Na bijna twintig jaar vertrekt Frieda de Pater als directeur bij Stichting RCOAK (Roomsch Catholyk Oude Armenkantoor), een van de oudste vermogensfondsen van Nederland. Suzanne Kooij volgt haar per 1 mei op. Met De Dikke Blauwe blikken ze terug en vooruit.
DDB: Hoe kennen jullie elkaar?
Frieda: We hebben voor het eerst intensief samengewerkt toen we namens 25 vermogensfondsen uiteindelijk in 2014 een convenant sloten met de stad Amsterdam. Doel van het convenant was om de samenwerking tussen vermogensfondsen en de stad te stroomlijnen. Burgemeester Van der Laan en wethouder Van den Burg hadden veel waardering voor de werking van filantropie in de stad, met name wat kwetsbare burgers betreft. Zij zagen een belangrijke taak in de signalering van misstanden door vermogensfondsen en waren onder de indruk van wat wij als vermogensfondsen hierin hadden geïnvesteerd.
Suzanne: Een gemeente of rijksoverheid moet uitgaan van het gelijkheidsprincipe. Dat hoeven vermogensfondsen niet te doen. Wij kunnen ons op een bepaalde groep richten en daar specifiek iets voor ontwikkelen zonder dat we de verantwoordelijkheid hebben om het voor iedereen toepasbaar te maken. Wij zijn veel vrijer om iets uit te proberen en dat werd door de stad gezien en gewaardeerd. Voor de rijksoverheid kan dat soms ook wel lastig zijn: je laat tenslotte zien hoe het anders kan. Vrij geld, geld zonder bureaucratie, is cruciaal om maatwerk te kunnen leveren en daardoor problemen op te kunnen lossen. Dat de stad en de fondsen elkaar kunnen vinden en zaken kunnen afstemmen, is heel belangrijk.
Frieda: Corona heeft honger in de stad gebracht. De criteria van de Voedselbanken zijn zodanig dat in Amsterdam maar één vijfde van de mensen met honger daar terecht kan. Een grote groep valt om diverse redenen buiten de hulp van de Voedselbank in Amsterdam. Circa 15 tot 18 burgerinitiatieven worden door Human Aid Now, op kosten van o.a. RCOAK, bevoorraad met voedsel en die helpen samen zo’n 10 duizend mensen. De bijdrage van RCOAK hieraan loopt in de tonnen. Ook andere fondsen dragen fors bij. Haëlla is vanuit haar KleineCoronahulp een de initiatiefnemers van deze hulp, samen met RCOAK. Daarnaast worden zevenduizend mensen door het Rode Kruis geholpen met voedselbonnen. Ook zijn er nog initiatieven in de stad, waar wij geen zicht op hebben, die een of meerdere keren per week koken voor mensen of voedsel bezorgen aan in totaal zo’n 8000 mensen, volgens schattingen van de gemeente Amsterdam. Voedselbanken bereiken ‘slechts’ ruim 4700 mensen. Zeventienduizend mensen hebben honger als er geen fondsen of Rode Kruis zouden zijn om hen te helpen! Dat doet me denken aan de toeslagenaffaire, omdat het hier ook gaat om een grote groep mensen die niet wordt gezien. Over deze problematiek hebben we contact met de gemeente en die ziet dit gelukkig nu ook in. Samen moeten we een oplossing zoeken. Deze hulp is een enorme financiële stress en kunnen we onmogelijk volhouden. Daarover zijn we met het Rode Kruis, Haëlla en Human Aid Now in gesprek met de gemeente. De extra denkkracht van Suzanne is zeer welkom!
Vermogensfondsen
Hello Goodbye: Suzanne Kooij volgt Frieda de Pater op bij RCOAK
DDB: Jullie vullen elkaar goed aan?
Suzanne: Ik heb veel in het veld gewerkt en projectleiding geadviseerd voor organisaties die het echte werk uitvoeren, met hun poten in de modder staan. Mijn hart ging daarnaar uit. Over dit soort organisaties heb ik samen met Deny de Jong het rapport Van Capacity Building naar Funding Plus geschreven. Frieda en ik begrijpen elkaar met een half woord, en in gezamenlijkheid komen we heel vaak en heel snel tot de essentie en oplossing van een probleem.
Frieda: Die voedselinitiatieven zijn vaak afkomstig van vrouwen die zelf ook uit achterstandssituaties komen en vaak een zwaar leven hebben. Buitengewoon lovenswaardig. Wat je ziet is dat zij die hulp bieden vanuit hun eigen pijn en zichzelf soms kunnen overschreeuwen. Dat maakt het kwetsbaar.
