Wat de superrijken uit de Quote500 (niet) doen aan filantropie

Wat de superrijken uit de Quote500 (niet) doen aan filantropie
Wat de superrijken uit de Quote500 (niet) doen aan filantropie
17 mei 2016

De visie op rijkdom lijkt te kantelen nu zelfs het zakenblad Quote - vooral bekend door haar lijst met de 500 rijksten van Nederland - meer aandacht begint te besteden aan 'goed geven'. In een uitgebreide reportage in de juni-editie probeert Quote-journalist Sander Schimmelpenninck met de expertise van buitengewoon hoogleraar economie Jaap van Duijn, filosoof Hans Schnitzler en DDB's hoofdredacteur Edwin Venema te achterhalen waarom onze rijken er toch nog moeite mee lijken te hebben om anderen te laten delen in hun geluk.
 
Schimmelpenninck constateert dat 'een aanzienlijk deel van de Quote-500 weinig opheeft met schenkingen, filantropie of andere financiële inspanningen waaruit oprechte vrijgevigheid blijkt.' Heeft dat te maken met de stereotype Hollandse nuchterheid, de behoefte om anoniem te zijn of betreft het hier een sluimerend calvinistisch schuldgevoel?
Het antwoord dat de Quote-500 er toch zelf hard voor heeft gewerkt, gaat er bij Schimmelpenninck niet in: 'Onzin natuurlijk. Iedere ondernemer profiteert van de goede ligging, welvaart, onderwijs, infrastructuur en politieke stabiliteit die Nederland tot zo'n prettig handelsland maken. In tijden waarin tegenstellingen in de maatschappij vervelend groot worden is het dan ook niet gek om eens na te denken over hoe je anno 2016 verantwoordelijk rijk kunt zijn.'
 
Jaap van Duijn
‘Oorverdovend stil’
Econoom, buitengewoon hoogleraar en voormalig Robeco-bestuurder Jaap van Duijn vindt Nederlandse miljonairs gierig en egoïstisch. 'Het terugploegen van rijkdom, zoals dat wordt genoemd, is een kwestie van beschaving. Waar in Amerika de rijkelui bijna als vanzelfsprekend de bibliotheek in hun geboorteplaats laten opknappen of allerlei studiebeurzen weggeven, is het in Nederland oorverdovend stil op het gebied van de filantropie.'
Van Duijn maakt wel een verschil tussen ondernemers en topmannen. 'Terwijl ondernemers over het algemeen meer risico's hebben genomen op weg naar hun fortuin en daarbij vaak ook nog banen hebben gecreëerd, zie je bij hen een groeiende bereidheid om te geven. Zeker de laatste jaren. Bij de topmanagers daarentegen ... Mensen als Jeroen van der Veer, Jan Bennink en Rijkman Groenink (respectievelijk ex-Shell, Numico en ABN Amro, red.) hebben extreem veel geld verdiend in loondienst, maar willen alles voor zichzelf houden.'
 
Calvinistisch gewortelde traditie
DDB-hoofdredacteur Edwin Venema: 'Nederland is in principe een zeer filantropisch land. In Amerika is het gemiddelde bedrag dat wordt uitgegeven aan filantropie zo'n anderhalf tot twee procent van het bbp; in Nederland ligt dat op zo'n 0,8 procent. Niet slecht voor een land met een veel hogere belastingdruk. We geven namelijk ook nogal veel via de blauwe envelop. Toch blijkt het hier vooral de middenklasse te zijn die vrij veel geeft met bijvoorbeeld maandelijkse donaties. De top blijft achter.'
Het gebrek aan openheid heeft volgens Venema een culturele verklaring. 'Nederland heeft behoorlijk veel oude familiefondsen en in die zin een rijke filantropische traditie. Die traditie is echter wel heel calvinistisch geworteld. Goldschmeding is daar een goed voorbeeld van; hij komt uit de VU-hoek. Geven wordt in die kringen nog gedomineerd door de leer van de evangelist Mattheüs: de linkerhand mag niet weten wat de rechterhand doet. Dat houdt in dat je je er nooit op voor mag laten staan dat je goed doet. Goed doen moet in Nederland in stilte.' 

