Interessante sessies op de ECSP-conferentie 2013, op 21 maart. Wij waren bij een sessie over ‘Upscaling’ van filantropische initiatieven en organisaties. Meer impact, meer succes, meer invloed: dat willen we allemaal wel. Lucas Meijs (ECSP) en Gerda Geurtsen (De Doetinchemse Uitdaging) schetsten theorie en praktijk van een ingewikkeld traject. Is groei altíjd wat we moeten willen?
Ambitie leidt tot de wens om te groeien!
Lucas Meijs schetste een theoretisch kader: upscaling (opschaling) is een uitdaging waar bijna alle filantropische organisaties zich op een gegeven moment voor geplaatst zien. Logisch: elke organisatie met huizenhoge ambities om de wereld te verbeteren, wil groeien. Méér mensen bereiken, redden, helpen. Of dieren. Of het klimaat. Enzovoorts. Hoe pak je dat aan, in een organisatie die meestal is ontstaan uit een of enkele bevlogen individuen? Kan groei ook tégen je werken als ambitieus goed doel of investeringsfonds?
Expansie kan op veel manieren
Meijs: ‘De kern van opschaling is dat je wilt dat méér mensen profiteren van je werk. Meestal doe je dat door expansie/schaalvergroting: je probeert meer mensen te bereiken. Maar je kunt ook ánders gaan werken om meer mensen te laten profiteren. Je kunt kiezen uit een paar methoden: het repliceren van je werk (meer van hetzelfde gaan doen), het incorporeren van al bestaande filantropische initiatieven of met filantropische activiteiten penetreren in officiële overheidsorganen en –structuren.’
Indirecte expansie: een nieuw paradigma
Daarnaast bestaat er nog zoiets als indirecte expansie. Meijs: ‘Dat kun je beschouwen als een totaal nieuw paradigma. Daarbij gaat het er niet om dat je meer mensen bereikt, maar dat je indirect invloed hebt door gedragsverandering en beïnvloeding van derden. Denk bijvoorbeeld aan milieuorganisaties, die consumenten aanzetten tot het kopen van groene energie. De andere partijen kunnen ook overheden zijn, of bedrijven. Hier zit je tegen het lobbyen aan. De oorspronkelijke organisatie werkt als een katalysator en hoeft niet per definitie te groeien om toch haar invloed te vergroten.’ In de filantropie is directe expansie het meest gangbaar. Maar volgens Meijs zouden veel organisaties er goed aan doen hun mogelijkheden voor indirecte expansie te onderzoeken. ‘Het gaat erom dat je je missie bereikt, je hoeft dat niet allemaal in eigen hand te houden.’ Uiteindelijk is je hoogste doel misschien wel: jezelf overbodig maken.
Dialogues in the Dark: avonturen in het donker
Een mooi voorbeeld van succesvolle expansie, allereerst door replicatie, is Dialogues in the Dark, een indrukwekkende ervaringstentoonstelling voor blinden én zienden, die duidelijk maakt hoe slechtzienden de wereld ervaren. Een groot succes, en de tentoonstelling is overal op de wereld herhaald: meer begrip voor slechtzienden en een onvergetelijke ervaring voor blinden én zienden. Dialogues in the Dark leverde een flinke spin-off aan tijdelijke banen op. Nadeel: als de Dialogues-karavaan uit de stad vertrok, verdwenen die banen ook.
Groot succes, prima verdienmodel
Daarom, én om blijvend invloed te hebben, koos de organisatie voor een aantal permanente Dialogues in the Dark-exposities. Tegelijkertijd gaf men de ervaring een kwalitatieve impuls: er kwamen diners en workshops bij (ook in het donker, natuurlijk). Mooi meegenomen: voor zoiets zijn altijd wel geldschietende bedrijven te vinden.
Ook een mooi verdienmodel: bedrijven en verenigingen konden een Dinner of workshop in the Dark bestellen. Dat was een uitdaging voor veel macho-CEO’s, opeens was hun bodylanguage niet meer doorslaggevend. Een leermoment, dus, en bedrijven namen de workshops en diners graag af. Succesvolle expansie, dus!
Nadeeltje: het succesidee kan vrij makkelijk door iedereen worden overgenomen. Franchising van het idee (nog zo’n opschaal-methode) is ondoenlijk bij zoiets algemeens.
