AMSTELVEEN (28 mei) - Met ca. €4,3 miljard vertoont de filantropische middelenstroom in Nederland - ook over de langere termijn - een licht dalende trend, zowel in absolute zin (2005: €4,4 miljard) als in percentage van het Bruto Binnenlands Product. Deze daling is vooral een gevolg van verminderde bijdragen van bedrijven. Dit blijkt uit het tweejaarlijkse onderzoek Geven In Nederland van de VU, dat gisteren in Amsterdam werd gepresenteerd. De gegevens van "GIN 2009" zijn ontleend aan het jaar 2007.
Het tweejaarlijkse onderzoek Geven in Nederland (GIN) is inmiddels aan zijn zevende uitgave toe. Het wordt uitgevoerd door de Werkgroep Filantropische Studies van de Vrije Universiteit. In 1995 startte het onderzoek in Nederland. In de Verenigde Staten wordt al veertig jaar onderzoek gedaan naar de filantropische geldstromen. Maar in Europa is Nederland nog steeds het enige land waar structureel onderzoek wordt gedaan naar het nationale geefgedrag. "Met zeven metingen hebben wij intussen een aanzienlijke bak met data", aldus onderzoeker Barbara Gouwenberg tijdens de presentatie van de cijfers, die zijn ontleend aan het jaar 2007.
Vertrouwde hiaten
Bijna even traditioneel als het onderzoek zelf is intussen het melden van ten minste twee belangrijke hiaten in Geven In Nederland. Niet alleen hebben de onderzoekers weinig informatie over de totale omvang van inkomsten uit nalatenschappen (die van de meeste niet traditionele goede doelen blijven helemaal buiten beeld), maar ook de bijdragen van vermogensfondsen zijn nog immer in nevelen gehuld. GIN moet het doen met de gegevens van FIN-leden (N=150, 50% respons). Deze hebben een gezamenlijk beheerd vermogen van ongeveer €7,4 miljard. Waarvan ca. €260 mio. wordt besteed, d.w.z. 3,5% van het totale vermogen.
Allochtonen geven niet méér aan goede doelen
Onderzoeker Barabara Gouwenberg mocht gisteren rechtzetten wat in diverse media deze week al een klein hypje bleek: allochtonen zouden meer aan goede doelen geven dan autochtonen. Gouwenberg: "Dat is een misvatting. Wij hebben de schattingen voor giften van huishoudens uitgebreid naar vijf groepen niet-westerse allochtonen en deze meegewogen in de totale schattingen. Bij uitsplitsing blijkt dat allochtonen in verhouding tot autochtonen meer ‘informeel geven', d.w.z. aan familie. Aan goede doelen wordt in verhouding tot autochtonen minder gegeven. Dit noemen wij‘formeel geven'."
In de doelen waaraan huishoudens geven was volgens Gouwenberg opvallend dat "maatschappelijke en sociale doelen" duidelijk aan populariteit gewonnen hebben. Internationale hulp daarentegen behoorde tot de dalers. Gouwenberg: "Hier zijn wij dat het tsunami-effect dat in de gegevens van 2005 zat eigenlijk weer is uitgewerkt, of gecorrigeerd."
Vrijwilligers worden specialisten
GIN constateert een grotere actieve betrokkenheid van vrijwilligers t.o.v. de vorige meting: deze nam toe met 3% van 42% tot 45%. Ook is er een forse toename in tijd van 13,3 naar 18,4 uur per maand. Dit zou met name komen door het segment "sport". Een verklaring hiervoor - niet in de presentatie gisteren genoemd - zou kunnen zijn dat veel ouders tegenwoordig door sportverenigingen worden verplicht om "vrijwilligerswerk" te doen als zoon of dochter lid is van de voetbal- of tennisclub... In elk geval is verder opmerkelijk volgens GIN dat de vrijwilligers meer "specialisten" worden in plaats van "allrounders": zij beperken zich meer dan vroeger tot een of enkele taken.
Bedrijven: verschuiving
De opmerkelijkste verschuivingen in de cijfers van GIN worden gevormd door die van de sponsoring en giften van bedrijven. Niet alleen is er een teruggang in absolute zin, maar vooral opmerkelijk is de ‘shift' in de verhouding sponsoring-giften. "Was die voorheen 75% sponsoring tegenover 25% giften, nu zien we een verhouding van 55% sponsoring versus 45% giften", aldus Gouwenberg. Als mogelijke verklaring voor de teruggang van bijdragen van bedrijven noemde zij de opkomst van ‘werknemersvrijwilligerswerk' en de trend om te sponsoren in de vorm van kennis.
Vier specials
GIN 2009 bevat dit keer vier speciale studies: naar het geefgedrag van jongeren (18-34 jaar, conclusie: dit gedrag wijkt niet zeer af van dat van andere leeftijdsgroepen), naar het geefgedrag van niet-westerse allochtonen, naar de giftenaftrek en naar fondsenwerving in crisis.
Cijfers van GIN 2009: klik hier