Impactinvesteerders en filantropen zijn beide bezig met het maximaliseren van sociale impact. Beide zijn op zoek naar die uitzonderlijke projecten of organisaties die die geweldige sociale of groene impact realiseren. De zoektocht gaat nog redelijk gelijkop: zowel filantropen als impactinvesteerders worden zowel door projecten benaderd, maar gaan ook zelf op zoek naar projecten die passen binnen hun missie. Op die manier staan zowel filantropen als impactinvesteerders in contact met een breed scala aan initiatieven die een de wereld een stuk(je) beter maken en er wordt een eerste selectie gemaakt op basis van missie, visie en beoogde output en impact.
Maar om de beslissing te maken tot het geven financiele steun gebruiken filantropen en impact investeerders een (compleet) andere route. Op zichzelf een interessant gegeven, omdat toch in veel gevallen impactvolle initiatieven van zowel donaties als investeringen gebruikmaken. Het grote verschil zit hem vooral in de informatie waarop keuzes voor donaties worden gemaakt ten opzichte van de benodigde informatie om tot een investering over te gaan. Voor donaties zien we nog steeds vaak dat projectplannen, en soms ook projectaanvragen, via een eigen aanvraagformulier leidend zijn. Deze projectplannen zijn over het algemeen gedetailleerd en beschrijven de verschillende activiteiten die gekoppeld zijn aan kostenposten, timeline, output en impact. Het betekent dus, dat het denkwerk vooraf is gedaan en de commitment van alle partijen ligt bij het plan: “dit verwachten we dat het projectteam gaat doen”. De uitvoerbaarheid van het plan moet helder zijn en niet afhankelijk van de indieners. Sterker nog, het betekent dat het indienen van projectaanvragen een aparte industrie is geworden; er wordt expertise opgebouwd in plannenschrijverij. Op zich is dat logisch als het plan de basis is voor besluitvorming: “it better be good” en expertise in het schrijven van projectplannen opbouwen is een logisch gevolg.
Hoe anders gaat dit dan bij impactinvesteerders? Hebben die geen behoefte aan plannen? Het antwoord is ja en nee. Ja, er wordt natuurlijk gekeken naar plannen (meestal kijken we als investeerders naar een pitchdeck, met op hoofdlijnen de resultaten van een eerste pilot en de 3 tot 5 jaar projecties). Maar het grote verschil is dat er vooral in meerdere gesprekken met de ondernemer uiteindelijk een beeld wordt gevormd van het plan en de ambities. De nadruk ligt nooit alleen op het plan, maar vooral op de (wo)man: de kwaliteit van de ondernemer en het leiderschapsteam achter de plannen vormen voor een investeerder misschien wel de belangrijkste basis van de besluitvorming. Als het planmatig is, maar het leiderschapsteam enorm veel potentieel heeft, is er meer kans dat de investeerder toch de sprong waagt dan andersom. De investeerder zou dan het gevoel hebben met een “werkbaar” team te maken te hebben. Daarentegen: een goed plan met een zwak team komt zelden door een investeringscommissie heen.
Maar los van de focus op (wo)man versus plan is er nog een belangrijk verschil in de besluitvorming voor een donatie versus een investering. Investeerders zien een plan als een onderdeel en een startpunt om financiële bijdragen te leveren, niet als een besluitdocument of eindpunt, zoals bij donaties. In een due diligence-fase worden o.a. een team, de operatie, de IT-structuur, de financiële stromingen en de projecties doorgelicht en worden markanalyses gemaakt op basis waarvan de beslissing uiteindelijk wordt gemaakt. Dit is een intensief, maar ook een leerzaam proces voor beide partijen. De investeerder leert nog meer over het sociale probleem en de oplossing die de organisatie biedt en de aanvrager leert op een andere manier kijken naar zijn/haar organisatie, ontdekt daardoor ook zwakke en sterke plekken in zijn plannen en krijgt daarmee een waardevolle doorlichting van zijn organisatie. Na een intensieve due diligence-fase kun je stellen dat investeerder en investee elkaar goed kennen en eigenlijk opnieuw samen “ja” zeggen tegen de plannen en ambities.
Kost dit allemaal niet heel veel tijd? Het antwoord is natuurlijk bevestigend. Dit kost heel veel tijd en middelen. Dat is dan ook de reden dat veel fondsen dit niet doen voor een donatie. Daarmee zou de overhead kunnen stijgen en kan er minder gedoneerd worden. Kan een foundation zijn middelen wel besteden aan al dat doorlichten van projecten en programma’s? Donatiegeld is immers schaars en moet zoveel als mogelijk worden ingezet ten behoeve van de impact.
Hier wringt dan ten slotte voor mij de schoen een beetje: donatiegeld is extreem schaars. Het is het kostbaarste geld, want het kan maar 1x worden uitgegeven: het komt niet meer terug zoals bij een investering. Voor mij betekent dat, dat juist voor een (grote) donatie een due diligence-traject uiterst zinvol is. Als ‘t goed gebeurt, kan het zelfs geboekt worden als besteding aan de doelstelling omdat een DD-project altijd de plannen en analyses aanscherpt en daardoor de kansen op succes in belangrijke mate vergroot.
Dus, om impact te maximaliseren, bezint eer ge begint en stap samen met de aavrager in een proces van doorlichten, aanscherpen en kritische vragen. Een win-win voor beide partijen.
Jamy Goewie is bestuurslid bij Shaerpa Fund Management en bij het Oranjefonds.
Venture philanthropy