'We letten als CBF ook op donateursbelang'

Harmienke Kloeze over extern toezicht op goede doelen

Harmienke Kloeze. 
Harmienke Kloeze. 
8 augustus 2024
Interview | | Toezicht en wetgeving

Tijdens een informatief en open vraaggesprek met directeur-bestuurder Harmienke Kloeze van het CBF klinken twee boodschappen door. Ten eerste: denk op een meer visionair niveau na over een eventueel alternatief voor de giftenaftrek en besef dat bij een systeem van zelfregulering een geefsubsidie niet realistisch is. En in het kader van de zelfregulering en de daarbij behorende erkenningsregeling voor goede doelen: het CBF let ook zeer op het belang van de consumenten, zijnde de donateurs.



Eerst dit. In Nederland is het externe toezicht op goede doelen – anders dan in het VK of Ierland – niet vanuit de overheid geregeld. Het CBF houdt toezicht op circa 700 goede doelen in Nederland. Samen vertegenwoordigen deze organisaties ongeveer 4,7 mrd aan inkomsten,  waarvan gemiddeld 89% ten goede komt aan het goede doel. Deze doelen laten zich vrijwillig (en tegen betaling) toetsen. Ze voeren CBF-erkenning in hun communicatie.

In Nederland geldt een systeem van zelfregulering. Daarbij stelt een onafhankelijke commissie Normstelling de normen vast waarmee het CBF de goede doelen toetst. Het CBF verschaft niet alleen erkenning aan goede doelen die daarvoor in aanmerking komen. Met reactief toezicht draagt deze externe toezichthouder ook bij aan het voorkomen, opsporen en herstellen van misstanden bij erkende organisaties. Dit geschiedt op basis van vragen en signalen.

Door data openbaar te stellen zorgt het CBF voor meer transparantie in de sector. Maar er gebeurt meer. Door feedback te geven tijdens het toetsingstraject wil het CBF bijdragen aan de verdere ontwikkeling van de goede-doelenorganisaties en de professionalisering van de sector. Zoals uit dit interview zal blijken kan ook het interne toezicht op goede doelen - verenigd in de stichting ITGD - daarbij een belangrijke rol spelen.

Giften zijn als zuurstof voor goede doelen. Wat vindt u van de voorgestelde Haagse bezuinigingen op de fiscale giftenaftrek? Denk ook aan de kritische evaluatie van de periode 2016-2021 door SEO Economisch Onderzoek in opdracht van het ministerie van Financiën.

Kloeze: ‘Het SEO-rapport bedient vooral fiscalisten en financiële professionals. Het is een berekening van kosten en baten. Zeker nodig, maar er worden alternatieven aangeboden die langs de fiscale en financiële meetlat worden gelegd. De commissie Rinnooy Kan stelt terecht: houd in de gaten waarom de fiscale giftenaftrek, inclusief de aftrek van periodieke giften, is ingevoerd. Namelijk om het geefgedrag van mensen te stimuleren en daarmee een vaste geldstroom.’

‘Wat in mijn visie ontbreekt is hoe wordt aangekeken tegen de relatie tussen overheid en filantropie. We hebben bewust gekozen voor extern toezicht op goede doelen door zelfregulering. Niet voor toezicht door de overheid. Je kunt filantropie, zeg goede doelen, indelen in drie categorieën: goede doelen die samen met de overheid iets doen, goede doelen die actief zijn naast de overheid en goede doelen die onderwerpen agenderen.’

En dus?

‘Wanneer de overheid zich meer met toezicht bemoeit, kan zij ervoor kiezen om bepaalde goede doelen niet de ruimte te geven. Gelet op de nieuwe regeringscoalitie is dit een punt van zorg. Er wordt kritisch gedacht over agenderende goede doelen, zoals Greenpeace of Milieudefensie. Dit kan leiden tot een verarming zijn van de democratie. Het is dus belangrijk dat genoemde categorieën alle drie kunnen blijven bestaan en ruimte krijgen. De rol van de overheid is de sector filantropie te faciliteren en te stimuleren.’

‘De geefsubsidie, de matching, die in het SEO-rapport als alternatief wordt genoemd voor de giftenaftrek, past niet bij hoe wij in Nederland de rol van het maatschappelijk middenveld definiëren. Het SEO-rapport haalt in dit verband het Verenigd Koninkrijk en Ierland aan en dat zijn precies de twee landen waar overheidstoezicht op goede doelen bestaat. Met de invoering van matching haal je een Fremdkörper in huis.’

Wat moet volgens u gebeuren?

‘Idealiter is eerst een visie nodig op de verhouding tussen overheid en filantropie. En daarna kun je fiscalisten en financiële mensen laten rekenen. Als je deze volgorde aanhoudt, kom je echt tot andere keuzes. Rinnooy Kan zegt terecht dat je het huidige systeem nog verder kunt verbeteren. Daar wordt in het SEO-rapport helemaal niet over gesproken. Iets anders is dat de giftenaftrek niet bekend genoeg is. We kunnen de regeling best bekender maken.’

