AMSTELVEEN (9 februari) - Staatssecretaris Weekers van Financien gaat zijn ambtenaren bij de Belastingdienst vragen nog eens extra te kijken naar de juistheid van giftenaftrek voor vrijwilligers van ANBI's. Zo is een vrijwilligersverklaring afgeven niet genoeg. Als blijkt dat bij een aangifte de onjuiste giftenaftrek is toegepast, kan de Belastingdienst ook voorgaande jaren gaan beoordelen.
Het voornemen van Weekers volgt op vragen van CDA-kamerlid Omzigt. De staatssecretaris bevestigt dat een standaard vrijwilligersverklaring alleen niet voldoende is en dat hierop met terugwerkende kracht gecontroleerd kan worden. Voor de beoordeling van de vraag of vrijwilligers recht hebben op giftenaftrek wordt onderscheid gemaakt tussen afzien van een vergoeding voor werkelijk gemaakte kosten en giftenaftrek en afzien van vrijwilligersvergoeding die niet gebaseerd is op werkelijk gemaakte kosten.
Werkelijk gemaakte kosten
Giftenaftrek is mogelijk als men kosten met succes bij de ANBI zou kunnen declareren, maar daarvan vrijwillig afziet. Ook als het gaat om kosten die naar algemeen aanvaarde maatschappelijke opvattingen behoren te worden vergoed, zoals vervoer, maar waarvoor geen vergoedingsregeling is getroffen door de slechte financiële positie van de instelling.
Niet werkelijk gemaakte kosten
Hier gaat het om ANBI's die de inzet van de vrijwilliger willen belonen door de vrijwilliger een giftenaftrek te bezorgen met behulp van een ‘vrijwilligersverklaring'. De vrijwilliger zou in dat geval worden beloond doordat hij een belastingteruggave ontvangt. In de verklaring van bepaalde ANBI's is vastgelegd dat de vrijwilliger het behaalde belastingvoordeel moet afstaan aan de ANBI. Dan zou de ANBI niet alleen beter worden van de werkzaamheden van de vrijwilliger, maar ook van de belastingteruggave van de vrijwilliger.
Verklaring niet voldoende
Voor recht op giftenaftrek is het afgeven van een ‘vrijwilligersverklaring' niet voldoende. Giftenaftrek komt pas in beeld als de vrijwilliger daadwerkelijk afziet van de vergoeding. De Belastingdienst toetst:
*of sprake is van vrijwilligerswerk;
*of sprake is van een reëel recht op vergoeding;
*of de ANBI de bedoeling heeft de vergoeding uit te betalen;
*of de ANBI de middelen ter beschikking heeft om de vergoeding uit te kunnen betalen en
*of de vrijwilliger de volledige vrijheid heeft om over de vergoeding te beschikken.