Het gaat goed met ontwikkelingshulp. Er is steeds meer geld en ontwikkelingslanden gaan er fors op vooruit.
We zouden het bijna vergeten: niet alleen arme mensen werken aan hun toekomst. En niet alleen grote filantropen en ngo’s helpen hen daarbij. Ook overheden van rijke landen gaven nooit zoveel uit aan ontwikkelingshulp. In 2017 was dat maar liefst 146,6 miljard dollar. Dat blijkt uit cijfers van het ‘Development Assistance Committee’ DAC. Dit is een organisatie bínnen de club van 36 rijkste landen, de ‘Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling’ OESO.
Ook was er nooit eerder zoveel bewijs dat ontwikkelingshulp helpt. Niet alleen stimuleert hulp verbeteringen in onderwijs en gezondheidszorg - van oudsher de belangrijkste doelen van veel hulp - ook bevordert hulp economische groei van ontwikkelingslanden. En hoe die landen erop vooruitgingen, bleek afgelopen week uit een overzichtsartikel in The Economist.
Nederland gaf vorig jaar 0,6 procent van het nationale inkomen uit aan hulp en dat was 4,95 miljard dollar. Dat is zonder meer een mooi bedrag en nog steeds ruim boven het gemiddelde van 0,31 procent van alle DAC-landen samen. Maar Nederland speelt al lang niet meer in de ereliga van de internationale samenwerking. In de eerste helft van de jaren ’80 gaf Nederland nog rond de 1 procent aan hulp. Nu komt dit percentage van landen als Zweden, Luxemburg en Noorwegen. Dan volgen Denemarken, het Verenigd Koninkrijk en Duitsland met gemiddeld 0,7 procent. Onderaan bungelen Hongarije, Slowakije en Polen, met gemiddeld 0,12 procent aan hulp.
Opmerkelijk is dat in de afgelopen jaren steeds minder hulp naar Afrika ging. In de top tien van ontvangende landen staan nog maar twee Afrikaanse: Ethiopië en Kenia. Het grootste deel gaat naar oorlogslanden in het Midden-Oosten. Het goede nieuws is dat de hulp aan Afrika in 2017 voor het eerst weer steeg, met 3 procent tot 25 miljard dollar.
Opmerkelijk is ook dat enkele landen die niet bij de DAC zijn aangesloten, hun hulpbudgetten fors hebben verhoogd. Zo gaven de Verenigde Arabische Emiraten in 2017 maar liefst 1,31 procent aan hulp en Turkije 0,95 procent.
‘Het is goed om meer geld te zien gaan waar het ‘t hardst nodig is, maar het is nog steeds niet genoeg. Te veel donoren liggen nog steeds ver achter op het streefcijfer van 0,7%’, zei de secretaris-generaal van de OESO, Angel Gurría, die de cijfers afgelopen voorjaar presenteerde.
‘Ondersteuning van ontwikkelingslanden (…) is van vitaal belang om de duurzame ontwikkelingsdoelen te bereiken. Donorlanden zouden deze tijd van economische expansie moeten gebruiken om hun inspanningen op te voeren, zowel door hun niveau van buitenlandse hulp te verhogen als door ervoor te zorgen dat het naar de armste landen gaat.’
Angel Gurría richtte zijn woorden tot overheden, maar ze gelden natuurlijk ook voor private investeerders in het einde van de armoede.
Ontwikkelings samenwerking