Na jaren het boegbeeld van de Nederlandse vrijwilligers te zijn geweest, zwaaide vorige week Marius Ernsting af als voorzitter van koepel NOV. Het irriteerde Ernsting in hoge mate dat de vrijwilligers altijd maar voor lief worden genomen, in de eerste plaats door de overheid. Die werd door Ernsting bij herhaling gewaarschuwd niet te blind te vertrouwen op het ‘altruïstische overschot’, een door Evelien Tonkens (bijzonder hoogleraar Actief Burgerschap aan de UvA) gemunt begrip voor de ruime civiele reserve waarover ons land pleegt te beschikken. Volgens Ernsting wordt er wel veel over, maar bar weinig met de civil society gesproken. Onbetaald maakt klaarblijkelijk onbemind, ook al representeren ruim vijf miljoen vrijwilligers á 200 uur per jaar één miljard uur onbetaald werk voor de samenleving. En ruim drie miljoen mantelzorgers, waarvan één miljoen intensief á 400 uur per jaar, een half miljard uur onbetaald werk voor onze naaste medemensen.
Da’s anderhalf miljard uur onbetaald en bepaald geen overbodig werk. Zullen we daar eens een bescheiden uurtarief aan hangen? Dan krijgt ons ‘altruïstisch overschot’ gelijk een duidelijk prijskaartje en kunnen we ons afvragen of het blinde vertrouwen erop wel zo gerechtvaardigd is. Het noopt in elk geval tot nederigheid, is het niet vanuit de overheid, dan wel vanuit de filantropie dat volgens de absolute macro-economische grootheden slechts kleingeld vertegenwoordigt binnen onze onvoorstelbaar grote civiele kapitaalpot.
Marius Ernsting verdient bij zijn afscheid in elk geval de hoogste lof voor zijn rol als onvermoeibare voorvechter en ambassadeur van de de Nederlandse vrijwilliger. Zijn diensten voor onze civil society zijn daarom – geheel in stijl – onbetaalbaar.
Vrijwilligers