteld.
Beperkingen onderzoek
Het onderzoek bestond onder andere uit bronnenonderzoek en een reeks interviews met vertegenwoordigers van koepelorganisaties en individuele goede doelenorganisaties. Daarnaast werd een geanonimiseerde steekproef onder 2.400 bestuurders gehouden. De daadwerkelijke doorlichting bleef beperkt tot die instellingen die bij de Belastingdienst een zogenoemde rangschikking hebben als algemeen nut beogende instelling, op dit moment zo'n 18.000 instellingen. Hiervan heeft het overgrote deel de rechtsvorm stichting. De onderzoekers erkennen daarmee dat een deel van de fondsenwervende instellingen en vermogensfondsen niet in het onderzoek zijn betrokken. Zij beschouwen het bestand van de Belastingdienst echter als "een weergave van de goede doelenorganisaties die in Nederland actief zijn".
In een toelichting op de onderzoeksopzet worden de begrippen "algemeen nut beogende instelling" en "goede doelen-organisatie" als "inwisselbaar" aangemerkt. Dat deze opzet van invloed is op de uiteindelijke uitkomst van het onderzoek en op het halen van de onderzoeksdoelstelling, formuleren de onderzoekers als volgt: "Instellingen die met een crimineel oogmerk fondsen werven, zullen registratie zoveel mogelijk mijden en zodoende buiten de onderzochte populatie vallen. Doel van de inventarisatie is evenwel het kennen van de sector, niet de opsporing van criminele activiteiten."
De conclusies van het onderzoek, getiteld "Goed Bedoeld", werden door minister Hirsch Ballin van Justitie vorige week in een brief aan de Tweede Kamer medegedeeld. Voor de complete tekst en de conclusies in deze brief: klik hier.
Reacties uit de sector
In eerste reacties uit de sector kwam de nadruk niet zozeer te liggen op de algemene uitkomsten van het Justitie-onderzoek, maar op de berichtgeving erover in een aantal landelijke media. Met name het artikel in de Volkskrant, dat door de onderzoekers van Intraval zelf is geraadpleegd als bron, wekte de ergernis van een aantal bestuurders. De Volkskrant legt in haar artikel veel nadruk op een uitkomst van de geanonimiseerde steekproef onder 2.400 bestuurders van algemeen nut beogende instellingen en kopte: "5% bestuurders goede doelen heeft een strafblad". In een persbericht reageert de VFI als volgt:
"De landelijke goede doelen, verenigd in de VFI, nemen afstand van de Volkskrant-berichtgeving over criminele invloeden in de goededoelensector. De melding dat bestuursleden van goede doelen een strafblad hebben, wekt de suggestie van criminele banden die niet door de feiten gestaafd worden. Het onderzoeksrapport dat de Volkskrant op 29 augustus j.l. aanhaalt, benadrukt juist dat er geen sprake is van die invloed of grote risico's en misstanden. In de afgelopen tien jaar is intensief gewerkt aan een goed toezicht op de fondsenwervende goede doelen. Het overgrote deel van de door het Nederlandse publiek gedoneerde middelen, staat via het CBF-keur onder toezicht van het Centraal Bureau Fondsenwerving. Het CBF-keur wordt momenteel verder aangescherpt met regels voor toezicht op goed bestuur."
Zorgen over teneur
In een reactie liet VFI-directeur Gosse Bosma weten: "Ik neem echt afstand van deze teneur in de berichtgeving en we maken ons er ook zorgen over. De landelijk wervende goede doelen, die juist in intensief overleg met het CBF zelf het toezicht en de transparantie proberen te verbeteren, voelen zich hierdoor totaal niet aangesproken. Veel relevanter dan een strafblad is of er feitelijke criminele of illegale activiteiten zijn die het werven, beheren en besteden van publieke gelden bedreigen. Voor die gedacht is in dit onderzoek geen aanleiding gevonden."
