Interview: CBF-directeur Harmienke Kloeze houdt meer van dansen dan van marcheren

7 mei 2020
Nieuws | | Validatie & Toezicht

Volgende week is het een jaar geleden dat Harmienke Kloeze werd aangesteld als directeur-bestuurder van toezichthouder CBF. Een mooi moment om de eerste balans op te maken met Kloeze, van huis uit psychologe en al jarenlang actief in de goededoelenwereld (Slachtofferhulp Nederland, Make-A-Wish en Make-A-Wish International). Ze was betrokken bij het bestuurlijk overleg voor de inrichting van het Erkenningsstelsel en kende het CBF al goed doordat ze zitting had in de Raad van Toezicht.

DDB: Je bent nu bijna een jaar directeur van het CBF, maar je bent nog niet erg zichtbaar geweest in vergelijking met je voorganger Roline de Wilde: is dat bewust low profile?
 
HK: Dat heeft denk ik te maken met twee dingen.
Het CBF bevindt zich nu in een heel andere positie en fase dan toen Roline begon. In 2016 startte de Erkenningsregeling en moest het CBF zich bewijzen in de nieuwe rol van ontwikkelgerichte toezichthouder. Het CBF moest de goede doelen en anderen ervan overtuigen dat de organisatie echt de verandering kon maken om van “vinkende” toezichthouder een “vonkende” toezichthouder te worden. Dat heeft Roline samen met de mensen van het CBF daadkrachtig en succesvol gedaan.
Mijn aantreden was een natuurlijk moment om ons af te vragen waar we drie jaar na de invoering van de Erkenning staan, en wat de focus moet gaan worden voor de komende jaren. Een moment van reflectie dus. Inmiddels zijn we bezig met drie speerpunten: door-ontwikkelen van ons toezicht op basis van de terugkoppeling die we krijgen en op basis van nieuwe ontwikkelingen; versterken van onze positionering en naamsbekendheid en onze kennisfunctie verder uitbouwen. Deze focus leidt ongetwijfeld tot weer meer zichtbaarheid. 
De tweede reden heeft te maken met stijl en persoonlijkheid. 
Met een duidelijk doel voor ogen, werkend vanuit een visie, en wetend dat de snelste weg tussen twee punten vaak niet de rechte lijn is, kan het soms heel effectief zijn om “subtiel dominant” te zijn.  Niet zichtbaar is niet hetzelfde als niet-aanwezig.
 
DDB: Je was lid van de RvT van het CBF en kende de organisatie al goed, maar op de stoel van de uitvoerend bestuurder zitten is natuurlijk heel andere koek. Zijn er dingen die je als RvT niet of slechts gedeeltelijk op de radar had, waarmee je nu in de praktijk wordt geconfronteerd? Oftewel: wat vind je taaiere dossiers dan je dacht en welke minder taai?
 
HK: Ja, de rol die ik nu heb is een heel andere dan die ik had toen ik onderdeel uitmaakte van de raad van toezicht. En ja, ik kende de organisatie en de context waarbinnen het CBF zijn werk doet al goed.
Ik ben lid geweest van het bestuur van Goede Doelen Nederland, was toen ook al lid van het (toen nog) bestuur van het CBF, was lid van de voorloper van de Stuurgroep Erkenningsregeling en ben dus nauw betrokken geweest bij de ontwikkeling en komst van de Erkenning en de veranderende rol van het CBF. Dus wat dat betreft waren er geen grote verrassingen voor mij.
 
