ZZP’ers hebben het lastig als fondsenwerver, hoorde hoofdredacteur Renée Steenbergen vorige week tijdens het Kennisevent van NLFL.
Onlangs gaf ik een workshop over het beroep fondsenwerver, tijdens het Kennisevent van NLFL. We zaten in kleine zaaltjes, wat het voordeel had dat alle tien deelnemers aan het woord konden komen. Eigenlijk had ik de resultaten van de doorlopende enquête die The Fundraiserhoudt over het beroep, met hen willen bediscussiëren. Maar de behoefte aan onderlinge uitwisseling over de lastige kanten van het vak bleek groot, dus gaf ik de deelnemers de vloer. En het bleek bijzonder informatief hun praktijkverhalen te horen.
Er zaten namelijk veel zzp’ers aan tafel die als fondsenwerver met wisselende opdrachtgevers te maken krijgen. Terwijl de enquête tot nu toe vooral is ingevuld door vakgenoten in vaste dienst.
Hieronder de vijf meest zorgelijke problemen met opdrachtgevers, waaruit blijkt dat het vak nog lang niet altijd als een volwaardige professie wordt gezien en behandeld.
Het eerste obstakel dat zelfstandige fundraisers tegenkomen, is dat hen vaak wordt gevraagd of ze no cure no paykunnen werken. Met andere woorden, of ze gratis willen werken totdat zij financiële resultaten hebben geboekt, waarvan zij dan een klein percentage krijgen.
Juist zzp-ers hebben veelal niet de reserves hiervoor, maar het is bovendien ook niet verstandig. Fondsenwerving is immers geen kwestie van de korte baan, maar van de lange adem.
Dat is de tweede klacht die deze zelfstandigen naar voren brachten: bij veel opdrachtgevers ontbreekt de basale kennis over wat fondsenwerving is.
‘In plaats van te werven, moet ik vaak informeren en opvoeden,’ verzuchtten meerdere aanwezigen. Een bestuur of directeur denkt nog (te) vaak dat er door iemand die zijn/haar vak verstaat, in no time een flinke som binnengehaald kan worden. Dat fondsenwerving tijd kost, moet hen - kennelijk voor het eerst - uitgelegd worden. Er wordt dus nog vaak uitgegaan van de korte termijn in plaats van nut en noodzaak te zien van een langere termijnstrategie.
Daarmee hangt een ander probleem samen dat de deelnemers signaleerden: zelden is er voldoende budget uitgetrokken om een serieuze en succesvolle campagne op te zetten. Fondsenwerving mag vaak weinig kosten, maar moet wél veel opleveren.
Ook wervers van kleinere organisaties zullen dit fenomeen herkennen.
De bereidheid van opdrachtgevers om het netwerk rond de organisatie beschikbaar te maken voor werving, is evenmin vanzelfsprekend. Kennelijk wordt van een externe fondsenwerver verwacht dat zij/hij de eigen contacten inzet om geld binnen te halen. Terwijl het natuurlijk veel effectiever is om partijen die al belangstelling hebben getoond voor het goede doel, eerst te benaderen.
Tot slot merkten de zzp’ers op dat er zelden of nooit wordt geëvalueerd na een wervingsactie. Er wordt geen tijd genomen voor analyse van wat volgende keer beter kan. Dat is weinig effectief, zeker als die volgende keer een andere zzp’er wordt ingehuurd. Maar het is ook zorgelijk voor het geefveld en tegenover donateurs. Goede doelen werven ook onder - potentiële - donateurs van andere goede doelen, en als er iets misgaat in het contact wordt dit vaak de hele sector aangerekend.
De professionalisering van fundraising is natuurlijk bij grote organisaties ver gevorderd. Zelfstandige collega’s en die bij kleine organisaties worstelen helaas nog steeds met onkunde en onbegrip over het vak. Vul daarom de enquête inover het beroep fondsenwervers, ook de zzp’ers onder ons. Kennis over de stand van het eigen vak is cruciaal in de slag om professionalisering.
De enquête vind je op www.thefundraiser.nl/enquete3
Fondsenwerving