AMSTELVEEN (1 April) - Vorig jaar op Civil Society was de ambitieuze aftrap voor Agenda Filantropie 2010. Daarna was het even stil,maar de Agenda staat inmiddels weer op ieders agenda. Gisteren was er in het Amsterdamse Corvershof een inspirerende bijeenkomst voor de complete sector waarin vijf belangrijke thema's verder werden uitgewerkt. Een impressie van de discussie over Beeldvorming en Imago.
Elan lijkt terug
Op woensdagmiddag 31 maart debatteerden vijf groepen mensen, afkomstig uit alle geledingen van de filantropiesector, over vijf hoofdthema's van de AgendaFilantropie. Doel: de tot nog toe abstracte discussies verder concretiseren en uitwerken, zodat er een aantal werkbare scenario's ontstaat.
Voornaamste verdienste van de bijeenkomst van 31 maart is wel dat het élan van vorig jaar,toen de eerste opzet van de Agenda werd gepresenteerd tijdens Civil SocietyCongres in Rotterdam, weer helemaal terug lijkt te zijn. De deelnemers deden enthousiast mee aan de debatten over respectievelijk de Databank Filantropie (‘gouwe ouwe'), Het Gesprek (dialoog met alle relevante groepen stakeholders), Filantropie 2.0. (al geruime tijd actief), Relatie met de Overheid en Beeldvorming en Imago.
Incidenten enhype regeren ons imago
De sessie Beeldvorming was voorbereid en werd begeleid door Jan van Berkel (Leprastichting) en Michael Rutgers (Astmafonds). De noodzaak tot een vorm van gezamenlijke aanpak om de beeldvorming van de sector enigszins positief te kunnen beïnvloeden, werd door iedereen sterk gevoeld. De hype-achtige mediacultuur,de toenemende kritische houding van bepaalde groepen donateurs, het tamelijk passief incasseren van het ene incident na het volgende: iedereen was het erover eens dat dit een weinig structurele manier is om de sector krachtig en positief neer te zetten.
Wie zijn we als sector? Wat willen we zijn? Wat verbindt ons en wat verdeelt ons? Is er een zekere eenheid te vinden in deze enorme vergaarbak?
Afbakening vande identiteit
Wat valt er eigenlijk onder de filantropiesector? Vermogensfondsen: ja, fondsenwervende organisaties: ja. Maar woningbouwverenigingen en zorginstellingen? Een sluitende definitie van filantropie bestaat er eigenlijk niet, maar de Angelsaksische formulering lijkt werkbaar: ‘Zij die werken aan een betere wereld met privaat geld.'
Juist de afbakening van de sector is cruciaal voor een gezamenlijk gevoelde en daarna uitgedragen identiteit. Elementen als: ‘we doen wat de overheid laat liggen' en‘we zijn mensen die werken voor mensen' maken ook deel uit van de gemeenschappelijke identiteit. Voorlopige gemeenschappelijke slogan, ondanks de zorg-connotatie: Yes, we care.
De deelnemers aan het debat konden zich uiteindelijk vinden in de gemeenschappelijke rol als intermediair tussen goedwillende mensen en grote problemen. ‘Wij mobiliseren de betrokkenheid van mensen.'
Emoties verkopen,emoties oogsten
Duidelijk is dat de sector er níet komt met nog meer transparantie en nog meer rapporteren van positieve resultaten en impact. Zelfs het eerlijk communiceren van mislukkingen en fouten, slaagt er onvoldoende in het vertrouwen bij een groot publiek te herstellen. De oorzaak van de vertrouwenscrisis blijkt lastig aan te pakken.
Te veel hebben incidenten het filantropie-imago bepaald en onze reacties zijn maar al te vaak defensief: nóg meer openheid, nóg meer uitleggerige informatie voor mensen die daar duidelijk nauwelijks op zitten te wachten. ‘Ik maak me geen illusies: niemand leest dat schitterende jaarverslag.'
De filantropiesector lijdt collectief aan het Michael Jackson-syndroom: het publiek koestert zulke hoge verwachtingen, dromen en idealen over ons dat we daarna onvermijdelijk van onze sokkels worden gehaald. Begrijpelijk als sociologisch en psychologisch fenomeen, maar hoe voorkomen we dat? ‘We zijn geen bedrijven, we spreken dromen en idealen aan, dus we zullen ook moeten dealen met de nadelen van die positie.' Met andere woorden: ‘Je hebt emoties verkocht, dus je zult ook emoties oogsten.' Vermoedelijk veel meer dan de gemiddelde dakpannenfabriek.
Meer bewegingdan bedrijf
De ontwikkeling die de sector (en met name aansprekende goede doelen) hebben doorgemaakt, is duidelijk zichtbaar: na een bevlogen start van een klein groepje idealisten volgde de noodzakelijke professionalisering en verzakelijking. Dat heeft geleid tot een grotere afstand tot alle kleine en grote investeerders in onze missie. Ze herkennen zich steeds minder in gladde instituten waar ze weliswaar als ‘klant'' worden aangesproken, maar zich steeds verder verwijderd voelen van het goede gevoel zélf een deel van de oplossing te zijn. Toch kunnen we die professionalisering niet terugdraaien.
Michael Rutgers: ‘Ik denk dat we meer terug moeten naar het gevoel van een "beweging"en een community en minder moeten nastreven een "bedrijf" te zijn.'
De enorme groei van lokale initiatieven en lokale cultuur illustreert de hang naar verbondenheid en authenticiteit. Het móet mogelijk zijn deze elementen terug te brengen in onze organisaties en identiteit. Van Berkel: ‘Ze zijn we toch allemaal ook begonnen?'
Als sector zijn we na bevlogenheid en technocratie nu aangekomen in de fase van dichtbije inspirator. Vergelijk de ouderwetse huisarts die elke patiënt kent.Die wil ook iedereen wel weer terug.
De bal ligt níet bij de branche-organisaties
Opmerkelijkwas het enthousiasme van de deelnemers aan het debat, ongeacht de geleding waaruit ze afkomstig waren.
Men vond elkaar in de werkwijze: eerst een gemeenschappelijk aansprekend verhaal en mission statement, dan komt er vanzelf een geschikte gemeenschappelijke ‘ambassadeur' naar boven. ‘Een soort Maxima zou ideaal zijn.'
Verder voornemen: vooral uitkijken voor de versnippering en het handelen vanuit eigenbelang. Ook absoluut vermijden: de "lange gang door de instituties". Met andere woorden: gewoon zelf aan de slag en vooral niet de bal leggen bij branche-organisaties.
Opmerkelijke observatie: qua communicatie valt er misschien nog iets te leren van de Postcode Loterij: die slaagt er in om de gemeenschappelijke waarden van filantropische instellingen heel laagdrempelig en aansprekend te communiceren.
Rutgers:‘Wat we hier vanmiddag doen is een wezenlijk onderdeel van datgene waar we naar streven. Ook al zijn we dan misschien een zootje ongeregeld.'
Een nieuwe afspraak wordt gemaakt en in de wandelgangen gaat het debat verder. Een enigszins verraste deelnemer: ‘Er is toch wel iets van een soort van samengevoel. En dat is meer dan ik ooit gevoeld heb.'
Wordt vervolgd op 20 mei op Civil Society Congres in Bussum.