Prof. Lucas Meijs: Impact is niet hetzelfde als resultaat...

Prof. Lucas Meijs: Impact is niet hetzelfde als resultaat...
Prof. Lucas Meijs: Impact is niet hetzelfde als resultaat...
22 oktober 2020
Opinie | | Wetenschap & Onderzoek

Maatschappelijke organisaties willen vaak ‘impact’ hebben, waarmee bedoeld wordt dat er een verandering teweeg wordt gebracht. Dat moet echter niet altijd het einddoel zijn. Dat schreef prof. Lucas Meijs (Erasmus) op 13 oktober op de website van platform Het Goede Leven.
 
Op 18 september 2020 verscheen de column ‘‘Impact’ rukt op in de krant. Is dat erg?’ van Edwin Keulen in Trouw. Hij beklaagde zich erover dat in dagblad Trouw het woord ‘impact’ te pas en onpas gebruikt wordt. Zijn pleidooi is mij uit het hart gegrepen, omdat de term impact ook vaak gebruikt wordt in de filantropie, de goededoelensector, de civil society en bij ngo’s, en rond maatschappelijk verantwoord ondernemen. En dat is niet altijd zo handig.
Om te beginnen: in de civil society wordt impact gedefinieerd als het nettoresultaat van een specifieke actie waardoor er iets blijvend verandert dat anders hetzelfde zou zijn gebleven. Impact is dan het eindresultaat van de keten input, actie, output en outcomes. 
Impact is dus echt iets heel anders dan output of outcomes, of het vaak bedoelde effect. Deze keten vormt een interventie: een doelgerichte en geplande poging van een actor (bijvoorbeeld een filantroop of een maatschappelijke organisatie) om een systeem (lees: maatschappelijke uitdaging) blijvend te beïnvloeden. 
 Een of meerdere interventies samen vormen dan een ‘Theory of Change’ (ToC). Iedereen die het verschil wil maken heeft impliciet een ToC en zal af en toe daarvan niet alleen output en outcomes, maar ook de impact willen bepalen. En dat niet om zichzelf op de borst te kloppen, maar om ervan te leren en het nog beter te doen. Dat is beslist een nuttig gebruik van impact!

Inhoudsloos

Maar het huidige voortdurend gebruiken van het woord ‘impact’ noem ik overschreeuwen. Daardoor wordt ‘impact’ namelijk een inhoudsloos woord, omdat het dan synoniem is voor resultaat, gevolg of effect. Het verschil tussen output en outcomes enerzijds en impact anderzijds verdwijnt dan helemaal. En impact wordt dan ook automatisch positieve impact. Op zich schaadt dit overschreeuwen niet, maar het is soms wel vervelend, zoals Edwin Keulen duidelijk maakt. 
Een tweede consequentie van dit gebruik van het woord ‘impact’ is dat het de vorm krijgt van ‘toe-eigenen’. Daarbij claimt bijvoorbeeld een vermogensfonds of een bedrijf in het kader van maatschappelijk verantwoord ondernemen of zelfs een overheid als subsidiegever de ‘impact’ van een uitvoerende maatschappelijke organisatie voor zichzelf. Dat is een grenzeloze overschatting van het eigen belang, met mogelijk vervelende consequenties. 
Zo gebruiken sommige bedrijven de positieve impact van de door hun ondersteunde organisaties om hun eigen negatieve impact, op misschien wel een ander onderwerp, te compenseren of te verbergen. Of denken overheden en vermogensfondsen soms dat ze als regelgever en financier meer verstand hebben van het maatschappelijke issue dan de professionele organisatie die zich daarmee al zo lang bezighoudt?

