Misschien dat we in Nederland wat minder onder de indruk zijn van dat soort hooggespannen verwachtingen, zelfs ondanks dat een aantal van de meest geciteerde pioniers op het gebied van participatory grantmaking Nederland als thuisbasis heeft (Mama Cash, Red Umbrella Fund, Robert Carr Fund). De WRR merkte in 2018 op dat de discussie over machtsverhoudingen in de filantropie en de keerzijde van ‘private power for the public good’ in Nederland veel minder wordt gevoerd dan, met name, in de VS. We hebben hier minder grote dominante vermogensfondsen dan aan de andere kant van de Atlantische oceaan en relatief veel overheidsbijdragen aan goede doelen en maatschappelijke initiatieven.
Maar de opkomst van participatory grantmaking wordt slechts ten dele gedreven door een streven naar systeemverandering in de filantropie. Uit eigen onderzoek dat binnenkort verschijnt (Nederlandse kansen voor participatory grantmaking), haal ik ten minste vier andere stuwende krachten, die in de Nederlandse context wel voer voor discussie en actie zijn bij fondsen (en ook bij overheden als subsidieverstrekkers).
Een paar voorbeelden
Voor ik die noem eerst wat meer concreet om wat voor werkeijzen het bij participatory grantmaking gaat, want er zijn allerlei verschillende varianten en er wordt flink geëxperimenteerd. Bij het Solidarity Fund van Mama Cash worden andere vrouwenfondsen bijvoorbeeld uitgenodigd om aanvragen mee te beoordelen. Elk fonds dat in aanmerking zou komen voor een bijdrage uit het Solidarity Fund kan, ongeacht of het daadwerkelijk zelf een aanvraag indient, participeren in de besluitvorming. Het International Trans Fund werkt met vertegenwoordiging van de doelgroep in een stuurgroep - waar ook de geldgevers in zitten - en een volledig door trans-activisten gevuld Grant Making Panel. Soortgelijke vormen worden in Nederland ook bij veel lokale fondsen toegepast. Maar er zijn evengoed varianten waarbij besluitvorming bijvoorbeeld uitsluitend bij de indieners van een aanvraag wordt neergelegd, of juist in een open stemproces vorm krijgt, waarin een veel breder publiek kan meedoen.Vijf stuwende krachten: hang naar systeemverandering
Naast een streven naar systeemverandering, dat wortels heeft in principiële ideeën over hoe filantropie zou moeten werken, zijn er grofweg vier andere stuwende krachten achter de opkomst van dit soort manieren van werken. Meestal spelen er meerdere tegelijk mee bij de beweging van een fonds om met nieuwe vormen van beslissen aan de slag te gaan.De sociale missie
De tweede drijvende kracht is de theory of change van het fonds, ofwel het verschil dat het fonds in de wereld wil maken. Vaak gaat het om zaken als gelijkheid, emancipatie, versterken van eigen kracht van zwakkere groepen, sociale rechtvaardigheid en het stimuleren van lokaal leiderschap. Het direct bij besluitvorming betrekken van de mensen om wie het gaat is dan een manier om die groep in eigen kracht te zetten, en daarmee als fonds meer te zijn dan alleen een geldgever.Slimmer willen werken
Bij fondsen spelen regelmatig ook pragmatische overwegingen mee om met participatory grantmaking aan de slag te gaan. Het onderliggende streven is dan vooral om als fonds efficiënter en effectiever te werken, en om slimmer besluiten te nemen over toekenningen. De uiteindelijk begunstigde doelgroep wordt dan gezien als een bron van kennis, informatie en kunde die het fonds zelf niet of minder in huis heeft.Druk op de sector
Er is ook een meer negatieve drijvende kracht die fondsen richting participatieve manieren van toekennen leidt. Dat is de door fondsen alom gevoelde maatschappelijke druk om op meer transparante manieren te werken en eigen werk en bestedingen duidelijker te kunnen verantwoorden. Op meer open manieren beslissingen nemen, met meer draagvlak vanuit de doelgroep, kan daaraan bijdragen.Inspiratie uit de samenleving
De vijfde stuwende kracht is inspiratie die fondsen putten uit creativiteit en beweging vanuit begunstigde gemeenschappen zelf. Daar ontstaan soms nieuwe vormen van werken die fondsen aanzetten om zelf ook weer op andere manieren aan de slag te gaan. Een mooi voorbeeld is Soup Detroit dat begon als een soort live-crowdfunding waarbij bezoekers allemaal vijf of tien dollar inlegden en gezamenlijk besloten over waar het geld naartoe ging. Ik mocht zelf mede aan de wieg staan van de introductie van het concept in Nederland, onder de naam ‘Boiling’, waarbij achtereenvolgens een woningcorporatie, lokale fondsen en de lokale overheid aanhaakten en de opbrengst begonnen te verdubbelen.Toekomst voor participatory grantmaking
Ik zeg niet dat in Nederland niet een wat scherpere discussie over machtsverhoudingen in de filantropie gevoerd moet worden. Maar het gaat mij er hier vooral om dat we een ontwikkeling die internationaal flink aandacht krijgt, niet voorbij moeten laten gaan omdat die sterk gekaderd wordt binnen een discussie die in Nederland minder gevoerd wordt dan elders. Fondsen (en overheden) die met participatory grantmaking aan de slag gaan, worden daartoe aangespoord door een veel diverser scala aan ontwikkelingen en motivaties.* Auteur Martijn Arnoldus is oprichter van Scale Matters. Al zo’n twintig jaar houdt hij zich bezig met het opzetten en begeleiden van innovatietrajecten rond maatschappelijke thema’s, en met financiering van sociale impact. Even zo lang al geeft hij daarover trainingen, workshops en lezingen en publiceert op zijn blog Social Finance Matters. Dit artikel schreef hij voor De Dikke Blauwe n.a.v. zijn onderzoek naar participatory grantmaking.