Ik zou het geen lastig dossier willen noemen, omdat het veel meer een mooie opdracht is: het vergroten van onze (naams)bekendheid. Ik wist al wel dat deze niet hoog was, maar toen ik vrienden en familie vertelde dat ik directeur werd van het CBF, wisten er toch maar heel weinig van het bestaan van het CBF. Dit werd nog eens bevestigd toen we afgelopen jaar onze naamsbekendheid hebben laten meten. Die naamsbekendheid moet écht omhoog. We willen bijdragen aan publieksvertrouwen in goede doelen, maar dan moet het publiek wel weten waar een CBF-Erkenning voor staat.
Onze naam speelt daarbij misschien ook wel een rol. Dekt die wel de lading en zou het niet helpen een naam te hebben die duidelijker uitdrukt wie en wat we zijn?  Vragen waar we mee aan de slag zijn.
Dat brengt me meteen bij iets anders, onze financiering. Want voor een eventuele publiekscampagne met of zonder naamswisseling is geld nodig. En hoe komen we daaraan? Gelukkig hebben het ministerie van Justitie en Veiligheid en Goede Doelen Nederland bijgedragen aan de vorige “Geef Gerust”-campagne. Maar mogen we ook eigen geld daaraan besteden wanneer dat vooral afkomstig is van de Erkende Goede Doelen? We willen de tarieven zo laag mogelijk houden om zoveel mogelijk geefgeld naar de doelstelling van de Goede Doelen te kunnen laten gaan. Een ingewikkeld dilemma.
 
Een veel leuker “dossier” dan ik van tevoren had gedacht is het toezicht van het CBF. Ik moest gaan ervaren hoe het is om zelf veel directer betrokken te zijn bij het toezicht houden. Maar ik merk dat de manier waarop het toezicht is ingericht met de principle-based normen en onze ontwikkelgerichte houding heel goed bij mij past. Iemand met wie ik ooit heb gewerkt zei eens tegen me: “Van mijn vorige baas moest ik marcheren, van jou moet ik dansen”. En dat klopt eigenlijk wel, ik ben minder van het “marcheren” (goed-fout; zwart-wit) en meer van het “dansen”. En dat past goed bij onze manier van toezicht houden. Dat is trouwens helemaal niet makkelijker, maar wel veel leuker. Ik voel me dus prima op mijn plek.
 
DDB: Hebben jullie zicht op het raadplegen van jullie database door potentiele grootgevers en bedrijven? Doen jullie iets aan het bekend stellen van gegevens over de betrouwbaarheid en steunwaardigheid van fondsenwervende organisaties en afdelingen specifiek bij deze doelgroep? 
 
HK: Ja, we hebben al twee producten die daarbij helpen. Allereerst natuurlijk het Erkenningspaspoort dat in één minuut een goed beeld geeft van iedere Erkende organisatie. Dat Erkenningspaspoort kan voor alle gevers, klein én groot, een goed hulpmiddel zijn. Op basis van de Erkenningspaspoorten hebben we een DonatieTest gemaakt. Daarbij wordt op basis van de gegevens uit die Erkenningspaspoorten en een aantal gerichte vragen een advies gegeven over welk Erkend Goed Doel het beste bij je past.
 
Met twee banken, ABN-AMRO en Van Lanschot, hebben we verdergaande afspraken gemaakt. Zij maken tegen geringe betaling gebruik van onze data-analysetool en kunnen zo analyses maken ten behoeve van hun vermogende klanten om een advies op maat te geven over fondsenwervende organisaties. We hebben het eind vorig jaar geëvalueerd en geconstateerd dat deze tool resulteert in heel bruikbare en informatieve rapporten. 
Deze mogelijkheid is natuurlijk ook voor andere geïnteresseerden beschikbaar. 

Samen met de vermogensfondsen zijn we in gesprek over mogelijkheden om het aanvraagproces van hun beneficianten te vergemakkelijken en te ontdubbelen. We zijn nog in de onderzoeksfase maar hopen binnenkort met een proef te kunnen starten.
Zoiets zou ook voor bedrijfsfondsen interessant kunnen zijn.
 
We denken graag mee met grootgevers en bedrijven en kunnen ook op maat diensten ontwikkelen. 
 
DDB: Is er een datum waarop CBF hoopt de duizendste registratie te verwelkomen?
En wat is belangrijker voor het CBF: het aantal Erkenningen, of Erkenningen die samen het leeuwendeel van de inkomsten van fondsenwervende organisaties vertegenwoordigt?