Subjectief

Een volgende, in mijn ogen vervelender consequentie, is de objectivering van impact. Er zijn nog steeds mensen die denken dat impact in de civil society vergelijkbaar is aan winst in het bedrijfsleven. Deze mensen willen dan bijvoorbeeld een maximaal impact-rendement voor hun donatie. 
Maar impact is niet neutraal, impact is subjectief. Wat voor de één een positieve impact is, is voor een ander niet relevant of zelfs een potentieel negatieve impact. Ik zou bijvoorbeeld niet weten hoe je objectief kunt bepalen of pro-life of pro-choice een hogere impact heeft. Sterker nog, als ze beiden effectief zijn in het beïnvloeden van meningen, dan heffen ze elkaars impact op. 
Om dat in een voorbeeld te zien: stel dat in een populatie 50 procent voor en 50 procent tegen abortus is. Er zijn twee effectieve campagnes die iedereen van gedachten doet veranderen. Eindresultaat: 50 procent is voor abortus, 50 procent is tegen. En de impact is nul. 
De objectivering van impact leidt tot onzinnige lijstjes waarin de impact van maatschappelijke organisaties in totaal andere velden met elkaar vergeleken wordt.. Een politieke subjectieve discussie over normen en waarden wordt dan gegoten in de vorm van een primitieve vergelijking, zodat de beslissing bijna door een algoritme genomen kan worden.   

Gevaarlijk

Maar de ergste consequentie vind ik dat door de enorme dwingende dominantie van het streven naar impact, filantropie uiteindelijk doelgericht moet worden. Daarmee is het streven naar impact als het ware de best practice of zelfs only practice geworden. En dat vind ik een fundamenteel gevaarlijke consequentie. 
Want onderliggend aan het idee van impact hebben, zit het idee dat er een verandering (een Theory of Change) gerealiseerd moet worden. Dit betekent dat een gift gegeven wordt met de verwachting en de voorwaarde dat de ontvanger een doel moet bereiken of zelfs moet veranderen. Voor alle duidelijkheid, als een donateur of vrijwilliger dat ‘uit eigen keuze’ wil dan mag dat, maar als er druk ontstaat om impact en verandering te móeten verwachten en eisen, dan gaat het volgens mij fout. 
 
Het moeten realiseren van een Theorie of Change en daarmee bereiken van impact is juist in de filantropie, de civil society en het maatschappelijk verantwoord ondernemen extra gevaarlijk. De subjectieve keuze van waarop impact gemaakt gaat worden, wordt immers in een private setting genomen. Deze private keuze opent de deur naar de foutjes van de civil society en de filantropie. 
Net zoals markten en overheden kent de civil society en daarmee dus filantropie haar eigen ‘foutjes’, waarvan er drie belangrijk zijn in dit perspectief, blijkt uit onderzoek van Salamon: paternalisme, particularisme en amateurisme. 
Particularisme betekent dat filantropen zich meestal richten tot bepaalde gemeenschappen in de samenleving waarmee zij zich verbonden voelen en daarmee dus andere gemeenschappen niet helpen. Filantropisch paternalisme verwijst naar het idee dat de filantropen graag controle over het hoe, wat en waarom willen hebben. Filantropisch amateurisme bestaat omdat veel filantropen vaak zonder een specifieke opleiding of ervaring goed willen doen. 
Daarbij staat het verplichten van impact, en daarmee van verandering of zelfs resultaat, haaks op het idee van de onvoorwaardelijke gift die ook zo kenmerkend is voor filantropie en naastenliefde. Het moeten realiseren van impact staat volgens mij haaks op de basale emotie van de filantropie. 

Minder diversiteit

Het mag duidelijk zijn dat de combinatie van filantropische fouten en het moeten realiseren van impact, en daarmee het ‘verbieden’ van de onvoorwaardelijke gift, kan leiden tot een gevaarlijke cocktail. Een gevaarlijke cocktail waardoor miljardairs en maatschappelijk verantwoorde bedrijven met het morele gelijk van impact de door hun gewenste Theory of Change aan de wereld opleggen. 
Het denken in impact leidt potentieel ook tot een vermindering van de diversiteit van de civil society, omdat organisaties met minder impact minder bestaansrecht zouden hebben. Op het eerste oog lijkt dat logisch, omdat zonder impact een organisatie geen legitimiteit heeft. Maar het wordt lastig wanneer bijvoorbeeld een regelgevende ANBI-overheid zich gaat afvragen wat nu impact heeft en dus een ‘goed doel’ is: pro-life of pro-choice? 
Kortom: het goede leven vraagt om een warm pleidooi voor de onvoorwaardelijke gift gebaseerd op liefde voor de medemens.
 
Bron: ingezonden door Lucas Meijs en gepubliceerd op 13 oktober op de website van Het Goede Leven. Meijs is hoogleraar Strategische filantropie en vrijwilligerswerk aan de Rotterdam School of Management, Erasmus Universiteit Rotterdam.