Peter van Mierlo, bestuursvoorzitter PwC, bij 10 jaar Transparant Prijs:‘Verslagleggen is waarde creëren voor de toekomst’

24 september 2013
Nieuws | | Personalia



Verwacht geen hosanna-verhalen, gelikte pr-praatjes of in beton gegoten zekerheden. Wie met Peter van Mierlo praat, wordt uitgedaagd om mee te filosoferen over grote en kleine thema’s die niet alleen accountants, maar álle stervelingen aangaan. De bestuursvoorzitter van PwC is een man die voortdurend wijsheid zoekt, maar haar nooit pacht. Al tien jaar organiseert zijn PwC De Transparant Prijs. Zijn trots daarover is bescheiden, maar zijn missie niet: ‘Een bijdrage leveren aan de professionalisering van verslaglegging bij goede doelen is bijdragen aan vertrouwen in de samenleving. Het gaat om de lange termijn. Verslagleggen is waarde creëren voor de toekomst.’

Peter van Mierlo (50) werd deze zomer tot nieuwe bestuursvoorzitter van PwC gekozen, maar hij loopt al vanaf 1987 mee in deze accountantsorganisatie. Bij zijn aantreden sprak hij zich nadrukkelijk uit over de maatschappelijke relevantie van zijn werk, een thema dat de nieuwe ceo voortdurend in herinnering roept tijdens het vraaggesprek. Van Mierlo is als de schoenmaker die meebeweegt met de markt en de grenzen van zijn vak verkent, maar nooit zijn trouwe leest uit het oog verliest.

Van Mierlo: ‘Elke organisatie, wel of niet for profit, moet regelmatig terug naar de bron. Waarom bestaat PwC? Als ik het heel kort door de bocht formuleer: omdat wij als organisatie tot doel hebben het vertrouwen in de maatschappij te verhogen. Ja, en om af en toe ook een ingewikkeld of belangrijk probleem op te lossen. Dat is ons raison d’être. Zo mag de fiscus ervan uitgaan dat de belastingaangiftes van onze klanten kloppen. Of dat de verklaring bij jaarrekeningen in orde zijn. Omdat je wilt dat je elkaar kunt vertrouwen.
De Transparant Prijs, die we nu voor het tiende jaar organiseren, ligt naadloos in het verlengde van wat wij als totale organisatie willen doen. En het mes snijdt hier nadrukkelijk aan twee kanten: enerzijds motiveren we goede doelen om hun transparantie te verhogen en anderszijds vinden onze mensen dat oprecht geweldig om te doen. In de eerste fase hebben wij een team van meer dan dertig PwC’ers aan het werk – in een soort ‘war room’ - om een voorselectie te maken voor de beoordelingscommissie. Daar gaan meer dan drieduizend manuren in zitten. Wat denk je dat wij daar zelf van leren?’

Van Mierlo vult zijn retorische vraag na een korte stilte zelf aan: ‘Het is een ge-wel-di-ge training in de praktijk van transparantie. Dat is nou het interessante aan ons vak. Het vertrouwen verhogen, maar dan concreet door het inhoudelijke beoordelen van meer dan tienduizend pagina’s jaarverslag van goede doelen.’

Heeft die tien jaar De Transparant Prijs nou ook aantoonbaar bijgedragen aan professionalisering van de verslaglegging en vergroting van het publieksvertrouwen?
Van Mierlo grijnzend: ‘Dat zou ik uiteraard heel graag beamen, maar het is lastig om dat voor een hele branche te claimen. Dat is een attributieprobleem. We kunnen echter wel objectief vaststellen dat de verslagen van de deelnemers (dit jaar 153, EV) steeds beter worden. Natuurlijk is er in het afgelopen decennium ook steeds kritischer naar de verslaglegging zelf gekeken en wordt er meer gevraagd van de deelnemers. Ik zie in elk geval wel een ontwikkeling die in lijn is met een algemene trend dat ook de jaarverslagen van beursgenoteerde ondernemingen steeds beter worden.’

Die professionalisering was wel nodig, denkt u?
Van Mierlo: ‘Het professionaliseren van financiële verslaglegging is niet alleen voor deze branche een punt op de horizon: dat geldt voor vele andere graemia in onze samenleving.’

