De save-the-dates voor de diverse congressen stromen de inbox al weer binnen, en er zijn zelfs volledig verzorgde reizen naar ‘verweg’ congressen te winnen. Vraag een willekeurige collega na afloop van zo'n congres hoe het was en je kunt er vergif op innemen of het was 'zo inspirerend'. De congresorganisatoren zelf schuwen de inspiratie ook niet. 'Laat je tijdens dit congres inspireren en schrijf je nu in'.
Wat is dat toch, dat we continu als een stelletje verslaafden moeten confereren om inspiratie op te doen? Je zou toch eigenlijk verwachten dat binnen de filantropische sector de aard van ons werk op zichzelf al een weldadige bron van inspiratie is. De gigantische opkomst van de vertegenwoordigers van de Nederlandse filantropische sector op congressen doet mij echter concluderen dat congresbezoek toch vooral wordt gezien als een noodzakelijkheid dan wel een verworven recht.
En zoals dat met verslaving gaat; hoe meer je tot je neemt, hoe groter de behoefte wordt. Daarom worden congressen waar uren in vliegtuigstoelen en nachten in hotelbedden moeten worden doorgebracht, steeds populairder bij de Nederlandse filantropische professional. En dus zijn de Nederlanders ook buitengewoon goed vertegenwoordigd op internationale congressen.
Maar wat levert dat van de ene na de andere inspirerende sessie hollen nou eigenlijk op? 'Inspiratie opdoen' als doel levert weinig tot niets op. Behalve voor de inspirator. Die heeft zijn doel bereikt. De impact van al deze inspiratie kan echter nauwelijks worden aangetoond. En menig congresganger geeft zuchtend toe dat hij vol goede ideeën terugkwam, maar dat er bij terugkomst zoveel werk lag, dat de goede ideeën al snel in de la belandden. Ach ja, je bent er toch even lekker uit geweest.
Jaren geleden, lang voordat we in Nederland filantropie als een professionele activiteit zagen, was het een warm bad, zo'n internationaal congres. Ervaren professionals en beroemdheden in het vak staken de toehoorders een hart onder de riem: 'het is heus een echte professie'. Mensen konden daar maanden op teren. Maar de hedendaagse filantropische professional is toch voorbij dit stadium, mag ik hopen.
Het stadium waarin we beland zijn heeft tal van mogelijkheden voor verdieping in het vak. Nederland huisvest maar liefst twee universiteiten waar de filantropische professional zijn academische batterij kan opladen, de aanbieders van beroepsgerichte opleidingen hebben de handen ineengeslagen en programmeren geaccrediteerde opleidingen en leergangen en een aantal hogescholen ontwikkelen interessante trajecten op het gebied van filantropie. Ik hoop van harte dat binnenkort deze opleidingsinstituten de vraag nauwelijks aankunnen, dat de filantropische professional ook voor zijn eigen professionele ontwikkeling kiest voor impact. En inspiratie, die moeten we maar opdoen op de wc of tijdens het douchen.
Pelagia de Wild is hoofd fondsenwerving bij het het Antoni van Leeuwenhoek ziekenhuis en geeft het stokje door aan Wim Koning, een inspirerende pionier op het gebied van fondsenwerving bij universiteiten.
Agenda