Edwin Venema
Gemiste kans
Maar is dat alleen (valse) bescheidenheid of schamen zij zich ervoor dat het slechts een klein deel van hun vermogen betreft? Oftewel: willen ze hun schuldgevoel zo goedkoop mogelijk afkopen? Venema: 'Tja, dat weet dus niemand als je er niet open over bent. Die conventie van bescheidenheid is heel sterk. Rijken komen daarnaast met het eeuwige excuus van de persoonlijke veiligheid. In Amerika, waar die zaken natuurlijk ook spelen, is de cultuur duidelijk anders. Het is daar gebruikelijk om volkomen open te zijn over hoeveel en waaraan. Daar is ook helemaal niks mis mee; uit een onlangs gepubliceerde studie blijkt dat een van de belangrijkste factoren van filantropie de voorbeeldfunctie is. Het is dan ook een gemiste kans dat de nummer één uit jullie Quote 500 die rol niet oppakt en volledig openheid van zaken geeft.'
Met de laatste opmerking doelt Venema op het feit dat Goldschmeding - behoudens een artikel in het FD - tot nog toe weigert om verder tekst en uitleg te geven bij zijn filantropische fonds.
 
Verschuiving in denken
Venema wijst op een verandering in denken over filantropie door met name de nieuwe 'Zuckerberg-generatie': 'Er is een duidelijke verschuiving in het denken over filantropie. Jongere mecenassen geven anders dan de vorige generatie. Simpel een som geld overmaken naar een fonds en zo het schuldgevoel afkopen is er niet meer bij. Gulle gevers willen meer controle hebben over de gift en willen rendement. Daarmee wordt meestal geen financieel rendement bedoeld, maar maatschappelijk rendement. Het sleutelbegrip is impact: mensen willen het verschil maken. Een goed voorbeeld van hoe het wél moet ss de familie Van der Vorm met haar Stichting De Verre Bergen. Zij geven niet alleen een zeer aanzienlijk deel van hun vermogen weg, maar hun stichting wordt ook zeer professioneel gerund, gericht op sociale, lokale impact en met een duidelijk profiel.'
 
Falen is geen maatschappelijk probleem
Hoe zit het met de jongere internet-miljonairs uit Quote? Hans Schnitzler, filosoof en schrijver van Het digitale proletariaat, benadrukt de schaduwkanten van het internettijdperk. 'In Silicon Valley heerst sinds jaar en dag het Libertarische gedachtengoed. Al die internetmiljonairs zijn opgegroeid binnen het neoliberale discours. Dat bestaat eruit dat voor hen alles aankomt op het individu. Iedereen is verantwoordelijk voor zijn eigen succes en dus ook voor zijn eigen falen. Als je gelooft dat iedereen het kan maken, is falen geen maatschappelijk probleem. Dat is een veronderstelling die natuurlijk niet klopt, want maatschappelijk succes of falen is meestal maar deels toe te schrijven aan keuzes die mensen zelf maken en vaak aan zaken die je niet in de hand hebt. Mensen overschatten hun eigen prestaties en onderschatten de rol van hun omgeving. Zij zien de overheid, maatschappelijke conventies en instanties uitsluitend als belemmerend, dus waarom zouden ze daar geld aan geven? Het tegendeel is waar: zonder overheid, onderwijs, een goed functionerende en tamelijk rechtvaardige maatschappij bestond Silicon Valley niet eens.'
 
Hans Schnitzler

Bullshitproducten
Wat Schnitzler betreft mogen internetmiljonairs juist wel wat minder van hun miljoenen in de start-up-economie pompen. 'De overvloed aan durfkapitaal is de oorzaak van al die bullshitproducten. Het is veel te makkelijk om geld op te halen; het gaat nergens over. Alles is optimalisatie, alles is fun. Wat is de werkelijke waarde van het oplossen van al die non-issues? De manier waarop geld wordt opgehaald, de producten die met dat geld worden ontwikkeld en de waarde waarvoor een bedrijf vervolgens wordt verkocht; het heeft allemaal met elkaar te maken. Er is een groot verschil met traditionele bedrijven die organisch groeien.'
 
Rolmodellen
DDB-hoofdredacteur Venema ziet toch ook lichtpunten in de wijze waarop jonge rijken - letterlijk - in beeld willen komen: 'In deze tijd draait het allemaal om rolmodellen en erbij horen. Daarom is het mooi dat met Zuckerberg gelukkig wel mensen opstaan die het goede voorbeeld geven. Het is positief, soft-moraliserend en een tikje narcistisch, zoals bij deze tijd past. Zeker de jongere generatie is gevoelig voor openheid, voor het plaatje.'
 
(Bron: Quote, juni 2016)
 
2/2