 
HK: Dit is een leuke vraag. Hij raakt aan veel verschillende kwesties waar we ons nu mee bezig houden.
We groeien nu met ongeveer 50 Erkenningen per jaar en zouden daarvan uitgaand dus over 8 jaar de duizendste Erkenning kunnen verwelkomen. Bij meer verzadiging van de markt halen we die 50 per jaar op een gegeven moment misschien niet meer en duurt het langer.
Aan de andere kant zien we dat de Erkenning steeds meer een ‘license to operate” wordt en daardoor voor meer en meer organisaties belangrijk. We zien dat organisaties vanuit de culturele, onderwijs- en gezondheidssector vaker de Erkenning aanvragen. Maar ook buiten de doelgroep die we nu bedienen, kan de Erkenning mogelijk relevant worden. En in dat geval gaan we sneller groeien.
We zitten juist nu op een belangrijk moment wat dat betreft.
 
En wat is belangrijker voor ons, het aantal Erkenningen of een zo groot mogelijk deel van de inkomsten onder toezicht hebben? 
Nu al hebben we 4,2 miljard van het geefgeld onder ons toezicht, wat neerkomt op zo’n 80 tot 85% van al het geefgeld. Maar die 4,2 miljard wordt bij elkaar gebracht door zo’n 610 Erkende organisaties, terwijl we spreken over veel meer, misschien wel tienduizenden, organisaties die in ons werkveld zitten. Deze organisaties brengen dan weliswaar veel minder geld bij elkaar, hun aantal is indrukwekkend, en kan daardoor het (onterechte) beeld geven dat de sector nog voor een groot deel niet onder toezicht staat.
We zien ontwikkelingen in de samenleving die ertoe bijdragen dat de Erkenning niet alleen voor “geef gerust” staat maar meer en meer ook voor “wees gerust”. Een teken van risico-reductie voor ondermijnende activiteiten als witwassen en terrorismefinanciering. 
Een groot aantal niet-erkende organisaties helpt daar niet bij.
We hebben onlangs besloten om een project te starten om een beter beeld te krijgen van de grootte en kenmerken van deze (ANBI-)groep. Een belangrijke eerste stap. 
 
DDB: In de coronatijd willen mensen meer dan gemiddeld doe-het-zelven op goededoelengebied: jullie reactie was een zelf/help-desk. Was dat vanuit jullie functie als toezichthouder wel een logische actie? Schoenmaker blijf bij je leest en zo…
 
HK: Dit is toch dichter bij onze leest dan je op eerste gezicht zou denken.
Al die nieuwe initiatieven die uit een goed hart beginnen, moeten voor de gevers toch ook betrouwbaar zijn. Een Erkenning voldoet niet op zo’n moment, neemt voor de spontaniteit die bij deze initiatieven hoort, te veel tijd. Zelfs een eventuele snel te ontwikkelen Erkenning-light is niet direct een oplossing. Hoe dan wel ervoor zorgen dat aan minimale kwaliteitscriteria wordt voldaan om het publiek het vertrouwen te geven dat deze mooie initiatieven gesteund kunnen worden? De zelftest met het aanbod van de helpdesk waar we eventueel ook kunnen doorverwijzen naar brancheorganisaties of andere experts draagt precies hieraan bij. En dat is onze missie of, anders gezegd, onze leest.
 
DDB: Het blijft meanderen tussen het jargon voor goeddoeners. Jullie hanteren ‘’Erkende Goede Doelen’’, maar keuren inmiddels ook organisaties en fondsen in cultuur en kunst en zorg en onderwijs. Tijd voor een prijsvraag om jullie te helpen aan een andere ‘’ondertitel’’?
 
