Filantropie heeft altijd een lange adem
Een van de stellingen: Dat filantropie is ondergebracht bij het ministerie van Justitie heeft ze aan zichzelf te wijten.
Geen erg spannende stelling, gewoon onzin aldus Paul Schnabel, maar wel heel geschikt om de moeizame verhouding tussen sector en overheid nog weer eens van alle kanten te bekijken. Marjan Sax: ‘Filantropie en overheid zijn per definitie niet aan elkaar gelijk. Filantropie heeft een veel langer blikveld, hoeft niet binnen een paar jaar te scoren zoals de overheid soms wel. Filantropie gaat per definitie over werk van lange adem.'
Overheid hééft geen visie op filantropie
Gosse Bosma (VFI): ‘Het is helaas nog erger dan deze stelling zegt. De overheid heeft geen enkele mening of visie over filantropie.' Schnabel: ‘Sterker nog: er is bij de overheid geen enkele visie op de financiering van het maatschappelijk middenveld. Bij geen enkele partij eigenlijk.'
Bert Koenders waarschuwde voor het ministerie van Algemene Zaken: ‘Dat klinkt prettig algemeen, maar het is een ministerie dat geen vuist kan maken. Ze hebben nauwelijks personeel. Als je daar zit, krijg je nooit iets voor elkaar.'
Laat je niet inlijven
Iedereen kon zich redelijk vinden in Schnabels waarschuwing: ‘Laat je vooral niet inlijven door de overheid. Dat is nu juist het mooie van deze sector. Het gaat om vrij geld, dat dus ook vrij besteed kan worden. Je moet niet willen dat de overheid daar bovenop gaat zitten. Zij moeten alleen voorwaarden scheppen dat de sector kan floreren.'
In partijprogramma's?
Goed voorbeeld voor Nederland is misschien een green paper, dat de Conservatieve Partij in de UK heeft opgesteld over de rol van de civil society, die vanouds groot is in de Angelsaksische cultuur.
Moet filantropie misschien ook in de programma's van Nederlandse politieke partijen? Hierbij raakte de zaal flink aan het heen en weer rennen.
Een bezoeker: ‘Natuurlijk.' En even later: ‘Waarom ook eigenlijk? Laat die werelden toch naast elkaar bestaan.'
Echte autonomie bestaat niet meer
Ook diverse andere stellingen gingen over de relatie overheid en filantropie. En steeds bleek dat we in Nederland misschien nog te veel op zoek zijn naar een soort goedkeuring of erkenning door de overheid. Waarom eigenlijk? Rien van Gendt zei het, zoals altijd, weer prachtig: ‘We hebben een overheid nodig die voorwaardescheppend is voor ons om ons goede werk te doen. Maar de filantropische wereld kan onmogelijk de tekorten van de overheid opvangen. Dat moeten we niet willen en niet pretenderen.'
Boegbeeld?
Een andere stelling: de filantropie heeft een aansprekend boegbeeld/ambassadeur nodig om de relatie met de overheid te verbeteren. Dat leidde tot enig gekrakeel, want wie zou dan dat aansprekende boegbeeld moeten zijn?
Irene Mol: ‘We hebben helemaal geen tijd voor dit soort deliberaties. We moeten álles samen doen.
Paul Schnabel: ‘We moeten veel minder wij/zij denken. Niemand is meer geheel autonoom in deze tijd.'
Gezamenlijke beeldvorming?
De gemoederen raakten pas echt verhit bij de stelling: "Charitatieve organisaties moeten minimaal 1% van hun budget reserveren voor gezamenlijke beeldvorming richting politiek en samenleving. Dat doen de kappers ook."
In eerste instantie was de zaal hier nogal vóór. Maar na enig debat veranderde dat. Een deelnemer: ‘Ik voorzie zoiets als Kip het meest veelzijdige stukje vlees. Goed bedoeld, maar veel te algemeen.'
Voorlichting? Marketing?
Een andere reactie: ‘Dat loopt toch weer uit op marketing en reclame voor de sector. En daar moeten we nu juist vanaf. Het publiek pikt dat niet meer, ze doorzien dat meteen. We hebben ze al veel te veel mooie verhalen verteld.'
Dat er iets moet gebeuren aan voorlichting (en wie de grens met reclame en marketing precies weet, is knap!) vond wel algemene instemming.
Echt praten, veel lachen
Maar in hoeverre staat het publiek daar open voor? ‘Ze willen toch alleen maar een goed gevoel. Hoeveel concrete informatie we ook publiceren, ze kijken er nauwelijks naar.'
En daar dook het hypewoord ‘impact' alweer op... ‘Dát is wat ze willen. Dát is wat we moeten bieden.'
Het debat ging soms alle kanten op (Koenders: ‘Er loopt nu wel erg veel door elkaar'), stellingen werden met een handgebaar van tafel geveegd, en iedereen rende met een verhit hoofd rond. Maar er werd echt gepraat en vooral gelachen.
Uitstekend onderdeel van het Civil Society Congres. Vooral volgend jaar weer!