Ook CBF-directeur Adri Kemps plaatst enkele kanttekeningen bij de berichtgeving in o.a. de Volkskrant. Hij liet gisteren een persbericht uitgaan met de volgende tekst:
"In diverse kranten van 29 augustus j.l. wordt gemeld dat ook grote goede doelen met een Keurmerk van het Centraal Bureau Fondsenwerving (CBF) bestuurders hebben die veroordeeld zijn voor ernstige delicten. Het bureau Intraval heeft vandaag bij het CBF bevestigd dat dit niet uit het onderzoek blijkt. Het bureau Intraval heeft in opdracht van het Ministerie van Justitie een onderzoek uitgevoerd in het kader van de preventieve doorlichting van de ongeveer 18.000 door de Belastingdienst erkende goede doelen. Dit rapport spreekt daarbij niet over ernstige delicten maar over relevante delicten. Het rapport gaat over de goede doelen-sector in zijn algemeenheid en het CBF-Keur beperkt zich tot fondsenwervende instellingen. De 265 keurmerkhouders aangesloten bij het CBF vertegenwoordigen ruim 80% van de donaties die Nederlanders jaarlijks geven aan fondsenwervende instellingen. Uit het onderzoek is gebleken dat drie bestuursleden van de ongeveer 600 instellingen, waarvan de financiële gegevens in 2004 bij het CBF bekend waren, een of meerdere justitiële aantekeningen hebben. Het Ministerie van Justitie kan de persoonsgegevens van deze drie bestuurders niet aan het CBF beschikbaar stellen. Het CBF hoopt dat het Ministerie van Justitie naar aanleiding van dit rapport het toezicht op de goede doelen-sector wil helpen versterken."
Antecendentenonderzoek
Kemps laat in een reactie weten dat zijn oproep aan Justitie om de gegevens van de bestuurders van door het CBF gekeurde instellingen vrij te geven door velen verkeerd wordt geïnterpreteerd. Kemps: "Wij vinden niet dat het hebben van een strafblad op zichzelf aanleiding moet zijn om een instelling een keurmerk te onthouden of af te pakken. Een strafblad kan echter wel relevant zijn voor onze beoordeling of een instelling voldoet aan de eisen die we stellen aan goed en integer bestuur. In sommige gevallen kan het hebben van een strafblad relevant zijn in positieve zin: denkt u aan doelen voor bestrijding van alcoholmisbruik of drugs, die gebruikmaken van ex-gedtineerden of ex-verslaafden.
Het hebben van een strafblad is op dit moment niet opgenomen in onze reglementen om de eenvoudige reden dat de minister deze informatie door de huidige wetgeving niet kan verstrekken. Mijn oproep aan hem moet u daarom ook zien als een nieuw signaal om te bezien of de huidige wetgeving niet moet worden aangepast. Het is immers zo dat voor de oprichting van een BV of NV ook via Justid antecedenten kunnen worden nagetrokken. Waarom deze regeling dan niet verruimd voor stichtingen en verenigingen?"
Relevante delicten
Kemps merkt verder op dat de berichtgeving in o.a. de Volkskrant door het gebruik van het begrip "goede doelen" de indruk kan wekken dat mogelijke misstanden vooral betrekking hebben op CBF Keurmerkhouders. Kemps: "Daarbij spreekt de Volkskrant verder over "ernstige misdrijven", waar het rapport het nadrukkelijk heeft over "relevante delicten".
Over de steekproefuitkomst dat 5% van de bestuurders een strafblad heeft, merkt Kemps op: "Dat klinkt ernstig, en misschien zou het dat kunnen zijn. Maar hier ontbreekt informatie over de duiding van het percentage."
Kemps doelt hiermee op het feit dat het ministerie van Justitie geen informatie kan of wil verstrekken over het landelijk gemiddelde. Hirsch Ballin zegt hierover in zijn brief aan de Tweede Kamer alleen het volgende: "Het aantal bestuurders in de sector met criminele antecedenten is gering."
Voor het complete onderzoeksrapport "Goed Bedoeld": klik hier.
Voor de brief van Hirsch Ballin aan de Tweede Kamer: klik hier.
Voor het artikel in De Volkskrant: klik hier.