Ethiek in fondsenwerving: geen wet, maar moreel appèl

Ethiek in fondsenwerving: geen wet, maar moreel appèl
Ethiek in fondsenwerving: geen wet, maar moreel appèl
27 september 2018
Opinie | | Fondsenwerving

Op de internationale Fundraising Summit in Londen op 5 juli 2018 is een verklaring aangenomen over ethische principes in fondsenwerving. Het is een interessant document en gaat niet alleen over de grotere principes, maar ook welke standaarden voor de praktijk daaruit voortvloeien. De standaarden zijn vrij algemeen en zeggen wat over fondsenwervers hun werk zien. Dat is in het buitenland niet zoveel anders dan bij ons. Principes als eerlijkheid, respect, integriteit, transparantie en verantwoordelijkheid kent iedereen en als die in de praktijk met voeten worden getreden is de verontwaardiging ook groot.
Zo dadelijk nog wat observaties over de standaarden in de verklaring. Maar eerst een stukje geschiedenis en achtergrond, die bij mijn weten nog nergens beschreven is.
Ongeveer vijftien jaar geleden is uit informeel overleg tussen brancheverenigingen van fondsenwervende organisaties op Europees niveau een vereniging ontstaan, de European Fundraising Association (EFA). Veel landen kennen goededoelenorganisaties en ook beroepsverenigingen voor fondsenwervers. Soms zitten deze bij elkaar zoals in Groot-Brittannië (Institute of Fundraising). Vaker zijn er twee, zoals in Nederland en Duitsland, of er is alleen een beroepsvereniging zoals bijvoorbeeld in België. 
Voor Nederland waren dat toentertijd de Vereniging Fondsenwervende Instellingen (VFI), tegenwoordig Goede Doelen Nederland, en het Nederlands Genootschap Fondsenwervers (NGF), tegenwoordig opgegaan in Nederland Filantropieland. Ik was destijds voorzitter van het NGF en we zagen toen het nut van internationaal overleg, omdat we druk bezig waren met het definiëren van standaarden voor een opleiding tot fondsenwerver. Daarnaast bleek de behoefte om een sterke gesprekspartner te vormen voor de Association of Fundraising Professionals (AFP), de grote organisatie van professionele fondsenwervers in de VS en Canada die ieder jaar een groot congres organiseert in Noord-Amerika en ook present is op de IFC in Noordwijkerhout.
In het overleg met de Europese landen bleek al snel dat iedereen behoefte had aan bepaalde standaarden voor opleidingen en dat iedereen ook bezig was het wiel uit te vinden. Waarom dan niet samen een Europese standaard ontwikkelen? AFP had al een gecertificeerde opleiding, maar we vonden dat die meer de nadruk legde op het verwerven van feitenkennis dan op het ontwikkelen van competenties die in dit vak ook belangrijk zijn.
We kwamen erachter dat de Europese Unie een subsidieprogramma had voor dit soort projecten, dienden een aanvraag in en tot onze verrassing werd die gehonoreerd. Een voorwaarde om het geld daadwerkelijk te kunnen ontvangen en besteden was de aanwezigheid van een rechtspersoon die het project kon uitvoeren. Dit leidde tot lichte paniek, want die organisatie moest binnen twee maanden opgericht en geregistreerd zijn en in Brussel (wat aanvankelijk de bedoeling was) zou dat niet gaan lukken. Al snel bleek dit in maar één land mogelijk, namelijk Nederland.
Om een vereniging in Nederland op te richten heb je minimaal twee leden nodig, statuten, een notariële akte en inschrijving bij de Kamer van Koophandel. De statuten dienen in het Nederlands te zijn, maar bestuursleden kunnen overal vandaan komen en je mag vergaderen waar je maar wilt. In een ongekende vlaag van slagvaardigheid hebben Gosse Bosma (directeur VFI) en ik namens het NGF met behulp van een notaris statuten opgesteld, in het Engels vertaald, laten goedkeuren door de beoogde leden, de akte gepasseerd en ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Dat alles binnen twee maanden.
Het project behelsde het opstellen van een accreditatieprogramma voor fondsenwervende opleidingen en dit vervolgens uittesten in drie landen als pilot: Zweden, Polen en Spanje. De testfase kende een aantal stappen met deadlines en dat ging steeds zo dat op de bewuste datum Zweden al het werk had gedaan, Polen de helft en Spanje nog niets, hetgeen bepaalde vooroordelen bevestigt. Maar uiteindelijk is het er gekomen en bestaat het nog steeds.
Parallel aan deze werkzaamheden binnen Europa vond er ook een discussie plaats met AFP en de koepelorganisaties uit Europa, Australië, Nieuw Zeeland, Brazilië, Argentinië en Hong Kong over samenwerking en gedeelde waarden. AFP had iedereen uitgenodigd tijdens hun congres in Toronto in 2003 en opnieuw tijdens IFC in Noordwijkerhout in 2004 en dit leidde tot een eerste versie van de verklaring die werd aangenomen in 2006. Deze verklaring is nu in 2018 opnieuw besproken en vernieuwd. 
In de huidige tekst is de discussie over het centraal stellen van de donateur terug te vinden, bijvoorbeeld onder het kopje ‘Responsibility to supporters’. Een goed punt is ook dat er geen kosten worden gemaakt voor administratie of fondsenwerving en dat fondsenwervers ook verantwoordelijk zijn voor andere leveranciers die zij inhuren. In 2006 stond expliciet in de tekst dat een vergoeding voor fondsenwerven op basis van een percentage niet wenselijk was. Vooral de Amerikanen waren daar kien op, terwijl de landen in Zuid-Amerika zeiden dat zoiets bij hun realiteit was. Dat punt is nu wat verzacht en geformuleerd in de zin dat beloning op basis van prestatie vooraf duidelijk moeten worden afgesproken.
De verklaring is niet een wet die kan worden afgedwongen, meer een moreel appel. Het kan wel dienen als basis voor nationale gedragscodes en regulering. In die zin is het zeker nuttig en goed om te hebben. Voor landen met weinig ervaring en standaarden is het ook een nuttig document.
 
De verklaring kan worden gevonden op de site van de European Fundraising Association (EFA): klik hier.