HK: Graag! Wij worstelen daar mee. We merken dat onze naam CBF, Toezichthouder Goede Doelen, de lading niet meer dekt. Organisaties uit de cultuur, zorg en onderwijs voelen zich door onze naam minder uitgenodigd om de Erkenning aan te vragen. 
Maar niet alleen de uitbreiding van de Erkenning vraagt om een ander jargon. We zien dat er steeds meer nadruk komt op wat een organisatie nastreeft en bereikt (impact) in plaats van op wat er binnenkomt (inkomstenstromen, fondsenwerving). Termen als “for purpose-” of “social purpose-” organisaties zien we steeds meer. Het is lastig daarvoor een goede Nederlandse vertaling te vinden. Maatschappelijke organisaties zou kunnen; wij vinden ideële organisaties ook mooi omdat we daarmee uitdrukken dat deze organisaties naar een ideaal streven.
Maar suggesties zijn erg welkom!
 
DDB: De Erkenning maakt veel werk van een nieuw soort controle: naast het binaire “afvinken” is er veel aandacht voor de “zachte, inhoudelijke factoren”. Hoe gaat dit meer inhoudelijke toezicht? En heeft het CBF al voldoende mensen aan boord om hier goed invulling aan te geven?
 
HK: Die beweging, naar het voeren van “het goede gesprek” over de zaken die er echt toe doen, zet zich verder door. Met de nadruk die we steeds meer leggen op onderwerpen als integriteit en impact wordt dat nog belangrijker. En dat vraagt niet alleen om voldoende mensen, maar dat stelt ook hoge eisen aan onze auditors.
We hadden onlangs een vacature voor een auditor, waarbij we de tekst met opzet anders dan voorheen hebben opgesteld om zo uit een andere vijver te kunnen vissen. En dat is gelukt, het heeft geresulteerd in grote belangstelling voor de functie met reacties van mensen met heel verschillende achtergronden. Heel leuk! We hopen snel iemand aan te kunnen nemen.  
 
Om verder vorm te geven aan dit meer inhoudelijke gesprek willen we meer gaan werken met benchmarks afkomstig uit onze data. We hebben een nieuwe afdeling gevormd, Informatie en Kennis, die meer doet met de data die we in huis hebben en die hierbij kan helpen. En we willen bekijken of we samen met Goede Doelen Nederland een begin kunnen maken met “moresprudentie”; samen met Goede Doelen het antwoord vinden op de vraag: het mag misschien wel, maar deugt het ook? 
 
DDB: Giften/subsidies onder de €200.000,- door gemeentes worden nauwelijks getoetst of gecontroleerd. Bij de overheid wordt er al vanaf €125.000,- gecontroleerd. Wat zou het CBF voor deze geefstromen kunnen en willen betekenen?
 
HK: Gemeentes zijn voor ons belangrijke stakeholders. Van oudsher al.  Maar we merken dat we harder ons best moeten doen om onze meerwaarde aan gemeentes duidelijk te maken. 
We willen heel graag helpen bij het toetsen van de lokale, sociale initiatieven die door gemeentes financieel worden gesteund. Voor kleine organisaties zijn de normen aangepast en zijn ook de kosten om een Erkenning te krijgen en te houden laag. 
Overigens lijkt het zinvol om eens na te gaan of een lichtere toets niet beter past bij kleine organisaties. Dat moet in samenspraak met brancheorganisaties (GDN, Partin, Partos, FIN) en met de Commissie Normstelling. Daarbij kunnen we ook gemeentes betrekken en zien of dat ook bij hen in een behoefte voorziet. 
 
DDB: Het opstellen van de normen en het toezicht erop zijn gescheiden. Kun je nog eens uitleggen welke lijn en band jullie nu hebben met de Commissie Normstelling? Jullie zijn als toezichthouder immers ook de radar van wat leeft onder de gevers en hebben dus een uitstekende signaalfunctie.
 
