SBF-voorzitter en oud-staatssecretaris Steven van Eijck gaat op verzoek van het kabinet aan de slag als ‘kwartiermaker filantropie’. Van Eijck moet onderzoeken welke infrastructuur nodig is om de samenwerking tussen filantropen, ondernemers en overheid optimaal te laten verlopen. Filanthropium vroeg van Eijck naar het hoe en waarom van deze bijzondere missie die de publiek-private samenwerking handen en voeten moet geven: ‘complementariteit is het kernwoord’.
De kabinetsopdracht aan Van Eijck werd eind januari bekendgemaakt door Fred Teeven, staatssecretaris van V&J, tijdens de nieuwjaarsborrel van suprakoepel SBF in het Haagse perscentrum Nieuwspoort. Teevens departement coördineert de contacten tussen overheid en filantropiesector.
De staatssecretaris gaf aan dat de opdracht mede een uitvloeisel is van de zogenoemde Catshuissessie, die door Van Eijck vorig jaar werd geïnitieerd: tijdens deze sessie werden de premier en andere kabinetsleden geïnformeerd over private middelen voor het publieke belang en over vermogensfondsen en de bijzondere positie van vermogensfondsen met nog in leven zijnde donoren.
Teeven sprak het vertrouwen uit in Van Eijck, die hij als ‘de ideale man voor deze klus’ bestempelde. Teeven: ‘Van Eijck is als geen ander geëquipeerd om te onderzoeken welke infrastructuur er moet komen voor deze vorm van publiek-private samenwerking. Ik heb alle vertrouwen in zijn bevindingen. En’, zo voegde de staatssecretaris eraan toe, ‘het zou me ook niets verbazen als Van Eijck binnenkort ook al met heel concrete voorstellen voor een samenwerkingsverband komt.’
Filanthropium: De kabinetsopdracht lijkt eervol, maar klinkt ook nogal behoorlijk vaag: ‘infrastructuur’ is typisch zo’n containerbegrip. Kunt u uw opdracht wat concreter omschrijven?
Van Eijck: ‘Het kabinet heeft mij gevraagd om te peilen of er draagvlak is om drie belangrijke maatschappelijke actoren met elkaar in gesprek te brengen met als doel om gezamenlijk – elk vanuit eigen kracht – oplossingen aan te dragen voor problemen die te groot of te complex zijn om ze alleen door een van deze drie partijen aan te laten pakken. Het gaat naast de overheid – zowel nationaal als lokaal – om ondernemers en maatschappelijke organisaties en ‘onze’ sector: de filantropie. Voor deze drie partijen ga ik in kaart brengen over welke onderwerpen zij willen spreken met elkaar. En dat blijken er na een eerste verkenning al heel wat te zijn. De rode draad is hierbij al direct zichtbaar: het gaat veelal over een grotere doelmatigheid en samenhang in de aanpak van maatschappelijke vraagstukken.’
Filanthropium: De opdracht is verstrekt tegen de achtergrond van ‘schuivende panelen tussen overheid en publieke sector’, maar niet iedereen is ervan overtuigd dat dit de enige reden is dat de overheid zo’n belangstelling voor filantropie aan de dag legt: er is immers ook een groot financieringsprobleem. Welke waarborgen geeft de kwartiermaker dat hij niet een politiek van substitutie gaat faciliteren, maar van complementariteit?
Van Eijck: ‘Dat de panelen schuiven is evident. Bij een terugtredende overheid pakken ondernemers steeds meer hun maatschappelijke verantwoordelijkheid – people en planet veroveren hun plek naast profit – en bij in onze sector zien we een verlegging van focus op absoluut (geef)geld naar meer impactgerichte strategieën. In dat dynamische proces gaat het erom dat iedereen vanuit eigen kracht en met behoud van eigen identiteit een bijdrage gaat leveren. Complementariteit is daarom inderdaad het kernwoord. Ik kan begrijpen dat er angst bestaat dat ’wij’ – als sector – in dit proces ons zelf kwijtraken, of ons voor het karretje van overheid of bedrijfsleven laten spannen, maar dat is wat mij betreft totaal niet aan de orde. Als voorzitter van SBF weet ik goed welke kracht onze sector bezit en ik denk dat SBF en sector er de afgelopen jaren goed in geslaagd zijn om de overheid daarvan te doordringen. Het begint met elkaar te leren kennen, en naar elkaar te luisteren. Onbekend maakt onbemind. Intussen is staatssecretaris Teeven in al onze contacten en in het kader van het convenant aangestoken door het filantropievirus. Hij ziet onze intrinsieke kracht en waarden en weet die goed over te brengen naar het kabinet. Daardoor wordt substitutiegedrag - zo daar ooit al sprake van was – ontmoedigd en ontstaat het besef dat je alle partijen in hun eigen waarde moet laten en kunt laten zeggen ‘We doen het op ónze manier!’