Maar ‘professionaliseren’ ligt gevoelig in een maatschappelijk gremium waar veel vrijwilligers werken en donateurs allergisch zijn voor goede doelen die lijken op een bedrijf.
Van Mierlo: ‘De professionaliseringsparadox in de wereld van de goede doelen is een bekend probleem. Dat is ook een verduiveld lastige zaak. Maar als het om geld van het gevende publiek gaat, dan is er eigenlijk geen keuze. Je móet wel professioneel omgaan met het geld van de donateurs, uit respect voor hun gift en om hun vertrouwen niet te beschamen.’

Dat geldt dan vooral voor de grote fondsenwervers waar miljoenen omgaan. Maar geldt het ook voor Stichting De Zieke Eik in Vlagtwedde?
Van Mierlo resoluut: ‘Dat principe geldt ook voor zo’n kleine stichting. Natuurlijk speelt hier ook een kosten-batenanalyse: je moet niet met een kwartje een dubbeltje controleren. Tegelijkertijd: dat je je goed verantwoordt, vind ik niet meer dan normaal. Daar voel je toch een heel natuurlijke verantwoordingsplicht. Als je goed uitlegt wat er met het geld gebeurt, bijvoorbeeld dat een deel naar werving en communicatie gaat, zul je doorgaans op een begripvolle donateur stuiten. Sterker nog: als je je prestaties goed uitlegt, zullen donateurs er ook een zekere mate van trots aan kunnen ontlenen: ‘dat heeft mijn club toch maar mooi voor elkaar gebokst!’
Ik weet dat voor grotere organisaties de praktijk weerbarstiger is. Als je gaat opschalen, kom je voor dilemma’s te staan: moet je om professioneel te werken ook duurbetaalde professionals in dienst nemen die allemaal de Balkenende-norm halen?
Ik heb over dilemma’s geleerd dat je in de kracht van de verschillende oplossingen moet gaan staan. Ik zou het met name zoeken bij mensen die al zwaar carrière hebben gemaakt en financieel onafhankelijk zijn, maar graag iets willen teruggeven aan de samenleving.
Er gaan hier elk jaar vijf tot tien partners met pensioen: als je die zou vragen financieel directeur te worden van een goed doel voor drie dagen per week, dan denk ik dat de meesten dat gewéldig vinden. Dan heb je zowel superkwaliteit als mensen die echt niet meer een topsalaris hoeven te verdienen. De bottomline is: voor welke goede doelenorganisatie je ook werkt, je hebt de dure plicht om je verslaglegging op orde te hebben. Dat vind ik natuurlijk tot in mijn tenen, dat snap je. Als je dat niet doet, ga je je doelstelling nooit halen. Want je gaat nooit méér vertrouwen winnen van de maatschappij.’

Is De Transparant Prijs mee-geëvolueerd met de ontwikkelingen in het accountantsvak? Ik doel hierbij op ‘integrated reporting’, waarin er niet alleen focus op financiële parameters is, maar meer een samenhangend verhaal ontstaat van allerlei soorten informatie, bijvoorbeeld over het organisatiemodel, de strategie, de operationele prestaties en de relaties met de stakeholders?

Van Mierlo: ‘De context waarin een organisatie opereert is de crux. Wij zijn er druk mee bezig. Niet alle jaarverslagen worden namelijk goed begrepen. Hoe kun je nu jaarrekeningen van bedrijven goedkeuren, vragen mensen zich af, als die bedrijven niet lang daarna failliet gaan? Voor de leek lijkt dat onbegrijpelijk. Wij als accountants vinden dat wél logisch. We weten dat er een scala aan mogelijkheden en omstandigheden is die maakt dat een bedrijf toch kopje onder kan gaan. Maar de maatschappij denkt: hoe is dat nou mogelijk? Hoe kan dat?
Daarom zou het goed zijn dat ondernemingen, maar zeker ook publieke organisaties de plicht hebben uit te leggen hoeveel geld ze hebben; hoe ze dat geld verdiend hebben en waarom het aannemelijk is dat ze volgend jaar nog steeds dat geld verdienen. Dat laatste zit niet in de verslagleggingsregels, maar een donateur is waarschijnlijk vooral in díe kwalitatieve aspecten geïnteresseerd. Het is de context. Het mooiste voorbeeld hiervan noem ik altijd de jaarrekening van het pensioenfonds: als daar niks in staat over onze gemiddelde levensverwachting, dan wordt het een incompleet verhaal.
Onze wereld is vele malen kleiner geworden: we worden nadrukkelijk beïnvloed door een aantal megatrends die onomkeerbaar zijn. En als we die niet betrekken in het risicoprofiel van hoe een onderneming – of goede doelenstichting – zich gaat ontwikkelen, dan krijg je een onbegrijpelijk plaatje.’