Terug naar het CBF. Onlangs telde u 700 erkende goede doelen. Wat is het streven?

‘Het jaarlijkse geefgeld in Nederland is onlangs door de VU geschat op € 5,3 mrd in 2022.  De 700 erkende goede doelen incasseren het merendeel daarvan deel. Daar zijn we blij mee. De groei zit bij de kleine organisaties. De magische grens van duizend erkende goede doelen moet binnen enkele jaren haalbaar zijn.’

‘Ook kleine organisatie kunnen risicovol zijn voor de sector en dan is het fijn wanneer ze onder toezicht vallen. Punt is dat daar ons businessmodel niet op gebouwd is. Ons toezicht is duurder dan het geld dat zij daarvoor betalen. Op dit moment dragen de grote goede doelen nog vanuit het solidariteitsprincipe iets meer bij. Als deze verhouding scheef gaat lopen hebben we als CBF iets om op te lossen.’

En het groeipotentieel buiten kleine organisaties?

‘Samen met de Raad voor de Erkenningsregeling ondernemen we twee acties: we onderzoeken waar organisaties zitten die vallen in de werkingssfeer van de Erkenningsregeling maar nog niet erkend zijn. De vraag is dan: wat zou de reden zijn waarom ze nog geen erkenning hebben aangevraagd? En vervolgens: wat zouden wij als CBF kunnen doen om het voor deze organisaties makkelijker te maken om de erkenning aan te vragen.’

‘Daarnaast is ons voornemen om in kaart te brengen of er verbreding mogelijk is. Het gaat dan om organisaties die nu nog niet binnen de werkingssfeer van de Erkenningsregeling vallen, maar wel maatschappelijk initiatief ontplooien. Ook daar zit groeipotentieel. Denk aan sociale ondernemingen, steunfondsen, culturele organisaties en wellicht, als zij dat zouden willen, ook vermogensfondsen.’

Hoe ziet u dat voor zich?
‘Voor deze laatste actie geeft de Raad voor de Erkenningsregeling binnenkort een expert de opdracht dit verder te onderzoeken. We zullen dan moeten bezien of voor nieuwe gegadigden een nieuw Erkenningsstelsel moet worden ingericht op basis van de principes die we nu hebben. Wellicht passen ze toch in de huidige regeling.’ 

Het CBF is de externe toezichthouder, stichting Intern Toezicht Goede Doelen beijvert zich voor het interne toezicht. Communicerende vaten?

‘Ik ben heel blij met stichting ITGD. Zij willen het interne toezicht op goede doelen professionaliseren. Daar zijn wij een groot voorstander van. De normen op het vlak van governance mochten best wat strenger. Governance is een van de acht hoofdstukken in de Erkenningsregeling. Daar zijn normen aan toegevoegd en zaken zijn verduidelijkt.  Per 1 januari 2025 zullen aangescherpte normen – mede met inbreng van ITGD – van kracht zijn.’

Met als beoogd effect?

‘Ik ben het met de ITDG-voorzitter Franck Erkens eens dat governance de cultuur van een organisatie kan maken of breken. Aangescherpte normen geven ons als externe toezichthouder een haakje om het interne toezicht te bevragen. Wij als CBF kunnen dan afdwingen dat de interne toezichthouder goed bezig is, kwaliteit heeft, zich houdt aan profielen. We kunnen toezien op ongewenste belangenverstrengeling en kijken of er regelmatig en deugdelijk geëvalueerd wordt.’

‘Een Raad van Toezicht lijkt niet zo belangrijk omdat het werk wordt uitgevoerd door anderen, maar cultuur begint aan de top. Als het daar niet goed is, hebben mensen op de werkvloer daar heel veel last van. Dus dat we met elkaar – CBF en ITGD – zorgen dat de governance in een organisatie voldoet, dat er kennis is en dat er kwaliteit zit, daar ben ik een groot voorstanders van. Gelukkig is deze trein mede dankzij  ITGD goed in beweging gekomen.’

Welke instantie houdt toezicht op het CBF?

‘In Nederland is zelfregulering absoluut geen softe manier van toezichthouden. We kennen als CBF een driepartijenstelsel met een onafhankelijke normsteller en een onafhankelijke toezichthouder terwijl de goede-doelensector zelf ook betrokken is. Wij leggen als certificatie-instelling verantwoording af aan de Raad voor Accreditatie. Met als hoger doel dat het vertrouwen in de kwaliteit van het CBF als onafhankelijke toezichthouder gerechtvaardigd is.’

Toch laat Stichting ITGD een onderzoek uitvoeren naar zelfregulering door de Universiteit Leiden. Hoe zit dat?

‘Dit onderzoek zal zich vooral richten op intern toezicht. Er wordt door de Universiteit Leiden serieus onderzoek gedaan om in beeld te brengen hoe dat intern toezicht er op dit moment uitziet. Onder meer met enquêtes en interviews. Het wordt niet zozeer een evaluatie van de zelfregulering in het algemeen, maar meer een van het intern toezicht. Goed om te weten: een evaluatie van de zelfregulering en de Erkenningsregeling hebben we twee jaar terug zelf laten uitvoeren.’