Filanthropium: De staatssecretaris suggereerde dat u al snel met eerste voorstellen gaat komen. We kennen u ook niet als papiertijger, dus wanneer kunnen we wat verwachten?
Van Eijck: ‘Ik ben inderdaad niet zo van de uitvoerige theoretische voorverkenningen. Het is learning by doing. Ik wil vaart en meters maken. Ik heb daarom met de staatssecretaris al een aantal eerste bevindingen besproken en hoop al op termijn van enkele weken met eerste concrete zaken naar buiten te komen.’
Filanthropium: En daar kunt u in het kader van de transparantie vast wel een voorbeeld van geven toch?
Van Eijck: ‘De samenwerking van de drie genoemde partijen moet wat mij betreft op alle niveaus gaan plaatsvinden: lokaal, nationaal, maar ook internationaal. In de internationale afstemming zou ik de kracht van onze filantropen en fondsen ook willen inbrengen. Concreet: eenmaal per jaar komen alle ambassadeurs naar Nederland voor een collectieve briefing. Wij zouden ons graag presenteren als hun ‘nieuwe’ partners. Ook ‘in business’, zoals voor handelsmissies waar we met filantropen en fondsen kunnen aansluiten bij overheid en ondernemers.’
Filanthropium: Da’s nou ook jammer. Die ambassadeurs zijn net bij elkaar geweest en intussen alweer uitgevlogen. Of was u daar toch al bij?
Van Eijck: ‘Het antwoord is ja. En ja, de idee van filantropie als nieuwe partner is aan de ambassadeurs gepresenteerd.’
Filanthropium: En wordt die samenwerking straks door de kwartiermaker ook nog in een bepaalde juridische vorm gegoten? Een stichtingsvorm ligt voor de hand toch?
Van Eijck: ‘Die ligt inderdaad voor de hand.’
Filanthropium: U zegt dat u samenwerking op alle niveaus wilt. Kunt u daar een voorbeeld van geven?
Van Eijck: ‘We zijn druk bezig om op lokaal niveau de vorming van gemeenschapsfondsen te stimuleren. Die zou je als een lokale vorm van publiek-private samenwerking kunnen bestempelen. Daar werken ook lokale overheid, ondernemers en fondsen en burgers maatschappelijk samen.’
Filanthropium: Is het gemeenschapsfonds daarmee het model van waaruit u publiek-private samenwerking wilt stimuleren en uitrollen?
Van Eijck: ‘Dat is te kort door de bocht. Het lokale gemeenschapsfonds is meer een leermodel voor nationale en internationale samenwerking: we kunnen dat niet één-op-één overal toepassen. Het is en blijft ook maatwerk in alle vormen van aanvullende samenwerkingsverbanden. Het gaat altijd om de complementariteit van de beschikbare sterkten.’
Filanthropium: De staatssecretaris refereerde ook aan de Catshuissessie vorig najaar. Daarover blijken nogal wat vragen te bestaan. Er rijst een beeld op van een elitair clubje superrijken dat met het kabinet zaken doet, los van de sector.
Van Eijck: ‘Dat is niet het geval. Het is: en-en. Publiek-private samenwerkingen vinden plaats op allerlei niveaus. Er is niet één model, één graemium of één oplossing. En dat is ook precies wat wij de overheid proberen duidelijk te maken. Alle verschillende partijen in de sector doen het op hún manier.’
Filanthropium: Dat zijn die schuivende panelen, die passen bij deze tijd?
Van Eijck: ‘De overheid zoekt draagvlak in de samenleving. Het heeft burgers, maatschappelijke organisaties en ondernemers nodig voor het sluiten en uitvoeren van akkoorden en convenanten. De decentralisatieslag past bij een overheid die meer verantwoordelijkheid legt bij de burgers en veel meer een randvoorwaardelijke rol gaat spelen. Dit is de tijd dat we in die nieuwe arrangementen moeten gaan samenwerken, experimenteren en leren. Daarom wil ik, met de belangen van de sector voor ogen, snel schakelen. Meters maken. Want het is – vergeef me dit cliché – oprecht een win-win-situatie. Daar moeten we nú gebruik van maken.’
Filanthropium: Heeft u een deadline, en, in het kader van de transparantie, is uw aanstelling als kwartiermaker een betaalde functie?
Van Eijck: ‘Het is een betaalde opdracht, die ik geacht wordt uit te voeren in twee dagen per week. Ik wordt betaald volgens de bij de overheid geldende beloningsschalen SG. En nee, een einddatum heb ik niet. Maar wie mij een beetje kent, weet dat ik niet op mijn handen pleeg te zitten. Ik ga zo snel mogelijk met concrete voorstellen komen. Bij panelen die zo snel schuiven, is er geen tijd voor navelstaren. Er is werk voor overheid, ondernemers en sector. Aan de slag.’
Politiek en overheid