Een kritisch stuk in NRC Handelsblad van afgelopen zaterdag over Oranje Fonds. De banden tussen dat fonds en het koningshuis zouden te innig zijn, met risicomijdend gedrag als gevolg.
Het ‘koninklijke’ fonds kan immers geen enkele controverse verdragen nu de nieuwe vorst zijn maatschappelijke betrokkenheid vooral via deze hybride charitatieve instelling tot uitdrukking wil brengen.
De bewijsvoering voor NRC's kritiek is bepaald niet overtuigend: veel rook, maar het vuur wordt niet gevonden. Er is echter kritiek van NRC die wel hard hout snijdt, en die je steeds vaker hoort: vorm en inhoud van Oranje Fonds congrueren niet. Een fonds dat zich bezighoudt met sociale cohesie bestieren vanuit een kapitaal marmerpaleis, dat is gewoon slecht uit te leggen. En dat lukt het Oranje Fonds dan ook niet.
Is hier sprake van kinnesinne of kleinzieligheid? Mag een ‘koninklijk fonds’ niet in een koninklijk onderkomen?
Nee. Charitatieve fondsen, zoals Oranje Fonds, ontlenen hun legitimiteit en geloofwaardigheid voor een belangrijk deel aan de mate waarin ze hun missie ‘zijn’. Letterlijk.
Dat betekent dat bestuurders zich bewust moeten zijn van de vorm: geen overdreven of aanstootgevende praalzucht of topsalarissen. Dat voelt niet alleen slecht; het is zoals gezegd ook met goed fatsoen niet recht te praten en het wordt steeds minder gepruimd door een kritische samenleving die zelf geacht wordt de broekriem nog eens stevig aan te halen.
Een bisschop in een paleis van 32 miljoen is geen geloofwaardige zielenherder; een sociaal fonds in een te duur pand met een directeur die door het 2 ton salarisplafond is gegaan bouwt evenmin aan geloofwaardigheid.
Als koningin Maxima in badpak door de stinkende Amsterdamse grachten kan zwemmen voor een goed doel, zal ze ook niet terugdeinzen voor een bescheiden(er) onderkomen van ‘haar’ eigen fonds.
Matigheid is niet alleen een algemene deugd, maar zelfs een voorwaarde voor charitatieve fondsen die draagvlak in de samenleving willen behouden.
Goede doelen