Goede doelen kunnen hun werk niet doen zonder de steun van het publiek. Het werven van donateurs en vrijwilligers zit in onze genen. Goede doelen zijn er om een eind te maken aan onrecht, een ernstige ziekte, of om kostbaar erfgoed in cultuur of natuur te behouden voor toekomstige generaties. Vanaf de oprichting werden mensen aangesproken om mee te doen en het doel dichterbij te brengen. En dat doen goede doelen nog steeds. Als ze ermee zouden stoppen zou dat het einde betekenen van een unieke vorm van sociaal en impactvol ondernemen.
Inmiddels tellen de ruim 170 leden van Goede Doelen Nederland, meer dan 9,5 miljoen relaties met donateurs, naast 170.000 vrijwilligers en 600.000 collectanten. Miljoenen burgers die bijdragen aan het vinden van oplossingen voor grote maatschappelijke uitdagingen. Velen weten ons te vinden, maar we moeten zelf ook actief blijven vragen.
De wervingskanalen die we hiervoor inzetten staan steeds meer onder druk. Omdat het gebruik intensiveert. En omdat hier en daar de grens van wat Nederlanders nog leuk vinden is bereikt. Zo werd onlangs in het TV programma Kassa over straatwerving geïllustreerd.
Hier ligt een enorme uitdaging voor de sector, voor iedereen die in zelfregulering gelooft. Daar hoor ik van harte bij. Alleen zelfregulering van de intensiteit, frequentie, maar bovenal de kwaliteit waarmee Nederlanders worden aangesproken op straat, aan de deur, via post, telefoon of online, kan ons redden.
Redden waarvan? Van consumentenorganisaties en -programma’s die stem geven aan de gesignaleerde irritatie en langzamerhand knagen aan het brede draagvlak voor de sector.
Maar ook van politici die naarstig zoeken naar kansen om de ontevreden burger ter wille te zijn. Overkill provoceert overheidsingrijpen. Dan is het te laat voor goede intenties en is de sector weer een effectief wervingskanaal armer. Daartegen lobbyen is nog een stuk ingewikkelder dan tegen een zinloos wetsvoorstel dat naam en toenaam van grote gevers wil publiceren. Daartegen kan onze goed georganiseerde sector met succes de publieke opinie mobiliseren. Heel anders wordt de uitdaging als meerdere goede doelen zonder respect voor de burger er maar wat op los blijven werven. Dan roepen we overheidsbemoeienis over onszelf af.
Het initiatief om via een wervingsrooster frequentie en intensiteit van huis-aan-huis werving te reguleren is een prijzenswaardig voorbeeld. Maar het meest essentieel is de kwaliteitsbewaking. Dat blijft de verantwoordelijkheid van ieder goed doel zelf. Intensieve training en permanente monitoring van gemaakte afspraken met wervingsbureaus over kwaliteit en gedrag zijn belangrijke indicatoren.
Niemand zit te wachten op een ongewenst gesprek. Wie daar geen oog voor heeft stelt de reputatie van zijn organisatie én van de sector in de waagschaal. Kwaliteitsbewaking is wat mij betreft ‘Chefsache’! Als de top laat zien dat zorgvuldige en respectvolle werving uitgangspunt is, stimuleert dat onze professionals om hier permanent alert op te zijn en voortdurend bij te sturen waar nodig. Duurzame relaties met donateurs die overtuigd onze idealen delen zullen dan de oogst zijn.
Auteur Jan van Berkel is voorzitter van koepel Goede Doelen Nederland en directeur van de Leprastichting. Deze column verschijnt als gastcolumn ook in de voorjaarseditie van het gedrukte magazine The Fundraiser/De Dikke Blauwe.
Wilt u zich abonneren op dit kwartaalmagazine met opinie en achtergrond voor de boardroom?
Klik hier.
Goede doelen