De Uitdaging: ‘naoberschap’ is de basis
Gerda Geurtsen (foto) weet wat opschalen is. Zij staat aan de wieg van de succesvolle Uitdagingen, begonnen in het oosten van het land. Het uitgangspunt is het in het Oost-Nederland nog steeds gebruikelijke concept van ‘naoberschap’: buren helpen elkaar, de ene dienst is de andere waard. Er zijn geen harde afspraken: naobers weten wie hun naobers zijn en schieten te hulp waar nodig. Om op hun beurt weer geholpen te worden als zíj hulp nodig hebben. Naobers helpen elkaar bij problemen, maar ook bij hoogtijdagen, begrafenissen en feesten. Je onttrekken aan het naoberschap is onmogelijk, dan plaats je jezelf uit de gemeenschap.
Simpel, direct, concreet, effectief
Geurtsen: ‘Ik kwam op het idee toen ik welzijnswerker in Arnhem was. Er was altijd vraag naar goederen en diensten. En er waren altijd wel bedrijven die dat konden leveren. Ze moesten alleen maar even met elkaar in contact komen. De lijnen moesten kort zijn, vraag en aanbod dicht bij elkaar. Net zoals bij gewone naobers. We brengen dus bedrijven, particulieren en hulpvragenden en alle mogelijke partijen uit één wijk bij elkaar. We bemiddelen in werkkracht, spullen, materialen. Dingen zijn altijd makkelijker te regelen dan geld. Dus gaan we uit van dingen. Het is heel simpel: een instelling wil graag computers, een bedrijf stapt over op nieuwe computers en wil de oude wel weggeven. Het draait allemaal om de netwerken die iedereen heeft.’
Ook verfrissend: niet de problematiek staat centraal (wat doen we aan het alcoholisme in deze wijk?) maar de toevallige vraag (hebben we slaapzakken voor de dakloze alcoholisten die in onze wijk onder de brug slapen?).
Wel ondernemers, nooit ambtenaren
Geurtsen: ‘Het principe is dat we oude rotten en jonge honden bij elkaar brengen, zowel van bedrijven (meestal midden- en kleinbedrijven) als van hulpvragenden. Die zetten we samen in een zogenaamde matchgroep. Voor bedrijven kunnen wij hun MVO-invulling zijn. Ook ZZP-ers kunnen meedoen, en bijvoorbeeld expertise bieden. Laaggeletterden leren lezen, bijvoorbeeld. Of een clubgebouw schilderen.’ Groot voordeel van ondernemers, aldus Geurtsen: ze zeuren niet en schakelen snel. Heel belangrijk: geen overheden of ambtenaren aan tafel! Maar ze kunnen wel een verzoek doen bij de manager.
Inmiddels is de Arnhemse Uitdaging succesvol opgeschaald door middel van replicatie: er zijn inmiddels Uitdagingen in Zutphen, Lochem, Doetinchem en diverse andere plaatsen in het oosten. En de expansie naar de Randstad en West-Friesland is bezig.
Expansie dankzij Oranjefonds
Inmiddels is Geurtsen fulltime bezig het Uitdaging-concept ‘uit te rollen’, dankzij steun van het Groeiprogramma van het Oranjefonds. ‘Opschalen is nu mijn eerste taak’, aldus Geurtsen. ‘Het was onmogelijk om het er maar even bij te doen. Het liep me over de schoenen, dankzij het Oranjefonds kan ik me drie jaar helemaal aan de expansie wijden.’ Dat komt vooral neer op het opleiden van managers voor de verschillende Uitdagingen. ‘Die moeten zich invreten in de lokale situatie en de juiste partijen om de tafel zien te krijgen.’ De lokale managers zijn de enigen die voor hun werk betaald krijgen, alle deelnemers aan de matchgroepen worden niet betaald, zij leveren contacten, diensten en spullen.
Beren op de weg?
Geurtsen: ‘In de Achterhoek en West-Friesland ligt de keus van de managers gevoelig: daar moet het iemand “van ons” zijn, anders loopt het stroef.’
Het lijkt erop dat de Uitdaging bezig is met autonome lokale groei. Tegelijkertijd liggen problemen op de loer: hoe vinden de lokale winkeliers en ambachtsmensen het als er een schaduw-economie in hun wijk of dorp ontstaat? Is de bakker wel blij als zijn concurrent opeens gratis taarten weggeeft? Je kunt het naober-principe natuurlijk ook té veel oprekken. Zeker in tijden van crisis.
Ook lastig: hoe zorg je dat de afzonderlijke stichtingen (elke locatie is een zelfstandige stichting) niet helemaal hun eigen koers gaan varen en eigen projecten gaan draaien? Of moet je dat juist toejuichen?
Meijs: ‘De Uitdaging is een organisatie om in de gaten te houden. Iedereen kan er veel van leren over opschaling van een succesvol initiatief.’
(Social) Impact