“Hulp aan anderen is onontbeerlijk én in het eigen belang”

“Hulp aan anderen is onontbeerlijk én in het eigen belang”
“Hulp aan anderen is onontbeerlijk én in het eigen belang”
26 juni 2012
Opinie | | Ontwikkelings samenwerking

Door Herman Wijffels en Willemijn Aerdts

Zeventig procent korten op ontwikkelingssamenwerking, zoals de VVD voorstelt, is vooral kortzichtig. De welvaart en het welzijn van Nederland zijn immers sterk afhankelijke van de situatie in de rest van de Wereld. Dat schrijven Herman Wijffels en Willemijn Aerds.

Het pleidooi van VVD-ers Stef Blok en Ingrid de Caluwé om rigoureus te bezuinigen op ontwikkelingssamenwerking van afgelopen zaterdag doet veel stof opwaaien. De Kunduz-coalitiegenoten reageerden onthutst en noemden de voorgestelde bezuiniging 'niet solidair' en 'egoïstisch'. Behalve dat bezuinigen op de allerarmsten moreel dubieus is, is het plan om 70 procent te korten op ontwikkelingssamenwerking vooral kortzichtig.
 
De welvaart en het welzijn van Nederland zijn immers sterk afhankelijk van de situatie in de rest van de wereld. Niet alleen op de lange termijn, maar juist ook op de korte termijn. Als handelsland komt een groot deel van elke in Nederland verdiende euro uit het buitenland en de waarde van de Nederlandse export vertegenwoordigtbijna driekwart van ons BBP.

Goede zaken
Mede dankzij ontwikkelingssamenwerking doet Nederland goede zaken met niet-westerse landen en internationale organisaties. Zo importeerden Indonesië, Bangladesh en Ghana, alle drie ontvangers van Nederlandse hulp, in 2010 gezamenlijk voor ruim 1 miljard euro aan goederen en diensten van bedrijven in Nederland en bedroeg de handel tussen Nederland en Vietnam bijna 1,9 miljard dollar. De Verenigde Naties, waarvoor Nederland een van debelangrijkste donors is, kocht in 2010 voor ruim 155 miljoen dollar van 'onze' bedrijven, zoals Organon, DSM en Agrico. Ontwikkelingssamenwerking draagt daarmee niet alleen bij aan armoedebestrijding in het buitenland, maar ook aan werkgelegenheid en economische welvaartin eigen land.
 
Nederland is ook op de lange termijn gebaat bij het bijdragen aan een stabiele, vreedzame en rechtvaardige wereld. In een geglobaliseerde wereld worden de problemen van anderen gemakkelijk onze problemen en andersom. De economische crisis is hier bij uitstek een voorbeeld van. Zoals Blok en De Caluwé zelf ook stellen, is het cruciaal dat we wereldwijd spelende problemen aanpakken.

Uit cijfers van de VN Voedsel en Landbouw Organisatie (FAO) blijkt bijvoorbeeld dat de voedselprijzen wereldwijd blijven stijgen, in de tweede helft van 2010 met maar liefst 32 procent. De oorzaak van de stijging ligt onder andere in de groeiende vraag naar biobrandstoffen, als gevolg van de toenemendeschaarste van fossiele brandstoffen, en excessieve speculatie. In Nederland voelen we de stijgende voedselprijzen in de portemonnee; ons brood en vlees worden duurder. Voor de allerarmsten in de wereld, die minstens de helft van hun inkomen aan voedsel besteden, is het echter letterlijk levensbedreigend.

Dit geldt ook voor andere wereldwijde uitdagingen, zoals de toenemende waterschaarste, klimaatverandering enuitputting van natuurlijke hulpbronnen. Het zijn vraagstukken die ons allemaal raken, maar waar de armen in de wereld het eerste en het meeste last van hebben.
 
Zes decennia ontwikkelingshulp
Het is dan ook onontbeerlijk om ontwikkelingslanden in hun eigen ontwikkelingsproces te blijven steunen. Dat zes decennia ontwikkelingshulp niets heeft opgeleverd is kul. De Ghanese economie groeit het snelst van alle landen ter wereld en van de twaalf snelst groeiende economieën zijn er vijf Afrikaans. Uit onderzoek van ActionAid (2011) blijkt bovendien dat ontwikkelingshulp bijdraagt aan effectievere belastinginning in ontwikkelingslanden, waarmee ook de afhankelijkheid van buitenlandse hulp afneemt.

Het Afrikaanse continent int tegenwoordig tien keer zoveel belasting van de eigen inwoners dan het aan ontwikkelingshulp ontvangt. Daarnaast is er dankzij ontwikkelingssamenwerking grote winst geboekt op het vlak van onderwijs en gezondheidszorg. Nederland heeft zelf ook baat bij ontwikkeling in andere landen: zo constateerde het CPB al in 2006 dat de economische groei in China en India aanmerkelijk bijdraagt aan de werkgelegenheid in Nederland.
 
Internationale samenwerking is niet alleen een zaak van de overheid. Voor de aanpak van grensoverschrijdende problemen als armoede, schaarste en ongelijkheid in de komende decennia is een brede maatschappelijke inzet nodig. Het is dan ook positief dat burgers en bedrijvenbetrokken zijn bij internationale samenwerking.

Overheidscoördinatie is onmisbaar
Blok en De Caluwé gaan veel verder en stellen dat ontwikkelingshulp geen kerntaak van de overheid is. Mondiale en verdelingsvraagstukken kunnen echter niet worden opgelost zonder de lange termijn inzet van overheden. De financiële en economische crisis hebben laten zien dat het onwaarschijnlijk is dat de markt dit soort vraagstukken op een rechtvaardige en duurzame manier kan oplossen. Coördinatie door overheden is onmisbaar, ook om burgers en bedrijven het kader te bieden waarin zij hun verantwoordelijkheid te kunnennemen.
 
De wereld verandert en daarmee zal ontwikkelingssamenwerking opnieuw moeten worden vormgegeven. Terwijl de Europese en Amerikaanse economieën in het slop zitten, floreren voormalige ontwikkelingslanden als China, Brazilië en India. Het is goed en noodzakelijk om de discussie over de toekomst van ontwikkelingssamenwerking te voeren. Het moet en kan anders én ook beter.

De discussie afdoen met het argument dat ontwikkelingssamenwerking niks oplevert en geen kerntaak is voor de overheid, is het toonbeeld van egocentrisch verkokerd denken en vooral vreselijk kortzichtig. Wie verder kijkt dan zijn neus lang is, ziet immers dat de wereld een samenhangend systeem is waarbij hulp aan anderen uiteindelijk ook in het eigen belang is.
 
Herman Wijffels en Willemijn Aerdts zijn co-voorzitters van de Worldconnectors. Wijffels is hoogleraar Duurzaamheid en Maatschappelijke Verandering aan de Universiteit Utrecht, Aerdts is docent aan de Universiteit van Amsterdam. 


©Dit opiniestuk is verschenen in De Volkskrant op 24 juni 2012.