Nyla Rodgers wil nieuw imago voor Afrika

10 mei 2012
Nieuws | | Ontwikkelings samenwerking

AMSTERDAM (10 mei) - Nyla Rodgers is de manier waarop GDO’s Afrika vertegenwoordigen meer dan zat. Te vaak ziet ze AIDS, oorlog, honger, wanhoop en de afhankelijkheid van de Westerse helden. Met haar Stop the Pity campagne pakt ze het anders aan. Met humor.

Rodgers is oprichter en directeur van Mama Hope, een organisatie uit San Francisco die werkzaam is in diverse Afrikaanse landen. Campagnes als Kony 2012 maken haar boos. Ze wil geen zielige beelden, maar een positief imago creëren en laten zien dat Afrika bevolkt is met capabele mensen met die zichzelf kunnen helpen. Haar organisatie publiceerde het afgelopen jaar drie video’s, onderdeel van de Stop the Pity campagne, waarbij ze humor gebruikt om een nieuwe dialoog te starten over het continent.

Drie video’s
In de eerste video uit februari 2011 legt een negenjarige Afrikaanse jongen uit wat de plot van zijn favoriete film Commando is. In de volgende video zingen Amerikanen en Afrikanen mee met Paul Simon’s ‘You Can Call Me Al’. De meest recente video laat een stel rugbyspelers zien die praten over stereotypen uit Hollywood en grappen maken over Matthew McConaughy zonder shirt aan. De video kreeg in de eerste dag op Youtube al 250.000 hits.

Zielige beelden, meer geld
Rodgers ziet dat als een teken dat mensen klaar zijn voor een nieuw imago voor Afrika. “Beelden gebruiken waarmee mensen zich kunnen identificeren en die niet de slechtste dingen laten zien, maar juist mensen in hun volle kracht is effectief. Donateurs die het negenjarig jongetje horen praten over de film Commando denken in eerste instantie ‘dat moet vast een kindsoldaat zijn’. Ze zijn verrast als blijkt dat hij het alleen maar over zijn favoriete film heeft. We willen dat mensen zichzelf afvragen waar ze aan denken”, aldus Rodgers. Ze is ervan overtuigd dat mensen hun beeld vormen door hetgeen ze wordt verteld door goede doelenorganisaties. “En die denken dat zielige beelden meer geld opleveren, maar dat helpt niemand.”