Arnon Grunberg hield op 15 maart een indrukwekkende Goede Doelen Lezing. In een kort verhaal over een Nederlandse hulpverlener in een door burgeroorlog geteisterd land schetst hij de morele dilemma’s die bijna onvermijdelijk gepaard gaan met hulpverlening tijdens oorlog en conflict.
In een boeiend gesprek met directieleden van Cordaid en Greenpeace schuurde hun idealisme met Grunbergs nuchtere realisme op de vraag of het ideaal van goede doelen ooit zal worden bereikt. Grunberg stelde nuchter dat wij mensen nooit uit een paradijs zijn gekomen, hoe zeer ook sommigen daarnaar terugverlangen. En dat we dat paradijs ook nooit zullen bereiken, hoezeer sommigen daar ook naar verlangen.
Daar zit je dan met je uitgesponnen missie en meetbare einddoel als goed doel: een wereld vrij van het probleem dat de bestaansreden van je organisatie is. Een wereld zonder onrecht, zonder nare ziektes of verspilling van de natuur, vul maar in… Worden wij, medewerkers, vrijwilligers en donateurs van goede doelen niet juist gedreven door de diepe overtuiging dat het paradijs bereikt kan worden en dat dat moet? Greenpeace directeur Anna Schoenmakers liet zich haar uitgewerkte missie en utopisch eindbeeld niet zomaar ontnemen: een volledig circulaire wereld. Die kan en zal worden gerealiseerd.
Of schikken we ons met Grunberg in de gedachte dat we niet verder komen dan af en toe een stap in de goede richting? En dat die stap ook zo maar weer ongedaan gemaakt kan worden?
Idealen en de harde werkelijkheid
Idealendelers noemden we onszelf in de tijd dat we de naam Vereniging Fondsenwervende Instellingen vervingen door Goede Doelen Nederland. Goede doelen verbinden mensen rond een ideaal. Onze gedeelde inzet en enthousiasme stellen ons samen in staat ons ideaal van een betere wereld werkelijkheid te maken.
Optimisme, missie gedreven, wat doe je daarmee in een tijd als deze? Van het wereldbeeld dat ‘De meeste mensen deugen’ (Bregman) naar het pijnlijke tegenbeeld: sommige mensen deugen volstrekt niet en kunnen een enorme impact hebben?
De Russische inval in de Oekraine komt hard aan. Wij zijn de na-oorlogse generaties die geen oorlog hebben ervaren. Opeens komen de gruwelijke dreigingen van een Wereldoorlog ons dichter op de huid dan ooit tevoren. Bij de getuigenissen van de laatste overlevers van de Tweede Wereldoorlog zien we de journaalbeelden uit Oekraïne. Ze raken ons opeens veel dieper.
Wat moet je in zo’n complexe, teleurstellende werkelijkheid met idealen van goedheid, vredelievendheid, humaniteit en circulariteit? De mouwen opstropen en hulp bieden, opvang van vluchtelingen organiseren, spullen inzamelen, actie voeren. Helpen wie we helpen kunnen, ook als het maar één medemens betreft. “Als je niet de hele wereld kunt redden, red dan één mens”, zei Moeder Theresa ooit. Dat is het vanzelfsprekende antwoord van veel Europeanen tegen het grote onrecht dat Poetin en zijn bendes aanrichten onder Oekraïense burgers. En tegen het geweld dat zij onze idealen aandoen.
Hoop
Als onze idealen schuren tegen de realiteit van het kwaad, rest ons naast de humaniteit, de hoop…
Niemand heeft de hoop indringender doorvoeld en verwoord dan Vaclav Havel, Tsjechisch filosoof, schrijver en dissident in de tijd dat zijn land en zijn persoonlijke vrijheid (5 jaar zat hij in politieke detentie) gebukt gingen onder de overheersing van zetbazen van het Russische Sovjetregime.
“….Hoop is ons vermogen ons voor iets in te zetten omdat het goed is, en niet alleen omdat het gegarandeerd succes heeft. Hoe ongunstiger de situatie waarin onze hoop overeind blijft, des te intenser is deze hoop. Hoop is niet hetzelfde als optimisme. Het is niet de overtuiging dat iets goed afloopt, maar de zekerheid dat iets zin heeft – ongeacht hoe het afloopt….En deze hoop is het ook die ons de kracht geeft te leven en het steeds opnieuw te proberen, ook al zijn de uiterlijke omstandigheden zo uitzichtloos als hier te lande.” (uit ‘Verhoor op afstand, 1986)
Havel sprak deze verwoording van hoop begin jaren tachtig van de vorige eeuw in op een geluidsband die naar West Duitsland werd gesmokkeld. Het had evengoed vandaag in Oekraïne gezegd of geschreven kunnen zijn. Het is de hoop die het Oekraïense volk overeind houdt, terwijl het willekeurig geweld hun meest fundamentele rechten doodslaat. Terwijl miljoenen van hen in een diaspora over Europa verdeeld zijn, rest hen de hoop. Wij kunnen die hoop delen en mensen helpen. Persoonlijk of via onze goededoelenorganisaties. Zo brengen we het gehoopte paradijs kleine stapjes dichterbij. Zoals Grunberg wellicht bedoelde, af en toe een stapje richting paradijs.
Blijf dromen, blijf hopen
Grunberg en Schoenmaker gaan nog een keer verder in gesprek, spraken zij af. Waarover zullen zij het uiteindelijk eens worden? Over de ervaring dat de weg naar het ideaalbeeld, het paradijs, via vaak kleine, soms taaie stappen wordt afgelegd? Ik hoop dat Schoenmaker Grunberg laat zien hoe wonderlijk de reis naar het paradijs van een klimaattransitie plots versnelt dankzij de morele druk in de westerse wereld om zo snel mogelijk de afhankelijkheid van het Russisch gas af te bouwen.
De wonderen zijn de wereld nog niet uit, in 1989 werd Havel gekozen tot president van zijn land, dat hij regeerde tot 2003. Dus Anna en Greenpeace: blijf dromen, blijf hopen en laat daar waar je kunt doorkijkjes zien naar het paradijs van de circulaire economie. Ik ben ervan overtuigd dat de hoop meer te weeg brengt dan het afgewogen verwoorde realisme van een groot Nederlands schrijver.
Beeld: Goede Doelen Nederland. Op de bank vlnr Anouschka Laheij (moderator), Arnon Grunberg (schrijver), Marten Treffers (oud landendirecteur Cordaid Afghanistan) en Anna Schoemakers (directeur Greenpeace Nederland).
****
Jan van Berkel (1954) is voorzitter van Goede Doelen Nederland en de Samenwerkende Branchorganisaties Filantropie (SBF). Daarnaast adviseert hij goede doelenorganisaties in en buiten Nederland over strategie, bestuur en toezicht. Tot eind 2020 werkte hij veertig jaar lang in de goede doelensector. Als zelfstandig consultant en bij diverse bureaus adviseerde hij talloze goede doelen en andere not-for-profits over strategie en positionering. Jan was in 1995 betrokken bij de oprichting van de VFI, voorloper van Goede Doelen Nederland en trad in 2013 toe tot het bestuur van de branchorganisatie, waarvan hij sinds 2016 voorzitter is. In 2019 was hij nauw betrokken bij de oprichting van de Stichting Intern Toezicht Goede Doelen (ITGD).