Oftewel: hoe zorg je ervoor dat het niet een beslissing is van vijf mensen in een kantoortje?
Het recente voorbeeld van de discussie rondom Droom en Daad en de gemeente over de financiering van het museum Boymans van Beuningen laat zien dat er echt maatschappelijk behoefte is aan een goed antwoord op de vraag: hoe democratiseren we filantropie? Want als we hierop geen goed antwoord vinden, dan komt ofwel de 40 tot 50 miljoen niet beschikbaar voor de uitdagingen van Rotterdam, of met die 40 tot 50 miljoen krijgt iemand onaanvaardbaar onbekende invloed op de koers van een museum in Rotterdam. Wat Rotterdam moet willen is dat grote en kleine filantropen hun bijdrage op een algemeen aanvaarbare manier leveren aan de ontwikkeling van deze stad. Maar wat Rotterdam vooral moet doen is vieren dat zoveel mensen graag en met veel plezier een bijdrage leveren aan deze stad!
Waarom is filantropie goed voor Rotterdam?
Filantropie betekent letterlijk ‘liefde voor de mensheid’ en gaat om het verbeteren van het algemeen welzijn van iedereen. Anno nu is filantropie de ontplooiing van privé-initiatieven voor het publieke welzijn. Daarmee gaat filantropie dus om de gift van tijd (vrijwilligerswerk), geld (donaties) of spullen (bijvoorbeeld voedsel en computers) aan het publieke welzijn. Filantropie is de energie van de voetbalclub, van De Zonnebloem, van de voedselbank, van de cultuur. Filantropie is de vrijwillige energie van burgers, voor burgers, door burgers.
Deze energie, die filantropie, is dus voor het grootste deel het vrijwilligerswerk en de donaties van gewone maar daarmee dus bijzondere Rotterdammers, die in directe solidariteit bijdragen aan de diversiteit van oplossingen in en veerkracht van de stad. Op filantropie draaien burgerinitiatieven die de gemeente misschien niet leuk vindt, op filantropie draait de voetbalvereniging die de gemeente niet kan financieren en op filantropie draaien de moskee, kerk en synagoge die de gemeente niet mag financieren. Filantropie is iets van sterke eigenwijze mensen die van aanpakken weten. Kortom, zonder filantropie zou Rotterdam niet Rotterdam zijn.
Wat maakt filantropie minder goed voor Rotterdam?
Helaas is geen enkele oplossing voor de uitdagingen van Rotterdam zonder problemen. Net zoals markten en overheden kent de civil society en daarmee dus filantropie haar eigen ‘foutjes’. Er zijn er drie heel belangrijk: paternalisme, particularisme en amateurisme.
Particularisme betekent dat filantropen zich meestal richten tot bepaalde gemeenschappen in de samenleving waarmee zij zich verbonden voelen en daarmee dus andere gemeenschappen niet helpen. Hierdoor ontstaan ‘gaten’ in de dienstverlening en zijn bepaalde soorten dienstverlening en gemeenschappen over- of ondervertegenwoordigd.
Filantropisch paternalisme verwijst naar het idee dat de filantropen graag controle (het hoe, wat en waarom) willen hebben. Gewoon omdat ze denken het beter te weten en te kunnen. Gewoon omdat ze eigenwijs zijn.
Filantropisch amateurisme bestaat omdat veel filantropen gewoon bijzondere mensen zijn die ‘iets goeds wilden doen’ maar vaak zonder een specifieke opleiding of ervaring. Dat kan goed werken, maar soms…
Maar in alle eerlijkheid, deze drie ‘foutjes’ zijn ook de drie bronnen waar de filantropische energie vandaan komt. Filantropen worden gestuurd door ontevredenheid met het nu en hun wens om bij te dragen aan een betere toekomst. Maar natuurlijk wel op hun paternalistische en particuliere manier….
Hoe maken we filantropie beter voor Rotterdam?
Dat brengt mij op mijn derde vraag. Het voorbeeld van Droom en Daad legt de zenuw bloot over de drie foutjes wanneer het gaat in de filantropie van het grote geld.
Even voor de duidelijkheid: iedereen die geeft, vrijwilliger of donateur, mag eisen stellen. Iedereen die krijgt, mag zeggen dat die eisen onacceptabel zijn. Iedereen die vrijwilliger is bij een ziekenhuis mag zeggen dat hij of zij alleen op maandag kan van 10 tot 12. Het ziekenhuis mag het weigeren. Iedereen die vijf euro geeft mag een bestuurszetel eisen in het Boymans, maar dat die dan geweigerd wordt snapt iedereen.
Daar zit dus de kneep. Bij vrijwilligerswerk hebben alle Rotterdammers maar 168 uur per week en dus ongeveer dezelfde macht en invloed. Maar bij geld geven hebben mensen met veel geld veel meer invloed, zonder duidelijke publieke controle door de buitenwereld. Wederom, de drie eisen van Droom en Daad (inzage in de begroting, inzage in de plannen en meepraten over de bouw van het museum) zijn legitiem en dat het zo transparant is kunnen we alleen maat toejuichen. Daar gaat het niet echt om. Het gaat om een bredere stem in die beslissing!
De oplossing zit in een democratisering van de filantropie van met name het grote geld. Ik geef twee oplossingen: ‘participatory philanthropy’ en ‘giving circles’. Simpelweg bij participatieve filantropie mogen burgers stemmen op de mogelijke doelen die de filantroop gaat financieren zoals bijvoorbeeld bij de ‘Help Nederland Vooruit’ campagne van het ‘ING Nederland fonds’. Bij giving circles werkt het andersom. Een aantal filantropen legt naar eigen vermogen geld in, dus Droom en Daad een beetje meer dan u en ik, en daarna gaan we met elkaar bepalen, met iedereen 1 stem aan wie we de gezamenlijke donatie gaan geven.
Samenvattend. Vrijwilligerswerk en donaties zijn van wezensbelang voor een leefbaar en veerkrachtig Rotterdam. Op de bijzondere mensen die dat willen doen moeten we zuinig zijn. Die moeten we omarmen en fair behandelen. Want, in de woorden van Jules Deelder: De omgeving van de mens is de medemens.
Deze tekst was onderdeel van het Mini College in het kader van Erasmus Studio op 28 mei 2019, Rotterdam.
Ook een bijdrage schrijven voor De Dikke Blauwe? Klik dan hier.