Suzanne: Ik heb ervaring met bewegen in die fragiliteit. Ik heb als onderzoeker veel meegelopen met deze organisaties. Er is een groot verschil tussen hoe mensen vanuit de systeemwereld met weinig praktijkervaring daarnaar kijken.
Frieda: Die kijken vanuit het systeem, fondsen vanuit het individu. Ik sprak een ambtenaar bij de gemeente die zei: ‘Er zijn geen wachttijden bij de Voedselbank. Vanaf de intake hebben mensen al na drie weken een pakket.’ Drie weken honger? Dat is een eeuwigheid. ‘Ja maar dat mogen wij geen wachttijden noemen, dat is doorlooptijd.’ Die ambtenaar beseft niet dat je je kinderen dan drie weken niet te eten kun geven. In zo’n geval kiezen mensen ervoor om de huur maar niet te betalen. Maar dan kom je op termijn in veel grotere problemen terecht. Nederland is niet afgestemd op honger, dat is iets nieuws.
In Amsterdam woont een grote groep arbeidsmigranten zonder verblijfsvergunning, vaak al decennialang. Hun kinderen gaan naar school. Juist deze groep illegale arbeidsmigranten, die altijd zichzelf konden redden wordt door de Coronacrisis zwaar gedupeerd. Waarom? Omdat ze alleen maar zwart kunnen werken. Vaak in de horeca, sierteelt, schoonmaakwerk, oppas en juist die banen zijn weggevallen. Dat is het probleem. Voor hen zijn alle deuren dicht. Maar dat geldt ook voor veel wèl legaal in Nederland verblijvende mensen die naast een klein baantje zwarte bijbanen hebben die nu gestopt zijn. De woonlasten zijn tegenwoordig zo hoog dat deze mensen zonder zwart geld niet kunnen leven. Dit is een structureel probleem. Niet iets voor fondsen, maar voor de overheid. Fondsen kunnen dit niet blijvend op zich nemen: ze zijn er ingesprongen vanwege de honger, maar wat ze ontdekken is een structureel probleem.
Suzanne: Ik heb veel in het veld gewerkt en projectleiding geadviseerd voor organisaties die het echte werk uitvoeren, met hun poten in de modder staan. Mijn hart ging daarnaar uit. Over dit soort organisaties heb ik samen met Deny de Jong het rapport Van Capacity Building naar Funding Plus geschreven. Frieda en ik begrijpen elkaar met een half woord, en in gezamenlijkheid komen we heel vaak en heel snel tot de essentie en oplossing van een probleem.
Frieda: Die voedselinitiatieven zijn vaak afkomstig van vrouwen die zelf ook uit achterstandssituaties komen en vaak een zwaar leven hebben. Buitengewoon lovenswaardig. Wat je ziet is dat zij die hulp bieden vanuit hun eigen pijn en zichzelf soms kunnen overschreeuwen. Dat maakt het kwetsbaar.
Suzanne: Ik heb ervaring met bewegen in die fragiliteit. Ik heb als onderzoeker veel meegelopen met deze organisaties. Er is een groot verschil tussen hoe mensen vanuit de systeemwereld met weinig praktijkervaring daarnaar kijken.
Frieda: Die kijken vanuit het systeem, fondsen vanuit het individu. Ik sprak een ambtenaar bij de gemeente die zei: ‘Er zijn geen wachttijden bij de Voedselbank. Vanaf de intake hebben mensen al na drie weken een pakket.’ Drie weken honger? Dat is een eeuwigheid. ‘Ja maar dat mogen wij geen wachttijden noemen, dat is doorlooptijd.’ Die ambtenaar beseft niet dat je je kinderen dan drie weken niet te eten kun geven. In zo’n geval kiezen mensen ervoor om de huur maar niet te betalen. Maar dan kom je op termijn in veel grotere problemen terecht. Nederland is niet afgestemd op honger, dat is iets nieuws.
In Amsterdam woont een grote groep arbeidsmigranten zonder verblijfsvergunning, vaak al decennialang. Hun kinderen gaan naar school. Juist deze groep illegale arbeidsmigranten, die altijd zichzelf konden redden wordt door de Coronacrisis zwaar gedupeerd. Waarom? Omdat ze alleen maar zwart kunnen werken. Vaak in de horeca, sierteelt, schoonmaakwerk, oppas en juist die banen zijn weggevallen. Dat is het probleem. Voor hen zijn alle deuren dicht. Maar dat geldt ook voor veel wèl legaal in Nederland verblijvende mensen die naast een klein baantje zwarte bijbanen hebben die nu gestopt zijn. De woonlasten zijn tegenwoordig zo hoog dat deze mensen zonder zwart geld niet kunnen leven. Dit is een structureel probleem. Niet iets voor fondsen, maar voor de overheid. Fondsen kunnen dit niet blijvend op zich nemen: ze zijn er ingesprongen vanwege de honger, maar wat ze ontdekken is een structureel probleem.
