Gemeenschapsfondsen: mooi, maar nog lang niet 'voor elkaar'

31 oktober 2012
Nieuws | | Filantropie

Het landelijke congres over gemeenschapsfondsen dat gisteren werd gehouden in Delft onder het motto “Mooi voor elkaar”, beantwoordde voor een deel de vragen van de ruim 250 aanwezigen, maar velen gingen ook met nieuwe vragen weer huiswaarts. Gemeenschapsfondsen, die bij onze oosterburen bloeien en groeien, moeten door de Nederlandse burger nog ontdekt worden en dat valt nog helemaal niet mee. Het gaat gauw over de vorm en minder snel over de functie van een gemeenschapsfonds.

Ze vormen een belangrijk onderdeel van het convenant Ruimte voor Geven dat vorig jaar werd gesloten tussen filantropiesector (SBF) en overheid: de gemeenschapsfondsen. Daar moeten er meer van komen vinden de ondertekenaars. Maar wat zijn het eigenlijk?

Wat is een gemeenschapsfonds?
Een gemeenschapsfonds is feitelijk een ‘pool’ van lokaal bijeengebracht geld, van burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties. Vaak ontvangen gemeenschapsfondsen legaten vanuit de lokale gemeenschap bijvoorbeeld van mensen die geld nalaten aan de gemeente of gemeenschap waarmee zij zich sterk verbonden voelen. Het geld, maar ook betrokken vrijwilligers, worden ingezet voor het algemeen nut in dezelfde gemeenschap.

Het idee van de “community foundations” komt van origine uit de angelsaksische wereld, met name uit de VS, Canada en het VK. FIN-voorzitter Rien van Gendt, die geldt als kenner van het fenomeen: “Van de ca. 1700 gemeenschapsfondsen in de wereld bevinden zich er 900 in de VS. Maar in de laatste 15 jaar is het gemeenschapsfonds sterk in opkomst in continentaal Europa. In 1996 werd het eerste Duitse gemeenschapsfonds opgericht in Gütersloh, met hulp van de Bertelsmann Foundation. Inmiddels telt Duitsland ongeveer 225 gemeenschapsfondsen. In Italië groeit het aantal gemeenschapsfondsen sterk. Daar is de Cariplo Foundation, een Italiaans vermogensfonds, de grote gangmaker.”

Kinderschoenen
Maar hoe is het gesteld met het gemeenschapsfonds in Nederland? Het congres van gisteren maakte duidelijk dat dit type fonds bij ons nog echt in de kinderschoenen staat. Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) en de SBF werken daarom nauw samen bij de introductie van deze gemeenschapsfondsen. Vanuit de sector en het convenant bezien is dit wel begrijpelijk. SBF-voorzitter en tevens congresvoorzitter Steven van Eijck formuleerde het zo: “Om de civil society weer in haar authentieke kracht te zetten, moeten burgers de ruimte krijgen om hun persoonlijke betrokkenheid bij de maatschappij  ook op lokaal niveau tot uitdrukking te brengen.”

“Lokaal maakt het helemaal”
En het is die persoonlijke en lokale betrokkenheid die het gemeenschapsfonds, althans op papier, tot een aantrekkelijke vorm van burgerparticipatie maakt. Van Gendt hierover: “De meeste problemen in de samenleving manifesteren zich op het lokale niveau. Veel financiële middelen, maar ook voorzieningen en mankracht (vrijwilligers) zijn beschikbaar op het lokale niveau.”
“Lokaal maakt het helemaal” zou je zeggen, maar tussen droom en daad staan wetten in de weg en praktisch bezwaren, dichtte Elsschot al. Dat bleek al snel na de presentatie van drie bestaande gemeenschapsfondsen uit Texel, Maastricht en Schiedam. Hieruit werd onmiddellijk duidelijk dat er geen vaste receptuur bestaat voor een gemeenschapsfonds. De voorbeelden bewogen zich over een breed spectrum van een min of meer coventioneel vermogensfonds (Texel) tot een “nieuw product” dat door marketeers “in de markt gezet moet worden” (Maastricht).