Wat zijn hoofd- en neventaken van het CBF als externe toezichthouder?

‘Onze hoofdtaak is toezicht houden op goede doelen. En bijdragen daarmee aan het vertrouwen van de samenleving in goede doelen. Bijdragen ook aan een sterke sector. In de uitvoering van dat alles is de monitoring uiteraard een belangrijke activiteit. Ook onderzoeken en informeren behoren tot de kerncompetenties. Deze drie hangen sterk met elkaar samen.’

‘Doordat we toezicht houden op 700 organisaties hebben we veel data. Aangezien we deze data gevalideerd invoeren betreft het waardevolle data waarmee je goed onderzoek kan doen. En deze data gebruiken we bij ons toezicht dat we via benchmarks actueler en relevanter maken. Maar we gebruiken de data ook om inzichten te delen met de sector en daarbuiten.’

‘The State of the sector’ is daar een voorbeeld van?  Daarin kwantificeren en duiden jullie immers de waarde van goed doen en introduceren jullie een goede-doelenindex. 

‘Inderdaad. Dit onderzoek voeren we uit samen met de Radboud Universiteit. Daar komen inzichten uit waarmee de sector geholpen kan zijn. Maar ook de overheid en de politiek. Feiten in plaats van onderbuikgevoelens, daar houden we van. En wat betreft informeren: daarin zien we voor ons een belangrijke publieksfunctie voor donateurs, gevers en anderen die betrokken zijn bij goede doelen.’

Komt er dit jaar weer een State of the sector?

‘We presenteren opnieuw een rapport met een goede-doelenindex inzake de financiële gezondheid van en de maatschappelijke bijdrage aan de sector. Dit najaar organiseren we rondetafelgesprekken waarbij groepen deelnemers de resultaten duiden. Deze duiding wordt toegevoegd aan het rapport. We hebben vier tafels uit de goede-doelensector, plus groepen met respectievelijk wetenschappers, experts en vertegenwoordigers van brancheorganisaties.’

Hoe wordt het CBF gefinancierd?

Belangrijke financieringsbronnen zijn de goede doelen die onder ons toezicht staan (74,4% van ons budget). Ook ontvangen we subsidie van het ministerie van Justitie & Veiligheid (14,5%) . Een andere financieringsbron vormen de gemeentes (8,5%) die we van oudsher – bij een eeuw – bedienen met informatie over wie er aan de deur komt.’ 

Wat is de toekomstige onderzoekagenda van het CBF?

‘Naast het onderzoek in het kader van ''The state of the sector'' investeren we momenteel in de verrijking van onze dataset. We zorgen ervoor dat de basis van ons databestand nog beter op orde is zodat we data effectiever kunnen gebruiken voor benchmarks  zowel voor ons eigen toezicht als – naar buiten gericht – voor de sector.’

‘Voorts kijken we naar het donateursperspectief. We zijn in gesprek met de organisaties Happy Horizon en Keen over meer specifieke bevraging van groepen donateurs. Zo kunnen we het donateursperspectief beter meenemen in ons toezicht. Daarnaast is er behoeft aan een focusgroep van donateurs om meer de diepte in te gaan met specifieke onderwerpen. Daarbij past een verzwaring van de functie van ons expertisegebied Geven en gemeentes. Tot slot zullen er normen bijkomen die gaan over de relatie tussen donateurs en goede doelen.’
 

Over Harmienke Kloeze

Harmienke Kloeze staand copy.jpegHarmienke Kloeze is sinds 2019 directeur-bestuurder van het CBF. Daarvoor was ze al jaren actief in de goede-doelenwereld, aanvankelijk als directeur van  Make-A-Wish Nederland en later als Vice President Affliliate Relations van de internationale tak van deze non-profit die de wensen van kinderen met een levensbedreigende ziekte vervult. Ook was zij lid van het bestuur van Goede Doelen Nederland.

Kloeze studeerde cognitieve psychologie, een tak van de psychologie die zich bezighoudt met processen die te maken hebben met zaken als begrip, kennis, herinneringen, geheugen, probleemoplossen en informatieverwerking. ‘Deze opleiding is breed inzetbaar. Het verschafte mij een achtergrond waar ik nog dagelijks veel aan heb. De cognitieve psychologie stelt de mens centraal. Dat past goed bij de sector waarin ik actief ben.’

Gevraagd naar personen die haar naast haar opleiding mede vormden antwoordt ze: 'Mijn moeder was een sterke vrouw. Van haar heb ik subtiele dominantie geleerd. Dat past ook bij het CBF. We zijn niet altijd zichtbaar maar hebben wel invloed. Mijn moeder kwam uit groot gezin, had weinig ontplooiingsmogelijkheden. Niettemin heeft ze zich tijdens haar volwassen leven mooi ontwikkeld. Een lichtend voorbeeld.’