Veel algemeen nut beogende instellingen en sportverenigingen profiteren van loterijen als de Lotto en de Goede Doelen Loterijen als de Nationale Postcode Loterij, de BankGiro Loterij en de Sponsor Bingo Loterij. Ieder jaar gaat 50% van de opbrengsten (2006: 302 miljoen euro) van de Goede Doelen Loterijen naar vele algemeen nut beogende instellingen. Van de Lotto gaat uiteindelijk 23% (2006: 61 miljoen euro) van de opbrengsten naar met name de sport (NOC/NSF) en algemeen nut beogende instellingen.
Onderscheid en restrictie
Veenstra is duidelijk voorstander van een restrictief beleid en in de contacten vooraf heeft hij zich hier ook duidelijk voor ingezet. Poelmann daarentegen heeft in de contacten met het ministerie andere accenten gelegd. Poelmann: "Het accent ligt op inperking en handhaving. Daarbij is het onbegrijpelijk dat er geen onderscheid wordt gemaakt tussen risicovolle (short odd's - casino, speelautomaten, krasloten) en niet-risicovolle kansspelen (long odd's - nummerloterijen). Het kansspelbeleid is gericht op het reguleren en beheersen van kansspelen met de focus op het tegengaan van illegaliteit en criminaliteit, het voorkomen van kansspelverslaving en bescherming van de consument. Deze aspecten spelen alleen bij de risicovolle kansspelen en, zoals wij al vele malen hebben aangegeven, is alleen daar een restrictief beleid noodzakelijk en effectief. Voor de long odd's brengt de regelgeving (o.a. voorschriften voor reclame, rapportages en allerlei beperkingen en restricties) vooral administratieve lasten met zich mee en wordt het particulier initiatief (in het geval van de Goede Doelen Loterijen) geremd in haar bedrijfsvoering."
Level playing field
Veenstra wijst dezelfde voorwaarden wat betreft bijvoorbeeld een minimum afdrachtpercentage voor goede doelen of staatskas af. Veenstra: "Een level playing field wijs ik af. We opereren evenals in de rest van Europa niet in een open markt. De omvang van het totale Nederlandse kansspel-portfolio en de omstandigheden zijn ook zeker niet anders dan in het buitenland. Er zijn echter duidelijk verschillen tussen spelsoorten zoals nummerloterijen- of sportspellen. Bij het Lottospel gaat 47,5 % naar het prijzengeld. Dit speltype vereist nu eenmaal een prijzenpercentage van 45 - 52,5 %. Als men een algemene verplichting oplegt van bijvoorbeeld minimaal 40% afdracht dan is het spel kapot. Dat geldt ook voor de krasloterij en de sportspellen. Let wel....onder het huidige regime zorgden de vergunninghouders gezamenlijk de afgelopen jaren voor een bestendige groei van de opbrengsten voor staat, sport en goede doelen (4 tot 8%). Dat is bepaald niet slecht, ook als je het vergelijkt met het buitenland. Je moet je ook afvragen of level playing field dat eigenlijk slechts gericht is op het faciliteren van meer concurrentie altijd in het voordeel is van goede doelen. Internationaal zie je al dat bookmakers in hun bikkelharde concurrentiestrijd zelfs 98% van het ingelegde geld als prijzengeld uitkeren."
Poelmann daarentegen ziet een minimum wel zitten: "Wij richten ons op een zo hoog mogelijke afdracht aan beneficiënten. Een goede doelenloterij is een loterij die ten minste 40% van de inleg afdraagt aan goede doelen. De andere loterijen halen dat niveau niet en er is dus inderdaad geen level playing field. Het blijft wonderlijk dat de afdracht van de Staatsloterij een bijzonder laag minimum percentage (15%) kent zodat het jaarlijks kan fluctueren al naar gelang de resultaten. Eigenlijk een premie voor slecht management. Hetzelfde geldt voor de afdracht van de Lotto aan haar begunstigden."
Betekenis voor de beneficiënten
Volgens zowel Poelmann als Veenstra verandert er op basis van dit wetsvoorstel niet zoveel voor de huidige beneficiënten.
Veenstra: " Dit wetsvoorstel wil duidelijk handhaven en daarmee is dit goed voor de zekerheid van de huidige en toekomstige beneficiënten. Het opzetten van een vijfjarig gezamenlijk beleidsplan zal, mede gezien de ontvlechting, nog een hele heisa worden waar het gaat om de uitwerking."
Poelmann: "Voor onze beneficiënten betekent het niets. Wij zijn een betrouwbare financier en verlenen meerjarige steun aan organisaties om hun doelstellingen te realiseren. Ervan uitgaande dat er geen sprake zal zijn van enige bemoeienis met de verdeling van de afdracht. Want het kan toch niet zo zijn dat de overheid zich gaat bemoeien met de bestemming van private gelden (voor de goede doelen loterijen 300 miljoen euro per jaar) daar waar zij zelf jaarlijks ruim 150 miljard euro aan uitgaven op de begroting heeft staan."
CBF-keur
Het CBF-keur voor beneficiënten is geen harde vereiste in het wetsvoorstel. Wel worden er voorwaarden gesteld aan beneficiënten.
Veenstra: "Wij zijn als Lotto nu in de eindfase over de vervlechting van onze governance structuur. Het NOC/NSF wil nog wel duidelijk meer zekerheid wat betreft de voorwaarden. Het wordt in de nieuwe wet onze verantwoordelijkheid dat onze beneficiënten voldoen aan de gestelde eisen middels bijvoorbeeld een keurmerk. We zien echter het noemen van het CBF niet als een wettelijke verplichting. Wij zullen ons daarover nog beraden."
Poelmann: "Wij hebben nooit het CBF-keur als harde vereiste gesteld en zien ook geen reden om dat in de toekomst te doen. In de conceptwet staat dat begunstigden moeten voldoen aan minimumeisen op het gebied van beleid, bestuur, besteding en verslaglegging. Dat lijkt ons niet meer dan normaal; wij hanteren al jaren transparante criteria waardoor de kwaliteit van onze toewijzingen wordt gewaarborgd. Overigens zou ook hier sprake van administratieve lastenverzwaring zijn: er staat dat de nieuwe kansspelautoriteit een rapportage wenst over de kwaliteit van alle begunstigden....Welke misstand ten grondslag ligt aan deze maatregelen is ons onbekend."
EU en vervolg
Voor 1 oktober moeten alle betrokkenen reageren op het ingediende wetsvoorstel. Beide partijen zullen zich hard maken voor hun eigen standpunten. De lobby van partijen als de Lotto is in ieder geval duidelijk goed doorgedrongen in het huidige voorstel.
Wel is het de vraag of de minister zich weet te handhaven tegen de kritiek van de Europese Commissie die een duidelijk liberaler koers voorstaat en tevens wil zien dat de Nederlandse overheid meer doet om gokverslaving tegen te gaan. En dan nu de forse kritiek van de Goede Doelen Loterijen en de kantekeningen van De Lotto.
Een gedegen discussie over het onderscheid tussen hoge en lage risicovolle kansspelen kan de overheid juist verder helpen in haar discussie met diezelfde EU. En voor huidige en toekomstige beneficiënten uit onze sector is deze discussie eveneens van groot belang.