Verwarring
Door de nadruk op de vorm (bestuur, toezicht, transparantie) en het geld sloeg de verwarring in de zaal hoorbaar toe. Hoe “grassroots” zijn gemeenschapsfondsen eigenlijk? Hoe bottom-up? Creëren we niet nieuwe instituties en platformen voor de bestuurlijke vergadertijgers? Wat voegen gemeenschapsfondsen eigenlijk toe aan bestaande fondsen? En wordt de slag om de geefeuro van de burger nu niet op de spits gedreven?
Rien van Gendt probeerde manmoedig het congres weer bij de les te brengen door een internationaal perspectief te schetsen: “Community foundations in VS zijn intussen een richting opgegaan die wij zeker niet op moeten gaan. De Amerikaanse gemeenschapsfondsen hebben een groot kapitaal opgebouwd en zijn op grote afstand van de burgers komen te staan. Veel interessanter is de Europese ontwikkeling, waarbij het minder gaat om kapitaalopbouw, en veel meer om facilitering van lokale vrijwillige kracht. Staar u niet blind op de juridische structuren en de vorm. Gemeenschapsfondsen zijn er in vele varieteiten. Mijn aanbeveling: hou het vooral klein!”

Van Gendts hartenkreet om vooral op de multifunctionele kracht van het concept gemeenschapsfonds te concentreren in plaats van op de vorm, werd echter regelmatig ondergesneeuwd door de klaarblijkelijk onuitroeibare neiging van Nederlanders om in charitatieve hokjes, structuren en bestaande financieringsmodellen te denken.

Niets zinnigs van de minister
De bijdrage die demissionair minister van Binnenlandse Zaken aan het congres leverde bestond feitelijk uit het in ontvangst nemen van de eerste “Ontwikkelgids Gemeenschapsfondsen”. Die “sigaar uit eigen doos” (de overheid financierde mee) werd haar aangeboden door hoogleraar Theo Schuyt, een erkend en enthousiast promotor van de gemeenschapsfondsen in Nederland. De “Ontwikkelgids” is volgens Schuyt “geen handboek of blauwdruk, maar beknopte handleiding hoe je in je eigen lokale gemeenschap een fonds kunt richten.”
Inhoudelijk had Liesbeth Spies geen zinnige syllabe mede te delen, voorzover je dat van een demissionaire minister mag verwachten. De door haar speechschrijvers gecomponeerde gemeenplaatsen kunnen worden samengevat met: “Geweldig al die initiatieven, zet ‘m op!” De minister zong vooral de lof van het private initiatief, maar van haar werd niet vernomen welke maatschappijvisie de overheid eigenlijk heeft op de rol van de maatschappelijk betrokken burger, die ook in het laatste regeerakkkoord opnieuw majesteus genegeerd wordt. Niets over financieringsverantwoordelijkheid of substitutiereflex.

Reality check
Opmerkelijk was meer het open doekje dat Spies oogstte met haar opmerking dat de overheid zich niet met die burgerinitiatieven moet bemoeien om ze niet “dood te reguleren”. Het was een applaus voor het meer dan een halve eeuw gehanteerde paradigma van de “zelfregulering”, dat klaarblijkelijk als een verdienste van de overheid (en niet een recht van de civil society) wordt gezien door een deel van de aanwezigen. Die de wijze openingswoorden van dagvoorzitter Steven van Eijck klaarblijkelijk al weer waren vergeten: “De staat, dat zijn wij.” Van Eijcks poging om de gemeenschapsfondsen in het overdrachtsdossier van Spies een prominente plek te geven, stuitte bij de minister uiteraard af op haar demissionaire pantser.

Voordat de deelnemers zich in in deelsessies bogen over de meer praktische aspecten van gemeenschapsfondsen, wilde Theo Schuyt zich nog wel laten verleiden tot een reality check: “Na veertig jaar verzorgingsstaat moet je niet verwachten dat deze vorm van burgerinitiatief opeens als een wondermiddel wordt binnengehaald en gewaardeerd.”