HK: Ja, een goede samenwerking tussen Commissie Normstelling en het CBF is voorwaarde voor het goed laten functioneren van de Erkenningsregeling. Tegelijkertijd moet ieder ook zijn eigen onafhankelijke rol blijven bewaren. Een mooie uitdaging dus.
Formeel is het goed geregeld: de Commissie Normstelling wordt bijgestaan door de Werkgroep Normstelling waarin ook het CBF een plek heeft. Ik ben toehoorder bij de vergaderingen van de Commissie Normstelling en kan zo signalen doorgeven en ook reageren op voorstellen vanuit onze expertise.
Informeel gaat het ook heel goed. Hans Gortemaker, voorzitter van de Commissie Normstelling, en ik hebben regelmatig overleg en weten elkaar te vinden om een goede afstemming te hebben tussen CBF-praktijk en de eigen verantwoordelijkheid van de Commissie Normstelling. 
 
DDB: Hoe verloopt het contact met het Ministerie van Justitie en Veiligheid voor het juridische traject van cowboys in de markt? Wat is je standpunt over de “jurisdictie” van het CBF? Verwacht het publiek niet een waakhond die ook kan bijten?
 
HK: Ja, misschien wel. Maar je moet nooit iets beloven wat je niet waar kunt maken. Dat ondermijnt onze positie veel meer dan eerlijk aangeven dat we alleen op Erkende Goede Doelen actief en reactief toezicht kunnen houden.
Ook om deze reden is het trouwens nodig om het aantal Erkende organisaties te laten groeien: hoe meer organisaties Erkend, hoe meer het CBF mét tanden kan reageren op misstanden binnen de sector.
 We zien wel een ontwikkeling, ik had het er eerder over: van Geef Gerust naar Wees Gerust, van publieksvertrouwen naar samenlevingsvertrouwen. In dat kader wordt je vraag opnieuw actueel: moet het CBF dan niet meer mogelijkheden krijgen om ook iets te kunnen doen aan de cowboys in onze markt? Maar eerst tanden, dan pas bijten.
 
DDB: Over de jaarlijkse ranglijst van filantropie-influentials, De Dikke Blauwe 100. Wie zet JIJ in november op nummer 1 en waarom? Oftewel: wie in het land van goed doen is voor jou een inspirerend voorbeeld?
 
HK: Suzanne Kooij. Zij is een voorbeeld van niet zichtbaar zijn maar wel heel erg aanwezig en invloedrijk. Suzanne heeft aan de wieg gestaan van de huidige Erkenningsregeling, is secretaris van de Stuurgroep Erkenningsregeling, is secretaris van SBF, is secretaris van de Commissie Normstelling, is bekend in de wereld van de vermogensfondsen en de FIN, en wat niet nog meer.
Zonder Suzanne zou onze wereld van de filantropie er anders hebben uitgezien. Dat mag best eens gezien en erkend worden.
 
DDB: En nu ik DDB toch aan de lijn heb, wil ik ook dit nog even kwijt:  ‘’……’’
 
HK: Je hebt al aardig veel de revue laten passeren. Laat ik van de gelegenheid gebruik maken lezers uit te nodigen het gesprek met me aan te gaan over een aantal ontwikkelingen die ik in mijn antwoorden schets. Van harte welkom om met elkaar van gedachten te wisselen over wat belangrijk is voor onze sector en wat de invloed daarvan kan zijn op de Erkenning. We hadden het plan bijeenkomsten te organiseren waarbij we onmisbare input van de sector wilden ophalen. Corona heeft gezorgd voor uitstel. Maar we gaan het zeker doen. 
 
En laat ik afsluiten met iedereen veel sterkte toe te wensen in deze coronacrisis. Niets is meer zoals het was. Inkomsten vallen weg, geld kan niet besteed worden aan de doelstelling, onze economie komt in een recessie. Voor goede doelen, die zo graag hun werk willen doen, zijn dit ongelooflijk moeilijke tijden. Als toezichthouder zullen we ons flexibel opstellen en rekening houden met de uitzonderlijke situatie waar iedereen nu in zit.