Cultuur
Mecenaat is geen wondermiddel
24 november 2010
Opinie | Edwin Venema | Cultuur
Ik had het voorrecht vorige week te mogen spreken met Joop en Janine van den Ende aan de vooravond van de opening van het vlaggeschip van hun Foundation, het De La Mar Theater. Het echtpaar Van den Ende staat in een eeuwenoude traditie van het kunstmecenaat, een begrip dat de laatste weken heel veel aandacht heeft gekregen. Nu de bezuinigingsgolf over de cultuursector heen dreigt te slaan, klampt vrijwel iedereen zich aan het mecenaat vast als een drenkeling aan een reddingsboei. Premier Rutte wil een nieuwe geefwet om de geefcultuur te stimuleren en NRC riep rijke Nederlanders op om als filantroop naar voren te treden. Hier worden twee denkfouten gemaakt. Wij hebben om te beginnen al een dijk van een geefcultuur, crisis of niet. En verder laadt Rutte de verdenking op zich een privaat geldkraantje te willen openzetten om zijn lege kas bij te laten storten. Aan die opzichtige substitutie (ook al een folkloristisch politiek trucje: een publiek-privaat "balletje balletje" in tijden van laagconjunctuur) hebben filantropen terecht een broertje dood. Mecenaat ontstaat in een langdurige relatie tussen schenker en ontvanger: te denken dat filantropen als bij toverslag 200 miljoen euro kaalslag gaan compenseren is absurd en naïef. Ook de oproep te streven naar een meer Amerikaans model van extraverte voorbeeldfilantropie is merkwaardig: Nederlandse filantropen willen geen gratuite "nouveau riche" gouden naambordje op de gevel, maar willen inhoudelijke betrokkenheid (niet te verwarren met bemoeizucht). Of zoals Janine van den Ende mij toevertrouwde na een gepassioneerde rondleiding door het De La Mar: "Gewoon geven is geen kunst als je veel geld hebt, maar het wordt pas leuk als je het doet zoals wij het doen: met hart en ziel. Wij zouden het niet anders kunnen of willen."