Hoort bij die onomkeerbare megatrends ook de door velen aangehaalde ‘vertrouwenscrisis’? Een tanend vertrouwen in bedrijven, overheid, instituties en dus ook in goede doelen?
Voordat hij deze vraag beantwoordt, laat Van Mierlo een lange stilte vallen. Dan, bedachtzaam formulerend: ‘Nee. Ik hobbel daar niet zo gemakkelijk achteraan. Er speelt iets anders, dat dieper gaat. Waar we maatschappelijk mee worstelen.
We worden bijna dagelijks in de media geconfronteerd met onthullingen waarop de reactie steevast is ‘Dat kan toch niet waar zijn!’ Dat is zo’n typisch Nederlands zinnetje. Dat zeggen we als we iets waarnemen waarover we ons enorm verbazen, maar het betekent eigenlijk: ‘Het is waar’.
Ik denk wel eens - hier zucht Van Mierlo diep - … het moet allemaal zo mooi zijn! Ieder mens lijkt de neiging te heben de dingen twintig procent mooier voor te stellen dan ze in werkelijkheid zijn. Waarom? Omdat het anders niet mooi genoeg is! We hebben dus eigenlijk eerder een eerlijkheidscrisis, dan een vertrouwenscrisis.
Ik denk dat daar het probleem zit. We moeten eerlijker durven toegeven dat niet alles goed gaat. Iedereen zal begrijpen dat er wel eens iets verkeerd kan gaan bij een goed doel, een overheid of een bedrijf: het is mensenwerk. Dat betekent niet dat we per se oneerlijk zijn tegenover elkaar, maar dat we ons toch te veel proberen te promoten en te marketen en ons zelf nét iets beter willen voordoen dan we in werkelijkheid zijn.
Dan, gelukzalig kijkend: ‘Het zijn mooie dilemma’s. Het zijn de dilemma’s van het leven. Het bespreekbaar maken van die dilemma’s is één van de middelen waardoor goede doelen het vertrouwen van de samenleving kunnen winnen of behouden. En laten we nou eens ophouden om tegenover elkaar vol te houden dat we het juiste antwoord op elke vraag hebben. Soms weten we het gewoon niet. Punt.’

Eerlijkheid is één ding, maar een jaarverslag een ander. Wat zegt u tegen bestuurders die liever hun tijd en energie stoppen in het redden van mensen, dan in het meedoen met De Transparant Prijs?
Van Mierlo: ‘Dan zeg ik: korte termijn-lange termijn. In deze wereld – ook die van de non profits – zijn te veel mensen en organisaties gefocust op winst- in plaats van op echte waardeontwikkeling. Kijk als jij geld geeft na een tsunami-ramp wil je dat je donatie op de goede plek komt. Het verslag over hoe het geld is uitgegeven helpt het volgende probleem, dat nog niet is geweest, beter op te lossen. Verslagleggen is: waarde creëren voor het volgende probleem, voor de toekomst.’

Bij uw aantreden heeft u gezegd dat u de discussie wilt aangaan met uw klanten en stakeholders. Waarover gaat die discussie dan in het geval van de goede doelen?
Van Mierlo: ‘ In het geval van De Transparant Prijs vind ik dat we meer voor die branche moeten gaan staan en de samenleving minimaal uitleggen wat er gebeurd is rondom de wijze waarop goede doelen verslag leggen. Welke ontwikkeling wij gezien hebben in tien jaar tijd. Onze visie op de markt delen en uitleggen dat er wel deglijk een professionaliseringsslag heeft plaatsgevonden. Dát vind ik op ons pad liggen.’