De vijf aanbevelingen uit het advies ‘Financiering van Cultuur’:
1. Richt een landelijk (revolverend) investeringsfonds voor cultuur in dat aansluit op regionale initiatieven en bestaande structuren
2. Zorg voor verbeterde bestuurlijke beleidsafstemming en benutting van het creatieve potentieel
3. Stimuleer het geven aan cultuur
4. Onderzoek en ontwikkel fiscale instrumenten
5. Zorg voor ‘capacity building’ en kennisdeling
Richt een landelijk (revolverend) investeringsfonds op
Hoewel de ervaringen in de cultuursector met investeringsfondsen niet al te best zijn (PAKC), moet er op financieringsvlak wel iets veranderen. Vanuit de hoek van cultuurfinanciering is subsidie nog steeds de norm en een toekenning gebaseerd op artistieke kwaliteit. Wanneer je in de sector wil ondernemen, wordt dit door de traditionele financiers niet makkelijk gemaakt. Bovendien, bedrijfsmatige groei wordt nauwelijks ondersteund. Financiers van buiten de sector, weten kunst en cultuur dan vaak weer moeilijk te duiden. Door verschillende maatschappelijke impact fondsen wordt veel ondersteund, maar geen kunst en cultuur. Wellicht is de tijd er nu rijp voor, het valt of staat echter met de uitvoering ervan. Revolverend lijkt mij echter sowieso te ambitieus. Dit wordt in het advies zelf ook al wel benoemd.Saillant detail; de Raad heeft een externe deskundige ingehuurd ter voorbereiding van het advies. Deze externe deskundige is directeur-bestuurder van het Fonds Cultuur+Financiering, een Fonds dat onderdeel vormt van Cultuur+Ondernemen. Dit is dan weer een organisatie die structureel ondersteund wordt door het Ministerie en in dit advies veelvuldig opgenomen is als mogelijke partner.
Zorg voor verbeterde bestuurlijke beleidsafstemming
De maatschappelijke relevantie van kunst en cultuur is breder dan de intrinsieke artistieke waarde ervan, zo spreekt de Raad. In veel gevallen klopt dit inderdaad, en natuurlijk kan de minister hierin een voortrekkersrol spelen. Collega bewindspersonen zouden bijvoorbeeld tevens het belang van Cultuur kunnen benadrukken. Echter de eerste verantwoordelijkheid ligt hiervoor ook in de sector zelf. ‘Wij’ moeten ons verhaal op orde krijgen, voordat anderen zich als ambassadeur over de sector ontfermen. Kan de Akademie voor Kunsten op dit vlak niet een grotere rol spelen?Stimuleer het geven aan cultuur
Natuurlijk moet het geven stimuleert worden, maar dan moet eerste de noodzaak van het vragen duidelijk zijn. De sector is hier zelf aan zet, want vanuit nog al te veel gevestigde instellingen wordt nauwelijks ingezet op kleine particuliere donateurs. Het begint met de geefvraag en een intrinsieke motivatie deze donateurs aan je te willen binden.Het geven stimuleren kan bijvoorbeeld door instellingen en organisaties die al actief zoeken naar particuliere donaties te stimuleren, bijvoorbeeld middels matched crowdfunding. In 2018 leverder via voordekunst.nl iedere euro van een van onze partners € 4,22 uit de crowd op.
Onderzoek en ontwikkel fiscale instrumenten
Ook op dit vlak staat het ministerie niet alleen en moet het samenwerken met andere departementen. Wellicht is het goed te beginnen om een bestaand instrument te optimaliseren? Dit huidige fiscale instrument, de Geefwet, via de ANBI, is slechts voor een beperkt deel van de sector relevant, namelijk organisaties met ANBI status. Incidentele collectieven of culturele ZZP-ers hebben er niets aan, terwijl ook zij onderdeel vormen van de sector. Kan het ministerie zich niet hard maken om de ANBI ook voor incidentele projecten en / of particuliere makers bereikbaar te krijgen?Zorg voor ‘capacity building’ en kennisdeling
Erg belangrijk, maar in de sector is al voldoende kennis aanwezig, het ontbreekt vaak aan de tijd of capaciteit om dit in om te zetten in overdracht. Mijn voornaamste advies aan de minister: zet niet in op externe adviesbureaus en consultants, maar probeer juist in de sector zelf de best practices uit te lichten en probeer ervoor zorg te dragen dat deze kennis overgedragen wordt en behouden blijft in de sector. In het verleden zijn er al verschillende budgetten naar externe bureaus en consultants gegaan die programma’s voor de sector ontwikkelden, terwijl er ook in de sector voldoende kennis is. Het ontbreekt alleen vaak aan tijd deze kennis om te zetten. Door talentvolle medewerkers uit de sector als coach in te zetten, budget vrij te maken voor werkervaringsplekken (met doorgroei potentieel) en kennisvouchers te ontwikkelen, stimuleer je de capacity building en kennisdeling voor én met name ook door de sector.Hoewel het advies van de Raad niet vernieuwend is, is het voor het eerst dat een minister de Raad vraagt specifiek voor financiering een advies uit te brengen. Dit toont aan dat de minister financiering als belangrijke pijler in haar beleid ziet. Ik hoop dat het ministerie er in slaagt de doorberekening te maken die in het advies ontbreekt (wat kost het en wat gaat het opleveren?) en dat er daadwerkelijk meer aandacht voor financiering komt in het toekomstige cultuurbeleid.