DDB: Wat is/was jullie doel voor RCOAK?
Frieda: Toen ik hier kwam werken, was er geen uitgekristalliseerd donatiebeleid. Er waren ook amper aanvragen. De organisatie zocht naar haar functie in de maatschappij, wilde graag een goed donatiebeleid opzetten. Ik wilde laten zien dat een organisatie van vierhonderd jaar oud een functie heeft in de maatschappij. Onmisbaar is. Dát was mijn motivatie. En dat is gelukt. We zijn gegroeid naar 600 tot 800 (voor)aanvragen per jaar. We hebben innovatieve projecten kunnen doen op het gebied van ouderenzorg, een eigen visie op ouder worden ontwikkeld en kunnen vertalen naar bijvoorbeeld het Lang Leve Kunstfonds, dat actieve kunstbeoefening door ouderen tot op zeer hoge leeftijd, tot de dood, stimuleert. Al mijn voorgangers hebben een cruciale rol gespeeld in de armoedebestrijding van Amsterdam en ik wilde daar ook een hoofdstuk aan toevoegen.
Suzanne: Dat innovatieve aspect heeft Frieda gebracht. Zij heeft RCOAK omgevormd naar een moderne organisatie de snel inspeelt op wat er in de maatschappij leeft en vernieuwing brengt naar wat ouderen nodig hebben. Ik kan volledig voortbouwen op het fundament dat Frieda heeft gelegd.
Ik zie als de grootste uitdaging voor RCOAK de toenemende tweedeling in de maatschappij waarbij een steeds groter wordende groep mensen ontstaat die wat inkomen en kansen betreft niet meer mee kan komen. Het is heel belangrijk hoe je als vermogensfonds, met beperkt budget ten opzichte van deze problematiek, de juiste keuzes maakt. Hoe zorg je dat wat je doet het meeste effect heeft? Je kunt niet alle maatschappelijke problemen oplossen, maar wat kan je rol wél zijn? Dat is een grote uitdaging. Armoedebestrijding zit in de genen van dit fonds. Het is een eervolle taak om me daar mee bezig te mogen houden en hierover te mogen nadenken. Dat kan alleen in samenwerking en in afbakening met andere maatschappelijke stakeholders en andere fondsen die zich hiermee bezighouden. Hoe kun je gezamenlijk een vliegwielfunctie, leverage, creëren? De relatie met de overheid is hierin belangrijk en uitdagend voor beide partijen.
Frieda: Voor mij was het eenvoudiger dan voor Suzanne nu. Nu is de maatschappij ingewikkelder.
Suzanne: De maatschappij is zeker ingewikkelder. Het gaat om hele fundamentele problemen die het wezen van de filantropie raken en de rol van filantropie in dit land op dit moment. Andere fondsen zitten ook middenin in de discussie over wat hun rol kan en moet zijn. Als vermogensfonds moet je niet overschatten wat je kunt doen, en tegelijkertijd kun je enorm veel goeds teweegbrengen. De keuze voor wat je wel doet en niet doet, wordt steeds belangrijker. En dat is moeilijk als je op een zee van issues drijft waar je in zou kunnen opereren. Bovendien ben je afhankelijk van de mensen die het werk dóen, want jij bent niet degene die uitvoert, maar die financiert.
DDB: Welke kwaliteiten bewonderen jullie in elkaar?
Suzanne: Ik bewonder Frieda’s intuïtie waardoor ze snel en slagvaardig kan handelen. Ze heeft een groot sociaal hart en heeft met zoveel mensen zo’n mooie band weten op te bouwen de afgelopen vijfentwintig jaar. Ik bewonder haar organisatiekracht, hoe ze verbindingen initieert en alles altijd perfect georganiseerd heeft.
Frieda: Suzanne is een intellectueel met een wetenschappelijke inslag. Ze bijt zich ergens in vast en danst nooit ergens overheen. Suzanne denkt altijd in vernieuwing en innovatie. Ze maakt zich nooit ergens met een Jantje van Leiden van af. En dat is wat we nodig hebben de komende jaren, want de problemen zijn echt complex.
Per 1 juli 2021 gaat Frieda de Pater met pensioen. Zij blijft actief als regent bij Fonds Sluyterman van Loo, bestuurslid Haëlla Stichting, vice-voorzitter FIN, bestuurslid Fonds Bijzondere Noden Amsterdam en Aletta Jacobsfonds
Frieda: Toen ik hier kwam werken, was er geen uitgekristalliseerd donatiebeleid. Er waren ook amper aanvragen. De organisatie zocht naar haar functie in de maatschappij, wilde graag een goed donatiebeleid opzetten. Ik wilde laten zien dat een organisatie van vierhonderd jaar oud een functie heeft in de maatschappij. Onmisbaar is. Dát was mijn motivatie. En dat is gelukt. We zijn gegroeid naar 600 tot 800 (voor)aanvragen per jaar. We hebben innovatieve projecten kunnen doen op het gebied van ouderenzorg, een eigen visie op ouder worden ontwikkeld en kunnen vertalen naar bijvoorbeeld het Lang Leve Kunstfonds, dat actieve kunstbeoefening door ouderen tot op zeer hoge leeftijd, tot de dood, stimuleert. Al mijn voorgangers hebben een cruciale rol gespeeld in de armoedebestrijding van Amsterdam en ik wilde daar ook een hoofdstuk aan toevoegen.
Suzanne: Dat innovatieve aspect heeft Frieda gebracht. Zij heeft RCOAK omgevormd naar een moderne organisatie de snel inspeelt op wat er in de maatschappij leeft en vernieuwing brengt naar wat ouderen nodig hebben. Ik kan volledig voortbouwen op het fundament dat Frieda heeft gelegd.
Ik zie als de grootste uitdaging voor RCOAK de toenemende tweedeling in de maatschappij waarbij een steeds groter wordende groep mensen ontstaat die wat inkomen en kansen betreft niet meer mee kan komen. Het is heel belangrijk hoe je als vermogensfonds, met beperkt budget ten opzichte van deze problematiek, de juiste keuzes maakt. Hoe zorg je dat wat je doet het meeste effect heeft? Je kunt niet alle maatschappelijke problemen oplossen, maar wat kan je rol wél zijn? Dat is een grote uitdaging. Armoedebestrijding zit in de genen van dit fonds. Het is een eervolle taak om me daar mee bezig te mogen houden en hierover te mogen nadenken. Dat kan alleen in samenwerking en in afbakening met andere maatschappelijke stakeholders en andere fondsen die zich hiermee bezighouden. Hoe kun je gezamenlijk een vliegwielfunctie, leverage, creëren? De relatie met de overheid is hierin belangrijk en uitdagend voor beide partijen.
Frieda: Voor mij was het eenvoudiger dan voor Suzanne nu. Nu is de maatschappij ingewikkelder.
Suzanne: De maatschappij is zeker ingewikkelder. Het gaat om hele fundamentele problemen die het wezen van de filantropie raken en de rol van filantropie in dit land op dit moment. Andere fondsen zitten ook middenin in de discussie over wat hun rol kan en moet zijn. Als vermogensfonds moet je niet overschatten wat je kunt doen, en tegelijkertijd kun je enorm veel goeds teweegbrengen. De keuze voor wat je wel doet en niet doet, wordt steeds belangrijker. En dat is moeilijk als je op een zee van issues drijft waar je in zou kunnen opereren. Bovendien ben je afhankelijk van de mensen die het werk dóen, want jij bent niet degene die uitvoert, maar die financiert.
DDB: Welke kwaliteiten bewonderen jullie in elkaar?
Suzanne: Ik bewonder Frieda’s intuïtie waardoor ze snel en slagvaardig kan handelen. Ze heeft een groot sociaal hart en heeft met zoveel mensen zo’n mooie band weten op te bouwen de afgelopen vijfentwintig jaar. Ik bewonder haar organisatiekracht, hoe ze verbindingen initieert en alles altijd perfect georganiseerd heeft.
Frieda: Suzanne is een intellectueel met een wetenschappelijke inslag. Ze bijt zich ergens in vast en danst nooit ergens overheen. Suzanne denkt altijd in vernieuwing en innovatie. Ze maakt zich nooit ergens met een Jantje van Leiden van af. En dat is wat we nodig hebben de komende jaren, want de problemen zijn echt complex.
Per 1 juli 2021 gaat Frieda de Pater met pensioen. Zij blijft actief als regent bij Fonds Sluyterman van Loo, bestuurslid Haëlla Stichting, vice-voorzitter FIN, bestuurslid Fonds Bijzondere Noden Amsterdam en Aletta Jacobsfonds